Page 184 of 271

182Rijden en bediening9Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de sto‐
ring onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijke wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Zet voor het tanken de motor en
alle hulpverwarmingen met ver‐
brandingskamers uit. Zet alle mo‐
biele telefoons uit.
Bij het tanken de gebruiks- en vei‐ ligheidsvoorschriften van het tank‐station in acht nemen.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
Page 185 of 271
Rijden en bediening183
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankklep door tegen de
klep te duwen.
Draai de dop langzaam naar links om hem te openen.Bij het tanken de tankdop in de steun
op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en open‐
zetten.
Nadat deze automatisch is afgesla‐
gen, kunnen er nog max. twee doses worden toegevoegd.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop naar rechts tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Schroef de beschermdop los van de
vulpijphals.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
Page 186 of 271

184Rijden en bediening
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐stuk naar beneden.
DISH-vulpijphals (Italië): Plaats het
vulmondstuk in de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐
stuk naar beneden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter
en draai het een kwartslag naar links
of rechts. Trek zo ver mogelijk aan de vergrendelhendel van het vulmond‐
stuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van het toevoerpunt
voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of gaat langzaam werken als de tank voor 80% gevuld is (maximum‐
peil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Om veiligheidsredenen mag de
vloeibaar-gastank maar tot 80 %
worden gevuld.
De meerwegklep op de vloeibaar- gastank beperkt de te vullen hoeveel‐
heid automatisch. Als een grotere
hoeveelheid wordt toegevoegd, ra‐
den we aan om de auto niet aan de
zon bloot te stellen voordat de extra
hoeveelheid is opgebruikt.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet zijn ge‐ normaliseerd, zijn verschillende
adapters nodig die verkrijgbaar zijn bij
Opel distributeurs en bij door Opel er‐ kende reparateurs.
Page 269 of 271

267
Parkeren .............................. 20, 141
Park pilot met ultrasoonsensoren 163
Partikelfilter ................................. 142
Pedaal intrappen .......................... 95
Persoonlijke instellingen ............111
Pollenfilter .................................. 134
Portieren ....................................... 27
Portier open ................................. 99
Prestaties ................................... 253
Profieldiepte ............................... 222
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 263
Regelbare instrumentenverlich‐ ting ......................................... 121
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 262
Remassistentie .......................... 153
Rem- en koppelingssysteem .......95
Rem- en koppelingsvloeistof ......243
Remmen ............................ 151, 197
Remvloeistof .............................. 197
Reservewiel ............................... 232
Richtingaanwijzer ........................93
Richtingaanwijzers ..................... 119
Richtingaanwijzers vooraan ......205
Roetfilter ............................... 97, 142
Rugleuning neerklappen .............40
Ruiten ........................................... 32Rijgedrag en aanhangertips ......186
Rijregelsystemen ........................153
Rijverlichting .......................... 13, 98
S
Schakelen ..................................... 96
Service ....................................... 134
Service-display ............................ 90
Service-indicatie .......................... 95
Service-informatie ...................... 242
Sjorogen ...................................... 75
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 22
Sleutels, sloten ............................. 22
Sneeuwkettingen .......................223
Snelheidsbegrenzer .............99, 158
Snelheidsmeter ............................ 87
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................197
Stadsmodus................................ 155
Startbeveiliging ......................30, 98
Starten en bedienen ...................136
Starthulp gebruiken ...................234
Stoelpositie .................................. 38
Stoelverstelling ........................7, 39
Stoelverwarming ........................... 42
Stop/Start-systeem .....................138
Storing ............................... 146, 151
Storingsindicatielamp ..................94
Stroomonderbreking ..................146Stuurbedieningsknoppen .............79
Stuurbekrachtiging........................ 96 Stuurwiel instellen ........................ 10
Stuurwielverstelling ...................... 79
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 182
Te laag brandstofpeil ...................98
Toerenteller ................................. 88
Top-Tether-bevestigingsogen ......58
Traction Control .........................153
Traction Control-systeem UIT....... 97 Trekhaak .................................... 188
Trekken............................... 186, 236
Trekstang.................................... 186
Typeplaatje ................................ 246
U
Uitlaatgassen ............................. 142
Uitrol-brandstofafsluiter .............138
Uitstapverlichting .......................123
Ultrasoonparkeerhulp ..................96
Uw autogegevens ..........................3
V
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 222
Vaste luchtroosters ....................134
Veiligheidsgordel ...........................8