AANSTEKER
De aansteker bevindt midden op het
dashboard fig. 93.
Druk op de knop op de aansteker, met
de contactsleutel in de stand MAR,
om de aansteker in te schakelen.
Na ongeveer 15 seconden keert de
knop terug naar de beginstand en is de
aansteker gebruiksklaar.
31)
BELANGRIJK Controleer na gebruik
altijd of de aansteker is uitgeschakeld.USB-POORTEN
(voor versies/markten, daar waar
aanwezig)
Deze zijn te vinden:
❒in het midden van het dashboard op
de plaats van de aansteker en kan
alleen gebruikt worden als
oplaadbron voor externe apparaten;
❒op de tunnelconsole, boven de
houder voor de mobiele telefoon fig.
94, hierop kunnen USB/iPod externe
apparaten worden aangesloten (zie
het Uconnect Supplement).ASBAK
De asbak bestaat uit een uitneembare
kunststof houder fig. 95 die in de
beker-/blikjeshouders midden op het
dashboard geplaatst kan worden.
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak: brandgevaar.
ZONNEKLEPPEN
Deze bevinden zich aan beide kanten
van de achteruitkijkspiegel fig. 96.
Ze kunnen naar voren en opzij worden
gedraaid.
Op de zonneklep aan passagierszijde is
voor alle uitvoeringen een spiegel
voorzien.93
F1A0309
94
F1A0395
95
F1A0099
66
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 66
BELANGRIJK Aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde is een
etiket aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een kinderzitje tegen
de rijrichting in op de voorstoel wordt
gemonteerd. Houd u altijd aan de
aanwijzingen op de zonneklep (zie de
paragraaf “Frontairbag” in hoofdstuk
"Veiligheid").
STOPCONTACT
(voor bepaalde versies/markten)
Het stopcontact bevindt zich op de
middenconsole naast de aansteker.
Open het deksel A fig. 97 om het te
gebruiken.WERKBLAD/LESSENAAR
(voor bepaalde versies/markten)
In het midden van het dashboard,
boven het radiovak, bevindt zich een
werkblad A fig. 98; bij sommige versies
kan het werkblad gebruikt worden als
lessenaar door het aan de achterzijde
omhoog te trekken en op het
dashboard te laten rusten, zoals in de
figuur wordt getoond.
Bij versies met dubbele airbags aan
passagierszijde, is het blad niet
verstelbaar.
32)
TABLETHOUDER
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevindt zich in het midden van het
dashboard en is ontworpen om hierop
een tablet te bevestigen.
Gebruik de tablethouder als volgtfig.
99:
❒breng de hendel A omlaag om de
klemmen B te openen;
❒bevestig de tablet tussen de
klemmen B;
❒breng de hendel A omhoog zodat de
tablet vastgeklemd wordt.
33)
96
F1A0100
97
F1A0308
98
F1A0102
67
11-3-2014 16:49 Pagina 67
Draai de sleutel linksom in het slot van
het bestuurdersportier fig. 106 om
alle portieren te ontgrendelen. Bij
losgekoppelde accu, kan het voertuig
uitsluitend worden geopend door
het mechanische slot van het
bestuurdersportier te ontgrendelen.
De portieren ver-/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op de knop A fig. 107 om de
portieren te vergrendelen, druk opnieuw
op de knop om ze te ontgrendelen.
Het ontgrendelen/vergrendelen vindt
centraal plaats (voor en achter).
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, gaat de led op de knop A
branden; wanneer de knop opnieuw
wordt bediend, worden alle portieren
ontgrendeld en dooft het lampje.Wanneer de portieren worden
ontgrendeld, gaat de led op de knop
uit; wanneer de knop opnieuw wordt
bediend, worden alle portieren
vergrendeld. De centrale
portiervergrendeling werkt alleen als alle
portieren perfect gesloten zijn.
Wanneer de portieren zijn vergrendeld
met behulp van:
❒afstandsbediening
❒portierslot
kunnen ze niet ontgrendeld worden met
de knop A fig. 107 op het dashboard.BELANGRIJK Wanneer bij
ingeschakelde centrale
portiervergrendeling een van de
voorportieren van binnenuit wordt
geopend met de handgreep, dan wordt
de centrale portiervergrendeling
uitgeschakeld. De achterportieren
kunnen afzonderlijk worden
ontgrendeld door ze van binnenuit te
openen met de handgreep.
Als er geen stroomvoorziening is
(doorgebrande zekering, losgekoppelde
accu, enz.) kunnen de portieren nog
altijd met de hand worden vergrendeld.
Als sneller dan 20 km/h wordt gereden,
wordt de automatische centrale
portiervergrendeling ingeschakeld als
deze functie in het setup-menu is
geselecteerd (zie de paragraaf
“Multifunctionele display” in dit
hoofdstuk).
KNOP LAADRUIMTE
Wanneer de vergrendeling wordt
ingeschakeld, gaat de led op de knop
branden.
