Page 253 of 305
Verzorging van de auto251
Nr.Stroomkring712 V-aansluiting8Dimlicht links, carrosserieregel‐
module9Dimlicht rechts, carrosseriere‐
gelmodule, airbagmodule10Portiersloten, carrosserieregel‐
module11Aanjager12–13–14Diagnosestekker15Airbag1612 V-aansluiting17Airconditioningssysteem18Logistiek19Carrosserieregelmodule20Carrosserieregelmodule21Instrumentengroep, diefstala‐
larmsysteem22Contactsensor23CarrosserieregelmoduleNr.Stroomkring24Carrosserieregelmodule25–26–
Zekeringenkast in
bagageruimte
De zekeringenkast zit links in de ba‐
gageruimte achter een deksel.
Verwijder het deksel.
Indien voorzien van bandenreparatie‐ set, gehele box verwijderen.
Page 254 of 305
252Verzorging van de auto
Toewijzingen van de zekeringenNr.Stroomkring1–2Aanhangeraansluiting3Park Pilot4Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie5–6–7Elektrisch verstelbare stoel8–9Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie10Stikstofoxidesensor11Aanhangermodule, aanhanger‐
aansluiting12Aanhangermodule13Aanhangeraansluiting14–15–16Achteruitkijkspiegel, achteruit‐
kijkcameraNr.Stroomkring1712 V-aansluiting18–19Stuurwielverwarming20Zonnescherm21Verwarmde voorstoelen22–23–24Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie25–26–27–28–29–30–31–32Actief dempingssysteem, Lane
Departure Warning
Page 257 of 305

Verzorging van de auto255Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐
denspanning in alle vier de banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken in Informatie- menu
voertuig op het Driver Information
Centre.
U selecteert het menu met de knop‐
pen op de richtingaanwijzerhendel.
Druk op de knop MENU om
Informatie- menu voertuig X te kie‐
zen.
Draai aan het stelwiel om het ban‐
denspanningscontrolesysteem te se‐ lecteren.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen herkent u aan een bericht waarbij de desbetreffende
band knippert op het Driver Informa‐
tion Center.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 117.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 292.
Page 258 of 305

256Verzorging van de auto
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op het DIC bij
te werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Boordinformatie 3 126.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen spanningssensor. Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze wielen. De contro‐
lelamp w brandt. Voor de overige drie
wielen blijft het systeem werken.
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadeligbeïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Bij opgeschroefde sensoren;
vervang het ventielelement en de
keerring. Bij opgeklikte sensor; ver‐
vang de complete ventielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 292 en selecteer de betreffende in‐
stelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatie- menu
voertuig 3 119.
Selecteer:
■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
■ Max voor volledige belading
Automatisch inleren
Nadat de wielen zijn vervangen moet de auto ongeveer 20 minuten blijven
stilstaan alvorens het systeem een
herberekening uitvoert. Het daarop‐
volgende inleerproces duurt
10 minuten bij een minimale rijsnel‐
heid van 20 km/u. In dit geval kan
Page 303 of 305

301
Opbergvak.................................... 67
Opbergvakken .............................. 67
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................67
Opbergvak middenconsole ..........71
Opbergvak onder passagiersstoel 70
Opgeslagen instellingen ...............23
Opklapbaar aflegvlak ...................95
Opschakelen............................... 115
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panoramadak .............................. 36
Parkeerhulp ............................... 200
Parkeerlichten ............................ 150
Parkeren .............................. 19, 168
Park pilot met ultrasoonsensoren 200
Partikelfilter ................................. 169
Pech ........................................... 269
Persoonlijke instellingen ............133
Pollenfilter .................................. 162
Portieren ....................................... 26
Portier open ............................... 119
Prestaties ................................... 286
Profieldiepte ............................... 257
Q
Quickheat ................................... 160R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 296
Rails en haken bagageruimte ......91
Regelbare instrumentenverlichting ...........150
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 295
Remassistentie .......................... 180
Rem- en koppelingssysteem .....114
Rem- en koppelingsvloeistof ......276
Remmen ............................ 178, 235
Remvloeistof .............................. 235
Reservewiel ............................... 264
Richtingaanwijzer ......................112
Richtingaanwijzers ..................... 148
Roetfilter ............................. 116, 169
Rolschermen ............................... 35
Ruiten ........................................... 32
Rijgedrag en aanhangertips ......226
Rijregelsysteem .......................... 180
Rijverlichting ........................ 12, 118
S Selectieve katalysatorreductie ....170
Service ............................... 162, 275
Service-display .......................... 109
Service-indicatie ........................114
Service-informatie ...................... 275Sjorogen ...................................... 91
Slepen ................................ 225, 269
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................258
Snelheidsbegrenzer ...................185
Snelheidsmeter .......................... 107
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................234
Startbeveiliging ....................30, 117
Starten en bedienen ...................164
Starthulp gebruiken ...................268
Stoelpositie .................................. 40
Stoelverstelling ........................6, 40
Stop/Start-systeem .....................166
Storing ....................................... 176
Storing elektrische handrem .......114
Storingsindicatielamp ................113
Stroomonderbreking ..................176
Sturen ......................................... 163
Stuurbedieningsknoppen .............99
Stuurbekrachtiging .....................115
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 99
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 219
Te laag brandstofpeil .................117
Toerenteller ............................... 107