Page 71 of 185

Instrumenten en bedieningsorganen69
CNG-brandstofmeter
Bij het rijden op aardgas geven de
vier verticale balkjes naast CNG het
methaanpeil in de cilinders aan.
Naarmate het brandstofpeil daalt,
verdwijnen de balkjes op de CNG- brandstofmeter.
CNG en het ene resterende blakje
knipperen als het methaanpeil in de cilinders laag is.
Tanken 3 119.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Met de knop Y in de middenconsole
schakelt u tussen benzine en aard‐
gas. De LED 1-status toont de hui‐
dige werkingsmodus.
1 uit=rijden op aardgas.1 brandt=rijden op benzine.
Als bij het rijden op aardgas controle‐
lampje Y op het Driver Information
Center (DIC) 3 78 oplicht, zijn de
aardgastanks leeg en schakelt de
auto automatisch over op het rijden
op benzine.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 118, bijtanken 3 119
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
C=motor nog niet op be‐
drijfstemperatuurmiddelste
gedeelte=normale bedrijfstem‐
peratuurH=koelvloeistoftempe‐
ratuur te hoog
Page 105 of 185

Rijden en bediening103
InschakelenHet Stop/Start-systeem is beschik‐
baar van zodra de motor is gestart, de
auto is vertrokken en er aan de hier‐
onder opgegeven omstandigheden
voldaan is.
Uitschakelen
Deactiveer het Stop/Start-systeem
handmatig met de knop ^ in de mid‐
denconsole. LED in de knopt brandt
ter bevestiging van deactiveren.
Autostop
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de hendel in de neutraalstand
■ Laat het koppelingspedaal los
De motor wordt afgezet terwijl het
contact ingeschakeld blijft.
Autostop wordt aangegeven door
knipperen van controlelamp ^ op het
Driver Information Center 3 78.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warming en remmen normaal wer‐
ken.Voorzichtig
Tijdens een Autostop kan de
stuurbekrachtiging verminderd
werken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het Stop/Start-systeem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan. Anders is een Auto‐
stop niet mogelijk.
■ het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
■ de motorkap is volledig gesloten
■ het bestuurdersportier is gesloten en de veiligheidsgordel van de be‐
stuurder is vastgemaakt
■ de accu is voldoende geladen en in
goede staat
■ de motor is opgewarmd
■ de motorkoeltemperatuur is niet te hoog
Page 181 of 185

179
Belading........................................ 55
Beladingsinformatie .....................60
Berichten brandstofsysteem .........85
Beslagen lampglazen ..................91
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting .................92, 136
Bolle vorm .................................... 27
Boordgereedschap .....................141
Brandstof .................................... 117
Brandstofblokkeersysteem ...85, 102
Brandstoffilter aftappen ...............77
Brandstofkeuzeschakelaar ..........69
Brandstofmeter ............................ 68
Brandstofverbruik .........................78
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 121
Brandstof voor benzinemotoren 117
Brandstof voor dieselmotoren ...118
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 118
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................63
Buitenverlichting ........................... 88
C
Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................20
Claxon ................................... 13, 62
Contactslotstanden ....................101
Controlelampen ......................67, 70Controle over de auto ................100
Controles .................................... 125
Cruise control ...................... 78, 114
D Dagrijlicht ................................ 78, 89
Dagteller ...................................... 67
Dakbelasting ................................. 60
Dakconsole .................................. 54
Dakdrager .................................... 59
Dakdragers ................................... 60
Datum ........................................... 78
Derde remlicht ........................... 134
Dimlicht of grootlicht .....................88
Driepuntsgordel ........................... 39
Driver Information Center .............78
E Ecomodus (E) ............................. 110
Elektrisch bediende ruiten ...........28
Elektrische aansluitingen .............65
Elektrische verstelling ..................27
Elektrisch systeem...................... 137
Elektronische rijprogramma's ....110
Elektronisch klimaatregelsysteem 96
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .................75, 113
ESP (elektronisch stabiliteits‐ programma)............................. 113
Event Data Recorders (EDR) .....175F
Frontaal airbagsysteem ...............45
G
Geautomatiseerde versnellingsbak ......................107
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignaal .............................. 78
Geluidssignaal gordelverklikker ....78
Geluidssignaal maximumsnelheid 78
Geluidssignalen ........................... 84
Generieke waarschuwing .............72
Gereedschap ............................. 141
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gloeilamp vervangen ................131
Gordels ......................................... 38
Gordelverklikker ........................... 72
Grootlicht ............................... 78, 88
H Halogeenkoplampen .................131
Handbediende ruiten ...................28
Handgeschakelde modus ..........109
Handgeschakelde versnellingsbak ......................106
Handmatige dimfunctie ................28
Handmatig verstellen ...................27
Handrem ..................................... 111
Handschoenenkastje ...................54