91
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Te lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje
n
gaat bran-
den en er verschijnt een speciaal bericht
op het display, om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbevo-
len waarde en/of dat de band langzaam
spanning verliest. Onder deze omstandig-
heden kunnen de optimale levensduur van
de banden en het benzineverbruik niet ge-
garandeerd worden.
Als twee of meerdere banden zich in voor-
noemde toestand bevinden, worden op het
display achtereenvolgens de aanwijzingen
voor elke band weergegeven.
❒
Verminder de snelheid onmiddellijk,
vermijd plotseling remmen en bruus-
ke stuurbewegingen.
❒
Stop zodra de verkeersomstandighe-
den dat toelaten.
❒
In het geval van een lekke band, de
snelle bandenreparatiekit gebruiken of
het reservewiel monteren (voor be-
paalde versies/markten);
of
❒
als u over een compressor beschikt,
bijvoorbeeld die van de snelle ban-
denreparatiekit, controleer dan de
spanning van alle vier de banden wan-
neer deze koud zijn;of
❒
als u de spanning niet onmiddellijk kunt
controleren, rijd dan heel voorzichtig
en langzaam.
Het alarm blijft actief tot de betreffende
band wordt opgepompt, gerepareerd of
vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of sta-
len velg) heeft geen sensoren.
Het geconstateerde drukverlies betekent
niet altijd dat er een vervorming van de
band zichtbaar is. Vertrouw daarom niet
alleen op een visuele controle.Storing iTPMS
Wanneer er een storing in het iT.P.M.S.
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje
n
branden en vervolgens
knipperen, gaat ook het waarschuwings-
lampje
è
branden en wordt er boven-
dien een speciaal bericht weergegeven.
In dat geval, is de bewaking van de ban-
denspanning niet langer gegarandeerd.
Dit alarm wordt ook weergegeven als
minstens een van de wielen niet uitgerust
is met een sensor (bijv. met reservewiel,
noodreservewiel of type band met stalen
velg).
Neem contact op met het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten contro-
leren of, na een lekke band, monteer een
band voorzien van sensor op de oor-
spronkelijke velg.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 91
92VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 114en attenderen de be-
stuurder via een repeterend geluidssignaal
op de aanwezigheid van obstakels achter
de auto.
Druk voor uitschakeling van de parkeer-
sensoren op de knop A-fig. 115op het
schakelaarpaneel op de middenconsole.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje Bop de knop.
Druk voor inschakeling de knop Anog-
maals in.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
BELANGRIJK De instelling voor de par-
keersensoren (in- of uitgeschakeld) wordt
opgeslagen bij het uitzetten van de motor.AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als bij ingeschakelde sensoren de achter-
uit wordt ingeschakeld, klinkt er automa-
tisch een onderbroken geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒
neemt toe als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt;
❒
klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒
blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze si-
tuatie zich voordoet bij de sensoren aan
de zijkant, het signaal na 3 seconden on-
derbroken wordt, om bijvoorbeeld sig-
nalen te voorkomen als u langs een
muur rijdt.STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal, een
brandend waarschuwingslampje B-fig.
115en een melding op het display.
fig. 114
F0P0605m
fig. 115
F0F0106m
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 92
93
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN❒
Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels boven of onder
de sensor bevinden.
❒
Obstakels die zich dicht bij de auto be-
vinden, worden onder bepaalde om-
standigheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto be-
schadigen of zelf beschadigd worden.
❒
De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden. Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen mod-
der, vuil, sneeuw of ijs op de
sensoren zitten. Wees voor-
zichtig bij het reinigen van de sensoren
om krassen of beschadigingen te voor-
komen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten wor-
den gereinigd met schoon water, waar-
aan eventueel autoshampoo is toege-
voegd.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeer t of zich geen perso-
nen (in het bijzonder kinderen) of die-
ren in de buurt van de auto bevinden.
De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder be-
schouwd worden. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke parkeer-
manoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met
lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
WERKING MET
AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u een
aanhanger trekt.
AUTORADIO
(indien aanwezig)Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerde au-
toradio en de bijbehorende audio-instal-
latie, het supplement “Autoradio” dat bij
dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd
van het beste resultaat en wordt voor-
komen dat de rijveiligheid in gevaar
wordt gebracht .
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 93
153
LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
fig. 22
F0P0299m
F1
F2
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F11
F12
F13
F14
F15
F16
F1715
–
10
30
30
5
20
10
30
15
15
5
15
30
–
40/10
Zekeringenkast op dashboard aan passagierszijdeVERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGEAchterruitwisserVrij
Koplampverstelling, diagnosestekker, ESC-regeleenheid,ventilatie, additiefpomp roetfilter, stuurhoeksensorElektrische spiegel, ruitbediening passagierszijdeVoeding ruitbediening voorPlafondverlichting, verlichting dashboardkastje
Multifunctioneel display, sirene diefstalalarm, autoradio,
CD-Changer, Autotelefoon, optionalregeleenheid aanhangerbeveiligingsregeleenheid carrosserieAansteker, stekkerdoos laadruimte
Elektronisch geregelde luchtvering achter, start-/contactslot, instrumentenpaneelDiagnosestekker, regeleenheid diefstalalarmHandsfreeset, regeleenheid airbagRegeleenheid motor, regeleenheid aanhanger
Regensensor, automatische klimaatregeling,
instrumentenpaneel, achterste aanjager in interieur (combi-uitvoering)Portierver-/ontgrendelingVrijVerwarming achterruit en buitenspiegels
❒
Kantel het opbergvak en trek het met
kracht los om de zekeringen te bereiken.
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 153
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMADe onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 kmMaanden
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en
werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren (indien aanwezig)
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren (indien aanwezig)
Visueel de conditie controleren van:
buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) enrubber slangen van rem- en brandstofsysteem.
Spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen controleren(behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)Slag van handrem controleren en eventueel afstellenUitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren
161
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
30 60 90 120 150 180
24 48 72 96 120 144●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●● ●
●●●●● ●
●●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 161