Page 98 of 241
96Instrumenten en bedieningsorganen
Het Midlevel-display kan beschikbaarzijn bij het informatiemenu dagteller/
brandstof.
Uplevel-display
■ dagteller 1
■ gemiddeld verbruik 1
■ gemiddelde snelheid 1
■ dagteller 2
■ gemiddeld verbruik 2
■ gemiddelde snelheid 2
■ digitale snelheid
■ actieradius
■ momentaan verbruik
Selectie en aanduiding kunnen ver‐
schillen tussen Midlevel-display en
Uplevel-display.
Twee tripcomputers
De informatie van twee tripcomputers kan afzonderlijk worden teruggezet
voor de kilometerteller, het gemid‐
delde verbruik en de gemiddelde
snelheid. Zo kunnen er verschillende
tripgegevens worden weergegeven.
Page 99 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen97
Dagteller
De dagteller geeft de huidige afstand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2.000 km en start dan weer op 0.
Zet de dagteller terug door enkele se‐ conden op de toets SET/CLR op de
betreffende pagina te drukken.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en start met een
standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u de toets
SET/CLR op de betreffende pagina
enkele seconden in.
Bij auto's met LPG-motoren: Het ge‐
middelde verbruik wordt aangegeven
voor de momenteel geselecteerde
modus (LPG of benzine).
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.Voor het resetten drukt u de toets
SET/CLR op de betreffende pagina
enkele seconden in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.
Actieradius brandstof
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er een bericht op
het display. Y op de brandstofmeter
gaat branden.
Wanneer u onmiddellijk moet bijtan‐ ken, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het display. Y op de
brandstofmeter knippert.
Y 3 92.Actieradius brandstof LPG-versie
Weergeven van de actieradius brand‐
stof bij benadering met de resterende
brandstof in elke betreffende brand‐
stoftank met benzine en LPG, samen met de totale actieradius van beide
brandstofsoorten samen. Schakel
tussen de modi door op de toets
SET/CLR te drukken.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij auto's met LPG-motoren: Het mo‐
mentane verbruik wordt aangegeven
voor de momenteel geselecteerde
modus: LPG of benzine.
Informatiemenu ECO s
Druk op de toets MENU om s op
de bovenste regel van het display te
selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren. Druk ter bevesti‐
ging op de toets SET/CLR.
Page 100 of 241

98Instrumenten en bedieningsorganen
Submenu's zijn:
■Schakelaanduiding : De huidige
versnelling verschijnt in een pijltje. Het cijfer erboven geeft aan dat de
bestuurder omwille van het brand‐
stofverbruik moet opschakelen.
Eco-index-display : Het huidige
brandstofverbruik verschijnt op een segmentendisplay. Pas voor een
zuinige rijstijl uw rijstijl zodanig aan
dat de gevulde segmenten binnen
de Eco-zone blijven. Hoe meer
segmenten er gevuld zijn, hoe ho‐
ger het brandstofverbruik. Tegelij‐
kertijd wordt de huidige verbruiks‐
waarde weergegeven.
■ Grootverbruikers De lijst van de
hoogste momenteel ingeschakelde
comfortverbruikers verschijnt in af‐ lopende volgorde. De mogelijke
brandstofbesparing wordt aange‐
geven. Een uitgeschakelde verbrui‐ ker verdwijnt van de lijst en de ver‐bruikswaarde wordt bijgewerkt.■ Zuinig rijden : geeft de gemiddelde
verbruiksontwikkeling over een af‐
stand van 50 km weer. Gevulde
segmenten tonen het verbruik in
stappen van 5 km en laten de ge‐ volgen van de terreingesteldheid of
het rijgedrag op het brandstofver‐
bruik zien.
Colour-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
Page 101 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen99
Het Colour-Info-Display met aanraak‐
schermfunctionaliteit geeft in kleur
aan:
■ tijd 3 80
■ buitentemperatuur 3 79
■ datum 3 80
■ instellingen elektronische klimaat‐ regeling 3 119
■ instructies m.b.t. de parkeerhulp en
de geavanceerde parkeerhulp
3 146
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ systeemberichten
■ boordinformatie 3 100
■ persoonlijke instellingen 3 104
Het type informatie en de weergave
daarvan is afhankelijk van de gecon‐
figureerde instellingen.
Menu's en instellingen
selecteren Via het display van het aanraak‐
scherm hebt u toegang tot menu's en
instellingen.
Toets ; indrukken: pagina Home
verschijnt.
Op schermpictogram Instellingen tik‐
ken: Menupagina Instellingen ver‐
schijnt. Selecteer een instelling door erop te tikken.
Tik nogmaals op een geselecteerde
instelling of waarde om deze te be‐
vestigen.
Druk op displaytoets q om een menu
of instelling af te sluiten zonder het
laatste teken in een tekenreeks te wij‐ zigen of te wissen.
Sluit het menu Instellingen af door
stapsgewijs op displaytoets q te
drukken of door na het bevestigen
van de wijzigingen op toets ; te druk‐
ken.
Persoonlijke instellingen 3 104.
Opgeslagen instellingen 3 23.
Graphic-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een Graphic-
Info-Display.
Page 102 of 241