De led gaat onder de volgende
omstandigheden aan:
❒na elke portiervergrendeling met de
knop D fig. 108 of met de knop
op het dashboard;
106
F1A0114
107
F1A0303
72
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 72
❒wanneer het instrumentenpaneel
wordt ingeschakeld;
❒wanneer een van de voorportieren
wordt geopend;
❒wanneer het portier wordt
vergrendeld bij 20 km/h (indien
ingeschakeld vanaf het menu).
De vergrendeling wordt uitgeschakeld
wanneer een van de deuren van de
laadruimte wordt geopend of bij een
verzoek tot ontgrendelen van een deur
(laadruimte of gecentraliseerd) of bij een
verzoek tot ontgrendelen met de
afstandsbediening/deurhandgreep.DEAD LOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Deze veiligheidsvoorziening verhindert
de werking van:
❒de binnenhandgrepen
vergrendel-/ontgrendelknop A fig. 107
hiermee wordt voorkomen dat de
portieren vanuit het interieur kunnen
worden geopend bij een inbraakpoging
(bijvoorbeeld nadat een ruit is
ingeslagen).
Het dead lock systeem biedt dus een
optimale bescherming tegen
inbraakpogingen. Daarom wordt het
aanbevolen om, telkens wanneer het
voertuig wordt verlaten, het systeem in
te schakelen.
34)
Inschakeling van het
systeem
De dead lock wordt automatisch
ingeschakeld op alle portieren door
twee keer kort te drukken op de knopop de sleutel met afstandsbediening
fig. 104.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, gaan de
richtingaanwijzers 3 maal knipperen en
knippert de led op de knop A fig. 107
op het dashboard.De dead lock wordt niet ingeschakeld
als een of meerdere portieren niet goed
gesloten zijn. Zo wordt voorkomen
dat iemand via het geopende portier in
de auto kan stappen en, wanneer
het portier vervolgens wordt gesloten,
de auto niet meer kan verlaten.
Uitschakeling van het
systeem
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld op
alle portieren:
❒door de contactsleutel in het
bestuurdersportier naar de
openingsstand te draaien;
❒door de portieren met de
afstandsbediening te ontgrendelen;
❒door de contactsleutel naar de stand
MAR te draaien.
ZIJSCHUIFDEUR
35) 36)
Til, om de zijschuifdeur te openen, de
handgreep A fig. 109 omhoog en schuif
de deur open.
De zijschuifdeur is voorzien van een
aanslag die de deur stopt in de volledig
geopende stand.
108
F1A0116
73
11-3-2014 16:49 Pagina 73
BELANGRIJK
7) Langdurig gebruik kan tot
oververhitting van het
remsysteem leiden. Als de
remmen oververhit raken, zal het
HDC-systeem, indien actief,
geleidelijk uitgeschakeld worden
na de bestuurder geïnformeerd te
hebben (de led op de toets dooft):
het kan alleen weer geactiveerd
worden wanneer de remmen
voldoende zijn afgekoeld.
De afstand die afgelegd kan
worden hangt af van de
temperatuur van de remmen en
derhalve van de hellingsgraad, de
belading en de snelheid van het
voertuig.
TRACTION PLUS
SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Traction Plus is een rijhulpmiddel bij het
wegrijden en optrekken in
omstandigheden van slechte grip op
niet-homogene wegoppervlakken
(sneeuw/asfalt, ijs/asfalt, modder/asfalt,
enz.), dat de aandrijfkracht gelijkmatig
over de as verdeelt wanneer een van de
aandrijfwielen slipt.
Traction Plus remt het wiel met slechte
grip (of het wiel dat meer slipt dan
het andere) door de aandrijfkracht op
het wiel met de beste grip op het terrein
over te brengen.
De functie kan handmatig geactiveerd
worden door op knop A op het
dashboard fig. 126 te drukken en werkt
onder 50 km/h. Bij het overschrijden
van deze snelheid, wordt de functie
automatisch uitgeschakeld (de led op
de knop blijft branden) en wordt
opnieuw ingeschakeld zodra
de snelheid onder 30 km/h zakt.
63) 64)
Werking Traction Plus
Het systeem wordt bij het starten
uitgeschakeld. Druk op de knop A fig.
126 om het Traction Plus systeem in te
schakelen: de led op de knop gaat
branden.
Wanneer het Traction Plus systeem
wordt ingeschakeld, worden de
volgende functies geactiveerd:
❒de ASR-functie wordt uitgeschakeld
om het motorkoppel optimaal te
kunnen benutten;
❒inwerking van de
differentieelblokkering op de vooras
via het remsysteem voor een betere
trekkracht op onregelmatig wegdek.
Wanneer een storing in het Traction
Plus systeem optreedt, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel vast
branden.
126
F1A0325
86
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 86
71) Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofverbruik,
verlaagt de duur van het loopvlak
en kan het vermogen om de auto
op veilige manier te besturen
beïnvloeden.
