2
Starten en stoppen
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap02_Pret-a-partir_ed01-2014
47
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Gebruiksvoorschrift: stoppen Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje
voorgloeien dieselmotor
Als de motor voldoende
op temperatuur is, gaat
het lampje na minder dan
1 seconde uit en kunt u de
motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor
in werking (stand "Starten") tot de
motor aanslaat.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap
goed zijn gesloten!
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact
afzet enkele seconden draaien om
het toerental van de turbocompressor
(dieselmotor) te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van alleen een
versnelling bij het parkeren van de
auto is niet afdoende.
STARTEN EN STOPPEN
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel
omdraait het stuurwiel iets (zonder
te forceren) om het stuurslot te
ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het
stuurwiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld. Haal de sleutel uit het
contact.
Starten en stoppen
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap02_Pret-a-partir_ed01-2014
48
HILL START ASSIST
Deze aan het ESC gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een
helling. Het systeem en wordt geactiveerd
onder de volgende omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende motor en het rempedaal ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar
niet de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling moet de achteruitversnelling zijn
ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om
het rijcomfort te vergroten en kan
niet gebruikt worden als elektrisch
bediende handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt,
hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2 seconden de tijd om,
zonder dat de auto de helling af begint
te rollen, gas te geven en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de
remdruk geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk
dat de remmen hoorbaar zijn, het
teken dat de auto in beweging komt.
Storing
De Hill Holder wordt gedeactiveerd
onder de volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat opkomen,
- als de handrem wordt aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
In het geval van een storing
in het systeem gaat dit
verklikkerlampje branden
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats om
het systeem te laten nakijken.
50
Stuurkolomschakelaars
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap03_Ergonomie_ed01-2014
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de ring
2 standen naar voren).
Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze worden ingeschakeld door
de ring
B naar voren te draaien en
uitgeschakeld door de ring naar
achteren te draaien. Het branden van
de mistlampen wordt aangegeven
door een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht. Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee standen naar achteren
om achtereenvolgens het mistachterlicht
en de mistlampen vóór te doven.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, is het
mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen,
waardoor de lichten niet automatisch
zullen worden ingeschakeld. Schakel indien
nodig het dimlicht handmatig in.
Dek de lichtsensor, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO . Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar achteren.
Bij het uitschakelen van de functie
verschijnt een melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de
lichtschakelaar wordt bediend.
Het parkeerlicht en
het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende
is en als de ruitenwissers wissen. De
verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met verlichting overdag.
Als de motor wordt gestart, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het confi guratiemenu.
Als in de daarop volgende 30 minuten
niet wordt ingegrepen, treedt de
eco-modus in werking (zie rubriek 7,
"accu"). om te voorkomen dat de accu
leeg raakt. De functies komen dan in
een standby-stand en het acculampje
knippert.
De eco-modus wordt niet ingeschakeld
voor de parkeerlichten.
DIESEL
Brandstof
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap06_Verifi cation_ed01-2014
141
ONDERHOUD
6
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstofl ekkage is en herstel de
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel die
voldoet aan de richtlijn EN 590
gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
142
Accu
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap07_Aide rapide_ed01-2014
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten
van het contact alvorens u de accu
loskoppelt.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen
voordoen.
Wacht ongeveer 3 minuten na het
vervangen van een lamp alvorens u de
accu aansluite
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto.
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Deze sticker geeft aan dat er
een speciale 12V-loodaccu is
gebruikt die alleen losgekoppeld
en/of vervangen mag worden bij
het CITROËN-netwerk of bij een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig
aan vervanging toe is.
Na het monteren van de accu
kan het, afhankelijk van de
weersomstandigheden en de
laadtoestand van de accu, enkele uren
(tot ongeveer 8 uur) duren voordat het
Stop & Start-systeem weer zal werken.
Voor het opladen van de accu van
het Stop & Start-systeem hoeven
de accukabels niet losgenomen te
worden.
9.13
05
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap09b_RT6-2-7_ed01-2014
Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten " en bevestig uw keuze.
Voer de GPS-coördinaten in en bevestig uw invoer met " OK " om het navigeren te starten.
Druk op N AV voor het menu " Navigatie ".
NAVIGATIE
GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN NAAR EEN PUNT OP DE KAART
Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan " Kaart verplaatsen " en bevestig uw keuze.
Druk op OK voor het contextmenu van de functie " Kaart verplaatsen ".
Selecteer " Als bestemming kiezen " of " Als tussenstop kiezen " en bevestig uw keuze.
Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen.
9.32
07
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap09b_RT6-2-7_ed01-2014
TELEFONEREN
Druk 2 keer op PHONE .
Selecteer " Bellen " en bevestig uw keuze.
Selecteer " Contacten " en bevestig uw keuze.
Toets het nummer in op het virtuele toetsenbord door de cijfers te selecteren en daarna te bevestigen
Bevestig met " OK " om het ingevoerde telefoonnummer te bellen.
Druk op TEL of 2 keer op PHONE .
EEN NUMMER BELLEN EEN CONTACT BELLEN
Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer.
Als u het contact via de toets PHONEhebt opgevraagd, selecteert u " Bellen " en bevestigt u uw keuze.
Selecteer het nummer en bevestig uw keuze om het bellen te starten
BELLEN Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur.
169
Exterieur
WEGWIJZER
10
Berlingo-2-VP-papier_nl_Chap10_Localisation_ed01-2014
EXTERIEUR
Afstandsbediening 17-18
Batterij vervangen,
synchroniseren 18 Sleutel 17
Starten 47
Hill Start Assist 48
Centrale vergrendeling 17, 26
Brandstoftankdop, brandstoftank 140-141
Onderbreking brandstoftoevoer, handopvoerpomp diesel 141
Ruitenwisserbladen
160
Buitenspiegels 100
Zijknipperlicht 153
Koplampen, mistlampen,
richtingaanwijzers 49-51, 152-153
Koplampverstelling 51
Gloeilampen vóór
vervangen 151-153 Koplampsproeiers 53, 137
Sneeuwscherm 149
Voorportieren 20
Schuifdeuren 21-22
Sleutel 17
Motorkapontgrendeling 133
Kinderbeveiliging 126
Slepen, takelen 128-129, 161
Trekken van een aanhanger 128-129
Parkeerhulp 104-105
Dakklep
25
Noodbediening 22
Reservewiel, krik, wiel verwisselen,
gereedschap 145-149
Bandenreparatieset 144
Bandenspanning 167
Modutop dak
87-88
Allesdragers 91, 92
Achterlichten,
richtingaanwijzers 49-50, 154-155
Derde remlicht 155
Gloeilampen achter vervangen 151, 154-155
Achterdeuren, achterklep 22-24 Accessoires 130-131
Kentekenplaatverlichting 155 Afmetingen
162-165
Remmen, remblokken 103, 138
Noodstop 106
ABS, EBD 106
ASR, ESC 107
"Grip control" 108-109
Banden, spanning 167
Sneeuwkettingen 150
Detectiesysteem te lage bandenspanning 36-37