EEN BAND
REPAREREN
ALGEMENE INSTRUCTIES
De auto is voorzien van de snelle
bandenreparatiekit "Fix&Go Automatic".
92) 94)
Volg onderstaande instructies om deze
te gebruiken.
93) 95) 96)13)2)
"Fix&Go automatic" KIT
Deze bevindt zich in de bagageruimte.
De kit bevat:
❒een busje A fig. 80 met
afdichtmiddel, voorzien van: een
vulleiding B en een sticker C met
daarop het opschrift “max. 80 km/h”
die na reparatie op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats
moet worden aangebracht (bijv. op
het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;
❒een informatiefolder fig. 81 met de
aanwijzingen voor een correct
gebruik van de bandenreparatiekit.
Deze informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel
dat de band behandeld met deze kit
moet repareren;❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20
°C en +50 °C. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum.OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
97)
❒trek de handrem aan, draai de
ventieldop los, neem de vulleiding A
fig. 82 uit en draai de ringmoer B
op het ventiel van de band vast;
❒controleer of schakelaar A fig. 83 van
de compressor in stand 0 (uit) staat,
start de motor, steek de stekker in
het stopcontact op de tunnelconsole
(zie fig. 84) en schakel de
compressor in door schakelaar A fig.
83 in stand I (aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens", is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B fig. 83; doe dit bij
uitgeschakelde compressor om een
preciezere aflezing te verkrijgen;
80A0L0076
81A0L0077
82A0L0078
125
BELANGRIJK
20) Het sleepoog kan alleen
bevestigd worden aan de
voorzijde van de auto.
BELANGRIJK
115) Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en
vervolgens op STOP worden
gezet, zonder de sleutel uit het
contactslot te nemen. Als de
sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het
stuurslot ingeschakeld waardoor
de auto niet kan worden bestuurd.
Controleer ook of de
versnellingsbak/transmissie in
neutraal staat (N).116) Vergeet niet dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging ook
niet werkt. Daarom is er meer
kracht nodig bij het intrappen van
het pedaal om te remmen.
Gebruik voor het slepen geen
flexibele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer
of er tijdens het slepen geen delen
van de auto door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen
van de auto moeten alle
specifieke verkeersvoorschriften
in acht genomen worden, zowel
voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag
op de weg. Start de motor niet
wanneer de auto wordt gesleept.
Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad
zorgvuldig schoon. Zorg ervoor
dat het sleepoog volledig in de
zitting is vastgeschroefd alvorens
de auto te slepen.117) Het sleepoog mag uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen
over de weg in pechgevallen.
Het is toegestaan de auto over
korte afstanden te slepen m.b.v.
geschikte middelen conform de
wegenverkeerswetgeving (starre
stang), om de auto over de weg te
verplaatsen om hem gebruiksklaar
te maken voor het slepen of voor
transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden
gebruikt om voertuigen off-road
(d.w.z. over onverharde wegen) te
slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels
of andere niet-starre
hulpmiddelen. In
overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden,
moet men voor het slepen twee
voertuigen gebruiken (een
slepend en een gesleept voertuig),
beide zoveel mogelijk op één lijn.
146
NOODGEVALLEN
ACCU
Het elektrolyt van de accu A fig. 127
hoeft niet te worden bijgevuld met
gedestilleerd water. Een periodieke
controle bij een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt is echter noodzakelijk om
de efficiëntie te verifiëren.
ACCU VERVANGEN
127) 128) 129) 130)
27)
4)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren en de
achterklep goed gesloten zijn.
Hiermee wordt voorkomen dat de
verlichting in respectievelijk het
interieur en de bagageruimte blijft
branden.
❒schakel de interieurverlichting uit; de
auto is in ieder geval uitgerust met
een systeem dat de binnenverlichting
automatisch uitschakelt;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor
is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool
op de accu los.BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens één minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen. Wanneer de elektrische
voeding naar de accu weer wordt
aangesloten, controleren of de
contactsleutel in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger
voor bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
zie dan de paragraaf "Langdurige
stilstand van de auto” in het hoofdstuk
"Starten en rijden".
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt;
het gekwalificeerde personeel zal dan
het totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
127A0L0138
160
ONDERHOUD EN ZORG
– vloeistofniveau van het
motorkoelsysteem ..................... 155
Motorolie
– niveau controleren ..................... 155
– verbruik ..................................... 155
Motorruimte
– niveaus controleren ................... 153
– reinigen ..................................... 165
Motor starten ................................. 110
Onderhoud en zorg
– geprogrammeerd onderhoud .... 148
– Geprogrammeerd
onderhoudsschema .................. 149
– intensief gebruik van de auto ..... 152
– periodieke controles .................. 152
Opbergvakken ............................... 35
Opbergvak ..................................... 36
Opkrikken van de auto ................... 144
Parkeerlichten ............................... 29
Parkeersensoren ............................ 53
Parkeren ........................................ 111
– Handrem ................................... 111
Plafondverlichting ........................... 33
Plafondverlichting
– lamp vervangen ......................... 139
Plafondverlichting
– Plafondverlichting voor .............. 33
Portieren ........................................ 38
– Centrale
portiervergrendeling/ontgrendeling................................................. 38Pre-Fill-systeem (RAB - Ready
Alert Brake) .................................. 46
Prestaties ....................................... 184
Radio ............................................ 51
Radiozenders en mobiele
telefoons ...................................... 52
Reiniging en onderhoud
– auto-interieur ............................. 166
– carrosserie ................................ 164
– koplampen ................................ 165
– kunststof en gecoate
interieurdelen............................. 167
– lederen interieurdelen ................ 167
– lederen stoelen .......................... 167
– motorruimte .............................. 165
– ruiten......................................... 165
– stoelen en stoffen bekleding ...... 166
Remmen ........................................ 176
– remvloeistofniveau ..................... 156
Richtingaanwijzers achter ............... 137
Richtingaanwijzers ......................... 29
– lamp vervangen ......................... 136
– "Rijbaanwissel"-functie .............. 29
Rijstijl.............................................. 118
Ruiten reinigen ............................... 30
Ruiten (reinigen) ............................. 165
Ruitensproeier
– vloeistofniveau ruitensproeier ..... 155
Ruitensproeiers voorruit ................. 164
Ruitenwisser– wisserbladen ............................. 163
– wisserbladen vervangen ............ 163
Ruitenwisser/-sproeier ................... 30
– Automatische
wis-/wasregeling ....................... 30
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) .................................... 100
Setup-menu ................................... 67
Slepen van de auto ........................ 145
– Montage van het sleepoog ........ 145
Smeermiddelen (specificaties) ........ 187
Sneeuwkettingen ........................... 120
Snelheidsmeter .............................. 66
Stadslicht/dimlicht .......................... 28
Stadslichten/dagverlichting (DRL)
– lamp vervangen ......................... 136
Stadslichten/remlichten .................. 138
Stoelen .......................................... 16
Stopcontact ................................... 36
Stuurinrichting ................................ 178
Stuurslot ........................................ 15
Stuurwiel ........................................ 17
Symbolen....................................... 10
Tanken .................................... 60-186
Tas op rugleuning ........................... 37
Technische gegevens ..................... 170
Toerenteller .................................... 66
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System)........................................ 56
Transmissie .................................... 175
ALFABETISCH REGISTER