72) Breng altijd de dop op het ventiel
aan nadat de bandenspanning is
gecontroleerd of aangepast. Dit
voorkomt intreden van vocht
of vuil in het ventiel, wat de
controlesensor van de
bandenspanning zou kunnen
beschadigen.
73) De bij de auto geleverde
bandenreparatiekit (Fix&Go) (voor
bepaalde versies/markten) is
compatibel met de TPMS-
sensoren; het gebruik van
afdichtmiddelen die niet
gelijkwaardig zijn aan het middel
uit de oorspronkelijke kit kan
de werking ervan negatief
beïnvloeden. Als andere dan de
originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten
controleren door een
gekwalificeerd reparatiecentrum.
DRIVING ADVISOR(waarschuwing rijstrookafwijking)
(voor bepaalde versies/markten)
78) 75) 76)
De Driving Advisor is een
waarschuwingssysteem dat de
bestuurder informeert bij
rijstrookafwijking omdat hij/zij afgeleid
is.
Op de voorruit is een videosensor in de
buurt van de achteruitkijkspiegel
gemonteerd die de markeringslijnen op
de weg en de positie van het voertuig
ten opzichte van deze lijnen detecteert.
BELANGRIJK Bij voertuigen met Driving
Advisor wordt geadviseerd contact op
te nemen met het Fiat Servicenetwerk
als de voorruit vervangen moet worden.
Ook al wordt deze ingreep door een
centrum gespecialiseerd in het
vervangen van ruiten verricht, blijft het
noodzakelijk om naar het Fiat
Servicenetwerk te gaan om de camera
te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is altijd actief wanneer het
voertuig gestart wordt. Het kan
uitgeschakeld of ingeschakeld worden
met de knop A fig. 127 op het
dashboard (zie volgende beschrijving).
De led op de knop gaat branden om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld en er verschijnt een
speciaal bericht op het display.
Wanneer het systeem ingeschakeld
wordt, gaat de led op de betreffende
knop uit. Als de gebruiker het systeem
uitschakelt, gaat de led op de knop
permanent branden en verschijnt er een
bericht op het display om te bevestigen
dat het systeem uitgeschakeld is.
127
F1A0322
90
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 90
SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Handmatig
Het systeem kan uitgeschakeld worden
door knop A fig. 127 op het dashboard
in te drukken.
De led op de knop gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display om
te bevestigen dat het systeem
uitgeschakeld is.
Automatisch
Als Start&Stop actief is, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem wordt weer ingeschakeld
en de bedrijfscondities worden
gecontroleerd nadat het voertuig
gestart is.
SYSTEEMSTORING
In het geval van een storing, informeert
het systeem de bestuurder hierover
via een bericht op het display, een
geluidssignaal en de weergave van het
pictogram
op het display (voor
bepaalde versies/markten).BELANGRIJKE INFORMATIE
De Driving Advisor kan niet werken bij
een niet perfect gebalanceerde of
excessieve belading.
De werking van het systeem kan in
sommige gevallen negatief beïnvloed
worden door de morfologie van het
terrein/de weg waarover gereden wordt
(bijv. rijden over hobbels),
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (verblinding door de
zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone vóór de camera.
De Driving Advisor kan niet werken na
een storing in de volgende
veiligheidssystemen: ABS, ESP, ASR en
Traction Plus.
De werking van het systeem kan
negatief beïnvloed worden door
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (verblinding door de
zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone vóór de camera.
De zone van de voorruit rond de
camera mag niet gedeeltelijk of geheel
worden afgedekt door voorwerpen (bijv.
stickers, beschermfolie, enz.).
BELANGRIJK
74) Als de camera van zijn plaats
komt door een wijziging in de
belading, kan het systeem tijdelijk
niet werken om de camera in de
gelegenheid te stellen een
automatische kalibratie uit te
voeren.
75) De Driving Advisor is geen
automatisch rijsysteem en
vervangt de bestuurder niet bij het
onder controle houden van het
traject van het voertuig. De
bestuurder is persoonlijk
verantwoordelijk voor het
behouden van voldoende
aandacht voor het verkeer en de
wegomstandigheden en voor
het controleren van de baan van
het voertuig.
76) In geval van vage, overlappende
of ontbrekende
rijstrookmarkeringen, kan het
systeem de bestuurder niet
assisteren: in dit geval zal de
Driving Advisor niet actief zijn.
92
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 92
START&STOP
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden. Dit
verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door het symbool
op
het display.
Herstartmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 132 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Inschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt ingeschakeld. In deze toestand is
de led op de knop
gedoofd.
Uitschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.De led op de knop
brandt wanneer
het systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
17)
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid. Deze
omstandigheden zijn:
❒nog koude motor;
❒uitzonderlijk lage buitentemperaturen,
als de betreffende aanduiding wordt
gegeven;
❒onvoldoende acculading;
❒regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
MODEMODE
132
F1A0332
102
WEGWIJS IN UW AUTO
11-3-2014 16:49 Pagina 102