40
Controle tijdens het rijden
508_nl_Chap01_controle de marche_ed01-2014
Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met Stop & Start, registreert een teller hoelang de STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd. De teller wordt, elke keer als u het contact met de sleutel aanzet, weer op nul gezet.
54
Toegang tot de auto
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2014
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: - een ruit op een kier blijft staan, - de auto wordt gewassen, - een wiel wordt ver wisseld, - de auto wordt gesleept, - de auto op een boot wordt vervoerd.
Uitschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging
Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze knop tot het verklikkerlampje blijft branden. Verlaat de auto.
Druk onmiddellijk op de vergrendelknop van de afstandsbediening of vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden. Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld.
Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om de omtrekbeveiliging uit te schakelen. Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening of vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om alle alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw één keer per seconde knipperen.
Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Open het portier; het alarm gaat af. Zet het contact aan, het alarm stopt. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Automatisch inschakelen *
Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is gesloten, automatisch ingeschakeld. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt of moet de auto ontgrendeld worden met het "Keyless entry and start"-systeem.
64
Toegang tot de auto
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2014
Brandstoftank Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 72 liter (of 55 liter, afhankelijk van de uitvoering).
Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt, wordt deze stijging van het brandstofniveau niet weergegeven op de brandstofmeter. Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal. Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto). Open de vuldop door deze een kwart omwenteling linksom te draaien. Ver wijder de vuldop en plaats deze op de steun (aan de klep).
Openen
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt voordat de motor kan worden gestar t.
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel.
- Druk op de toets. Dit is gedurende enkele minuten na het afzetten van het contact mogelijk. Zet het contact nog een keer aan om deze functie opnieuw te activeren (indien nodig).
Tanken
Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in. Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden. Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop een kwart omwenteling rechtsom te draaien. Druk de klep van de tankdop dicht.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert. Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije benzine worden gebruikt. Door de vernauwde vulpijp kan alleen benzine worden getankt.
3
71
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage ter hoogte van de lendenen van de bestuurder. De functie werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Inschakelen
Druk op deze knop.
Het verklikkerlampje gaat branden en de
massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in cycli van 6 minuten uitgevoerd (4 minuten massage worden gevolgd door 2 minuten rust). Het systeem voert in totaal 10 cycli uit. Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het verklikkerlampje gaat dan uit.
Uitschakelen
U kunt de massagefunctie op elk gewenst moment uitschakelen door op deze knop te drukken.
3
91
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
4. Automatisch programma "Zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen of te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden. Draai de knop 2 of 3 naar links totdat "LO" verschijnt of naar rechts totdat "HI" verschijnt.
Zie paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing vóór".
Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde af te stemmen op die van de bestuurderszijde (centrale regeling). Het lampje van de toets gaat branden.
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig automatisch te laten functioneren.
Handmatig instellen
5. Centrale regeling/gescheiden regeling
De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
6. Airconditioning aan/uit
Dit systeem maakt het mogelijk om: - in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen, - in de winter, bij temperaturen hoger dan 3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
7. Maximale werking airconditioning
Als u de temperatuur van de lucht in het interieur tijdelijk wilt verlagen, drukt u op deze toets; de aanduiding "LO" wordt weergegeven. Druk nogmaals op de toets om terug te gaan naar de vorige instellingen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Inschakelen Druk op de toets "A /C " , het desbetreffende lampje gaat groen branden. De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen Druk nogmaals op de toets "A /C " , het groene lampje dooft.
Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, condens).
94
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
5. Automatisch programma "Zicht"
6. Centrale regeling / Quadrizone
7. In-/uitschakelen van de airconditioning
Handmatige instellingen
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Druk op een van de toetsen Soft /Auto/Fast om de automatische stand weer in te schakelen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Zie de paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing vóór".
Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde voor en achter af te stemmen op die van de bestuurderszijde (centrale regeling). Het lampje in de toets gaat branden.
De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen. Dit systeem maakt het mogelijk om:
- in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen, - in de winter, bij temperaturen hoger dan 3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen Druk op de toets "A /C " , het desbetreffende lampje gaat groen branden. De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen Druk nogmaals op de toets "A /C " , het desbetreffende groene lampje dooft. Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Om het interieur maximaal te verkoelen of te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden. Draai de knop 3 of 4 linksom tot "LO"wordt weergegeven of rechtsom tot
"HI" wordt weergegeven.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
98
Comfort
508_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat minder stroomverbruik leidt tot een lager brandstofverbruik.
Ontwasemen -
Ontdooien vóór Achterruitverwarming
De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning.
Met handbediende
airconditioning
Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Met automatische
airconditioning met gescheiden
regeling of quadrizone
Automatisch programma "Zicht"
AAN
Druk op deze toets om de achterruit en, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitver warming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklikkerlampje van de toets gaat uit.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Stel de temperatuurregeling in om de ruiten sneller te ontwasemen/ontdooien. Druk om het programma uit te schakelen nogmaals op de toets "Zicht". Het lampje van de toets gaat uit en het systeem wordt weer ingeschakeld met de instellingen van vóór de inschakeling van het programma.
Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Als bij de airconditioning quadrizone op deze toets wordt gedrukt, wordt de airconditioning achter uitgeschakeld en wordt de bediening ervan geblokkeerd. Druk nogmaals op de toets "Zicht" of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen; het lampje in de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO" gaat branden. Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.
4
101
Rijden
508_nl_Chap04_conduite_ed01-2014
Starten - afzetten van de motor Handgeschakelde versnellingsbak : zet de versnellingshendel in de neutraalstand. Gestuurde handgeschakelde versnellingsbak : zet de selectiehendel in de stand N . Automatische transmissie : zet de selectiehendel in de stand P of N .
Steek de sleutel in het contactslot. Draai de sleutel rechtsom in de stand 3 (Star ten) . Laat zodra de motor draait de sleutel los.
Starten met de sleutel
Afzetten met de sleutel
Zet de auto stil. Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) . Ver wijder de sleutel uit het contactslot.
Bij zeer lage temperaturen wordt bij auto's met een dieselmotor de motor pas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Sleutel vergeten
Als de sleutel niet uit het contactslot wordt gehaald, klinkt een geluidssignaal bij het openen van het bestuurdersportier.
Als aan een van de voor waarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet. De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het rempedaal in (auto's met automatische transmissie of gestuurde handgeschakelde versnellingsbak) of trap het koppelingspedaal volledig in (auto's met handgeschakelde versnellingsbak) en houd het pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten met de
elektronische sleutel
Druk op de knop " START/STOP ".
Afzetten met de
elektronische sleutel
Zet de auto stil.
Druk op de knop " START/STOP " terwijl de elektronische sleutel zich in het interieur van de auto bevindt. De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld.
Stand Accessoires
De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Druk, zonder een pedaal in te trappen, op de knop "START/STOP" om het contact aan of af te zetten en zo de verschillende uitrustingselementen te activeren.