Instrumenten en bedieningsorganen75
Bij de melding DEFECT
REMSYSTEEM op het bestuurders‐
informatiecentrum is er een storing in het remsysteem. Onmiddellijk de hulpvan een werkplaats inroepen.
Remsysteem 3 104.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt korte tijd nadat het contact is
ingeschakeld. Het systeem is nadat
u dooft bedrijfsgereed.
Als controlelampje u niet na enkele
seconden dooft of onderweg oplicht, is er een storing in het ABS. Contro‐
lelampje A kan ook oplichten in de
instrumentengroep samen met de be‐ richten CONTROLEER ABS en
CONTROLEER ESP op het bestuur‐
dersinformatiecentrum. Het remsys‐
teem blijft zonder ingrepen van het
ABS werken.
Als de controlelampjes u, A , R en
C oplichten, worden het ABS en het
ESP gedeactiveerd en verschijnt het
bericht DEFECT REMSYSTEEM ophet bestuurdersinformatiecentrum.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
3 105.
Opschakelen
k of j licht groen op.
Wij raden u in dat geval omwille van
een zuiniger verbruik aan om te scha‐
kelen.
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) v knippert of brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact enkele seconden.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐
torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.Brandt tijdens het rijden
Het systeem wordt uitgeschakeld.
Ook verschijnt het bericht ANTISLIP-
SYSTEEM UIT op het bestuurdersin‐
formatiecentrum.
ESP® Plus
3 107.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 123.
Werkplaats raadplegen als er vol‐
doende koelvloeistof is.
Voorverwarming ! brandt geel.
Rijden en bediening105
verschijnt, is er een storing in het rem‐
systeem. Onmiddellijk de hulp van
een werkplaats inroepen.
Controlelamp R 3 74.
Boordinformatie 3 78.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeerremsysteem (ABS)
voorkomt dat de wielen blokkeren.
Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Controlelamp u 3 75.Storing
Als controlelampje u niet na enkele
seconden na het inschakelen van het contact dooft of onderweg oplicht, is
er een storing in het ABS. Controle‐
lampje A kan ook oplichten in de in‐
strumentengroep samen met de be‐
richten CONTROLEER ABS en
CONTROLEER ESP op het bestuur‐
dersinformatiecentrum. Het remsys‐ teem blijft zonder ingrepen van het
ABS werken.9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Als de controlelampjes u, A , R en
C oplichten, worden het ABS en het
ESP gedeactiveerd en verschijnt het
bericht DEFECT REMSYSTEEM op
het bestuurdersinformatiecentrum.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 78.
Handrem
Handrem altijd zonder indrukken van
de ontgrendelknop stevig aantrek‐
ken, op op- of aflopende hellingen al‐ tijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets oplichten, de ont‐
grendelingsknop indrukken en de
hendel helemaal omlaagzetten.
Verzorging van de auto135
SymboolFunctieuAntiblokkeersysteem
(ABS)ÜVerwarming achterruiten+Klok, interieurverlichting,
radio, infotainment-
systeemUCH
INJBrandstofinjectiesysteemfAchterruitsproeiereAchterruitwisserTStadslicht linksSStadslicht rechtsUCentrale vergrendeling:Elektrisch verstelbare
buitenspiegelsCControlelamp Stop, dagrij‐
lichtenrMistachterlicht>Mistlampen voor?StekkerdoosTTachograafBoordgereedschap
Gereedschap
Krik, adapters, ratelsleutel, torx-sleu‐
tel, wieldophaak, sleepoog en reser‐
vewielbevestiging liggen in een kof‐ fertje, dat onder de bestuurdersstoel
opgeborgen is.
Reservewiel 3 143.
Auto's met een bandenreparatieset:
Sleepoog en torx-sleutel liggen in het koffertje met de bandenreparatieset,
dat onder de voorstoel opgeborgenis.
Bandenreparatieset 3 138.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐
heid.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd te worden.
154Service en onderhoud
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 158.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitsindexen
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt aangeduid door
twee cijfers, bv. SAE 5W-30. Het eer‐
ste cijfer, gevolgd door een W, duidt
de lage temperatuurviscositeit aan en het tweede cijfer de hoge tempera‐
tuurviscositeit.
Selecteer de betreffende viscositeits‐
index afhankelijk van de minimumom‐ gevingstemperatuur 3 158.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hogere omgevings‐
temperaturen.Koelvloeistof en antivries
Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde long life coolant (LLC) anti-
vries, raadpleeg een werkplaats.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐
bestendig is tot ca. –28 °C. Deze con‐ centratie het gehele jaar in stand hou‐
den. Extra koelvloeistofadditieven die
bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐ digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven wordt niet aanvaard.
Remvloeistof
Gebruik uitsluitend DOT4+ remvloei‐
stof die voor de auto is goedgekeurd; raadpleeg een werkplaats.
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐
stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.Remvloeistof moet worden opgesla‐
gen in een afgesloten verpakking om
absorptie van vocht tegen te gaan.
Verontreiniging van de remvloeistof voorkomen.
172TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............153, 158
Aanduidingen op banden ..........136
Aanhangerkoppeling ..................116
Aanhanger trekken ....................116
Aansteker .................................... 67
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 119
Accu ........................................... 126
Accu, starthulp gebruiken ...........144
Achterdeuren ............................... 25
Achterklep..................................... 26 Achterlichten .............................. 130
Achterruitverwarming ................... 32
Achterste zijramen .......................32
Achteruitrijlichten .................85, 131
Achteruitwisser/-sproeier .............65
Afdekking laadruimte ...................59
Afmetingen auto ........................166
Airbag deactiveren ....................... 49
Airbag-deactivering ...................... 73
Airbags en gordelspanners .........73
Airbagsysteem ............................. 44
Airconditioning ............................. 88
Airconditioning achterin ...............89
Alarmknipperlichten .....................84
Algemene informatie .................. 116Algemene richtlijnen voor het rijden ......................................... 96
Andere auto slepen ...................147
Antiblokkeersysteem .................105
Antiblokkeersysteem (ABS) .........75
Anti-vries..................................... 123
Armsteun ..................................... 37
Asbakken ..................................... 67
Autogegevens ............................ 158
Autokrik....................................... 135
Automatische verlichting .............. 82
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 147
Auto slepen ................................ 146
Auto stallen ................................. 119
Auto wassen ............................... 147
B Bagageruimte .............................. 26
Bagageruimteverlichting ..............85
Banden ...................................... 135
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 137
Bandenreparatieset ...................138
Bandenspanning .......................136
Bandenspanningswaarden ........169
Banden verwisselen ...................141
Bedieningsorganen ......................63
Bekerhouders .............................. 59