100Instrumenten en bedieningsorganen
Het Graphic-Info-Display geeft aan:■ tijd 3 80
■ buitentemperatuur 3 79
■ datum 3 80
■ instellingen elektronische klimaat‐ regeling 3 119
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ persoonlijke instellingen 3 104
Menu's en instellingen
selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Toets CONFIG indrukken: Menupa‐
gina Instellingen verschijnt.
Draai aan knop MENU-TUNE voor
selecteren van een instelling of
waarde.
Druk op toets MENU-TUNE voor be‐
vestigen van een instelling of waarde.
Druk op toets BACK om een menu of
instelling af te sluiten zonder het laat‐ ste teken in een tekenreeks te wijzi‐
gen of te wissen. Druk enkele secon‐
den op de toets om de gehele invoer
te wissen.
Sluit het menu Instellingen af door
steeds op toets BACK te drukken of
door na het bevestigen van de wijzi‐
gingen op toets CONFIG te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 104.
Opgeslagen instellingen 3 23.
Boordinformatie
Meldingen worden voornamelijk
weergegeven op het Driver Informa‐
tion Center (DIC); in sommige geval‐
len samen met een waarschuwings‐
zoemer.
Druk op de knop SET/CLR, de knop
MENU of draai aan het stelwieltje om
een bericht te bevestigen.
Page 103 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen101
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie1Motorolie verversen3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer inNr.Boordinformatie9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defectNr.Boordinformatie28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem
Page 104 of 241

102Instrumenten en bedieningsorganen
Nr.Boordinformatie79Vul motorolie bij82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uitBoordinformatie op Uplevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
■ vloeistofpeilen
■ diefstalalarmsysteem
■ remmen
■ rijregelsystemen
■ cruise control, snelheidsbegrenzer
■ parkeerhulpsystemen
■ verlichting, gloeilamp vervangen
■ wis-/wasinstallatie
■ portieren, ruiten
■ handzender
■ veiligheidsgordels
■ airbagsystemen
■ motor en versnellingsbak
■ bandenspanning
■ accu
Boordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen ook op het
Colour-Info-Display. Sommige be‐ richten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.
Page 105 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen103
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer u een geprogrammeerde snelheid overschrijdt.
■ Wanneer er een waarschuwings‐ bericht verschijnt op het Driver In‐
formation Center of op het infodis‐
play.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Na het inschakelen van de achter‐ uitversnelling en het uittrekken van
de achterdrager.Bij het parkeren van de auto en/
of het openen van hetbestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information
Center.
Uplevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. destoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere grootverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.