Page 139 of 186
137
7
ONDERHOU
D
Binnenzijde
Deze handeling mag alleen worden
uitgevoerd als de auto stilstaat en het
bestuurdersportier geopend is.
Trek aan de hendel aan de zijkant van het
dashboard.
Buitenzijde
Duw de veiligheidshaak aan de bovenzijde van
de grille naar rechts en til de motorkap op.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
MOTORKAP OPENEN
Motorkapsteun
Maak de motorkapsteun los en steek deze
in de eerste en vervolgens de tweede
uitsparing van de motorkap.
Plaats de motorkapsteun in de houder
alvorens de motorkap te sluiten. Als de motorkap niet goed
is vergrendeld, gaat op
het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden.
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Motorkap openen
Page 146 of 186

144
Brandstof
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau E
(Empty)
is bereikt, gaat dit verklikkerlampje
branden. U kunt afhankelijk
van de rijomstandigheden, de
motoruitvoering en het profi el van de weg
nog ongeveer 50 km met de resterende
hoeveelheid brandstof rijden. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen. Het tanken dient met afgezette motor
te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u geen brandstof
ruikt en of er geen brandstofl ekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.
- druk vervolgens op de knop in het
accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de sleutel.
Page 153 of 186

151
SNEL WEER OP WE
G
8
Wiel verwisselen
BANDENREPARATIESET
Werkwijze
- Trek de handrem aan. Haal het dopje
van het ventiel van de te repareren band,
monteer de fl exibele vulslang B
en schroef
de ring E
vast op het ventiel van de band,
- start de motor,
- sluit stekker G
aan op de dichtstbijzijnde
12V-aansluiting in de auto,
- schakel de compressor in door de
schakelaar F
in de stand I
(aan) te
zetten,
- breng de band op een spanning
van 4 bar.
Voor een betrouwbaardere meting van de
druk wordt aangeraden om de druk met de
compressor uitgeschakeld af te lezen op de
manometer H
.
- controleer of de schakelaar F
van de
compressor in de stand 0 (uit) staat, Deze set voor tijdelijke bandenreparatie
bevindt zich voorin in het interieur.
Deze bevat:
- een patroon A
, met daarin het
afdichtmiddel, voorzien van:
●
een vulslang B
,
●
een sticker C
“max. 80 km/h”, die de
bestuurder op een zichtbare plaats op
het dashboard moet plakken nadat de
band gerepareerd is,
- een beknopte gebruiksaanwijzing voor
de bandenreparatieset,
- een compressor D
voorzien van een
manometer en aansluitingen,
- aansluitnippels om de verschillende
onderdelen op spanning te brengen.
Page 159 of 186

157
SNEL WEER OP WE
G
8
Zekering vervangen
De drie zekeringkasten bevinden zich in het
dashboard aan bestuurderszijde, in de stijl
aan passagierszijde en in de motorruimte.
De weergegeven zekeringen betreffen
alleen de zekeringen die door de gebruiker
kunnen worden vervangen. Raadpleeg voor
alle overige werkzaamheden het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u eerst de oorzaak van de storing op te
sporen en te (laten) verhelpen. De nummers
van de zekeringen zijn aangegeven op de
zekeringkast.
Vervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
ZEKERINGEN VERVANGEN
CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door CITROËN
aanbevolen en geleverd worden, of
door voorzieningen die niet volgens de
voorschriften van het merk zijn gemonteerd.
Dit geldt met name voor apparatuur met
een totaal stroomverbruik van meer dan
10 milliampère.
Goed
Defect
Voor professionele autobedrijven:
raadpleeg voor een compleet overzicht
van de zekeringen en de relais, de schema's
van de "Methodes" via het Netwerk.
Page 160 of 186

158
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD (BESTUURDERSZIJDE)
- Verwijder de schroeven en kantel de zekeringkast omlaag om bij de zekeringen te komen.
Zekering
A (Ampère)
Functie
12
7,5
Dimlicht rechts
13
7,5
Dimlicht links
31
7,5
Voeding relais
32
10
Interieurverlichting
33
15
12V-aansluiting achter
34
-
Niet gebruikt
35
7,5
Achteruitrijlichten - Sensor water in brandstof
36
15
Bediening centrale vergrendeling - Accu
37
7,5
Remlichtschakelaar - Derde remlicht - Instrumentenpaneel
38
10
Voeding relais
39
10
Autoradio - Diagnoseaansluiting - Sirene alarm - Bediening programmeerbare standkachel - Bediening
airconditioning - Tachograaf - Accu
40
15
Achterruitverwarming (links) - Spiegelverwarming bestuurderszijde
41
15
Achterruitverwarming (rechts) - Spiegelverwarming passagierszijde
42
7,5
Elektronische eenheid en sensor ABS - Sensor ASR - Sensor ESP - Remlichtschakelaar
43
30
Motor ruitenwissers vóór
44
20
Aansteker - 12V-aansluiting
45
7,5
Bediening portieren
46
-
Niet gebruikt
47
20
Motor ruitbediening bestuurderszijde
48
20
Motor ruitbediening passagierszijde
49
7,5
Autoradio - Schakelaars cockpit - Ruitbediening bestuurderszijde
50
7,5
Elektronische eenheid airbags en gordelspanners
51
7,5
Tachograaf - Snelheidsregelaar - Bediening airconditioning
52
7,5
Optionele voeding relais
53
7,5
Instrumentenpaneel - Mistachterlicht
Page 177 of 186
17
5
Cockpit
10
WEGWIJZE
R
COCKPIT
Instrumentenpaneel,displays, tellers 30
Verklikkerlampjes 31-37
Meters 38-39
Lichtschakelaar 47
Automatische verlichting 48 Follow me home-verlichting 48 Parkeerlichten 49
Motorkap openen 137
Zekeringen 157-160
Mode, confi guratie van de auto 79-82 Programmeerbare standkachel 62-64 Extra verwarming, airconditioningachter 60-61 Luchtvering 86 Stop & Start-systeem 43-45 Koplampverstelling 49 Dimmer dashboardverlichting 39 Tijd instellen 81
Ruitenwissers voor/achter 50
Ruiten-/koplampsproeiers 50
Boordcomputer - MODE 79-82
Starten, contactslot 41
Hill Holder 42
Snelheidsregelaar 51-53
Vaste snelheidsbegrenzer 118
Stuurwiel in diepte verstellen 40 Claxon 115 Cockpit 8
Ruitbediening, spiegels 77-78
Ve rgrendeling laadruimte 29
Page 178 of 186
17
6
Cockpit
Centrale vergrendeling 29
Ontdooien, ontwasemen 54
Autoradio, CD/MP3 89-97
Bluetooth handsfree systeem 97-113
Tachograaf 88
Achteruitrijcamera 84-85
Verwarming, ventilatie 56-59
●
airconditioning A/C,
●
handbediende airconditioning,
●
automatische airconditioning metcentrale regeling,
●
luchtrecirculatie.
Indeling cabine 71-74
●
aansteker,
●
dashboardkastje (gekoeld),
●
opbergvak boven voorruit,
●
verplaatsbare asbak,
●
plafonniers,
●
12V-aansluiting,
●
schrijftafel,
●
opbergvak.
Versnellingsbak 40
Parkeerhulp 83
Verklikkerlampje alarm 26
ASR, ESP 116-117
Intelligent Traction Control 117 Mistlampen voor, mistachterlicht 47
Alarmknipperlichten 114
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24