Page 230 of 431

Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
De functies van de snelheidsregelaar worden
bediend met de toetsen op het stuur.
1.
Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar.
2.
Toets voor het programmeren van een
snelheid en het verlagen van de ingestelde
snelheid.
3.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van de
ingestelde snelheid.
4.
Toets voor het uitschakelen / hervatten van
de snelheidsregeling.
5.
Toets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
(zie paragraaf "Snelheden opslaan")
Bediening op het stuur
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de
pedalen. De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
6.
Snelheidsregeling uitgeschakeld / hervat.
7.
Snelheidsregelaar geselecteerd.
8.
Ingestelde snelheid.
9.
Opgeslagen snelheid selecteren.
(zie paragraaf "Snelheden opslaan")
Weergave op het display
Werking
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daar voor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h en in
de volgende versnelling rijden:
- in de vierde versnelling bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak,
- in de tweede versnelling bij auto's met
een EGS-versnellingsbak of automatische
versnellingsbak,
- in de stand A
bij een elektronisch bediende
versnellingsbak of de stand D
bij een
automatische versnellingsbak.
Het uitschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen, door activering van het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
Page 238 of 431
TOTAL & CITROËN
Partners in prestaties en
respect voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research &
Development-teams van TOTAL voor CITROËN
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto’s van het merk CITROËN
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden
als gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de
motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeermiddelen
bij het onderhoud van uw CITROËN
zorgt voor een langere levensduur en
betere prestaties van de motor, waarbij
tevens het milieu wordt gerespecteerd.
prefereert
Page 243 of 431

241Onderhoud
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen, is
het gebruik van additieven in de motorolie niet
toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
voor het voorgeschreven verversingsinterval.
Ty p e r e m v l o e i s t o f
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten.
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel, of met de
oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. CITROËN adviseert u om elke
5000 km het olieniveau te controleren
en, indien nodig, olie bij te vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30 minuten de juiste
waarde aangeven.
Page 254 of 431