Uitschakeling
Om de “Race” modus uit te schakelen
en terug te keren naar “Dynamic”,
hendel A fig. 47 omlaag zetten (naar
letter “a”) en een halve seconde in deze
stand houden. In dit geval gaat de led
van de “Dynamic” modus branden
en wordt de inschakelingsindicatie
“Dynamic” op het display weergegeven.
All Weather MODUS
Inschakeling
Verplaats hendel A fig. 47 omlaag (naar
letter “a”) en houd hem gedurende
een halve seconde in deze stand tot de
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie "All Weather" op
het display verschijnt.ESC en ASR systemen:
de
activeringsdrempels zijn ingesteld om
maximale veiligheid te garanderen
in omstandigheden van weinig grip. Het
wordt geadviseerd de "All Weather"
modus te selecteren bij het rijden over
een wegdek met weinig grip.
"ELECTRONIC Q2" SYSTEEM: het
system is uitgeschakeld.
Motor en versnellingsbak/
transmissie: standaard respons.
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te
schakelen en terug te keren naar
“Natural”, hendel A fig. 47 omlaag
zetten (naar letter “d”) en een halve
seconde in deze stand houden.
BELANGRIJK
❒ Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"All Weather" of "Dynamic"
ingeschakeld. Het systeem zal de
modus "All Weather" of "Dynamic"
weer inschakelen, afhankelijk van
welke modus geselecteerd was
voordat de motor werd
uitgeschakeld. ❒
Wanneer de motor de volgende keer
gestart wordt, blijft de eerdere keuze
"Race" niet gehandhaafd. Het
systeem zal de "Dynamic" modus
weer inschakelen.
❒ Direct schakelen van de “Dynamic”
naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de
andere modus in te schakelen moet
eerst worden teruggekeerd naar
de "Natural" modus.
Systeemstoring
Bij een storing in het systeem of een
defect van de hendel A fig. 47, kunnen
geen rijmodi worden gekozen.
Het display wordt grijs (zelfde scherm
als voor de "Natural" modus) maar
zonder indicatie van de Alfa DNA-
instelling. Op het display wordt ook een
waarschuwingsbericht weergegeven.51
A0L0112
50
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 50
Werking
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
voortdurende diagnose uit op die
componenten van de auto die te
maken hebben met de
uitlaatgasemissie.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder door het inschakelen van
een waarschuwingslampje
op
het instrumentenpaneel (en het
verschijnen van een bericht op het
display) wanneer deze componenten
niet langer in uitstekende staat verkeren
(zie paragraaf "Lampjes en berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met
het instrumentenpaneel").
Het doel van het EOBD-systeem
(European On Board Diagnosis) is:
❒ de efficiëntie van het systeem te
bewaken;
❒ signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen;
❒ de noodzaak voor het vervangen van
verslechterde onderdelen aangeven. Het voertuig beschikt ook over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben
verholpen moet een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt, om het systeem
volledig te controleren, tests uitvoeren
en zo nodig een proefrit maken die ook
een lange afstandsrit kan omvatten.
RADIO(voor bepaalde versies/markten)
Het systeem bestaat uit:
❒
voedingskabels voor radio,
luidsprekers en antenne;
❒ autoradio;
❒ antenne op voorbumper;
❒ 2 tweeter luidsprekers met een
doorsnede van 38 mm en 2
mid-woofer luidsprekers met een
doorsnede van 130 mm, gemonteerd
op de portieren.
Zie voor nadere informatie over functies
en gebruik van de radio, het speciale
Supplement dat bij de
boorddocumentatie is gevoegd.
51
3-10-2013 16:37 Pagina 51
EOBD-SYSTEEM
(European On
Board Diagnosis)
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm van
fig. 54 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave
op het instrumentenpaneel.
Het systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in een of meer plaatsen in
overeenstemming met de afstand tot
het obstakel en de plaats hiervan ten
opzichte van het voertuig.Als er een obstakel gedetecteerd is in
het gebied midden achter, dan worden
op het display alle bogen in dat gebied
aangegeven, tot de boog die
overeenkomt met de plaats van het
obstakel zelf.
Het signaal is vergelijkbaar voor
obstakels in het gebied rechts- of
linksachter.
De boog die overeenkomt met de
plaats van het obstakel knippert.
De kleur op het display is afhankelijk
van de afstand tot en de plaats van het
obstakel.
Het voertuig bevindt zich vlakbij het
obstakel wanneer op het display een
enkele constante boog wordt
weergegeven en er een continu
geluidssignaal klinkt.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
aangegeven.
STORINGSMELDING
Storingen van parkeersensoren, indien
aanwezig, worden aangegeven
wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld door het aangaan van het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en er verschijnt een
bericht op het display (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”). ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
45)4)
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van de
auto niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van de parkeersensoren
beïnvloeden:
❒
de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of meerdere verflagen
kunnen leiden tot verminderde
gevoeligheid van de sensoren en
afname van de prestaties van het
systeem.
❒ mechanische interferentie (bijv. tijdens
het wassen van de auto, regen,
sterke wind, hagel) kan ertoe leiden
dat de sensor een niet-bestaand
voorwerp detecteert ("echogeluid");
54
A0L0044
54
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 54
TPMS (Tyre
Pressure
Monitoring System)(voor bepaalde versies/markten)
De auto kan uitgerust zijn met een
bewakingssysteem van de
bandenspanning (TPMS) dat de
bestuurder informeert over de toestand
van de bandenspanning door middel
van speciale berichten op het display
fig. 55.
Dit systeem omvat een
RF-zendersensor die op elk wiel is
gemonteerd (op de velg in de band) en
die gegevens over de spanningswaarde
van elke band naar de regeleenheid
stuurt.BELANGRIJKE
INFORMATIE OVER HET
TPMS-SYSTEEM
46) 47) 48) 49) 50) 51) 52) 53) 54)
De storingsindicaties worden niet
opgeslagen en worden bij de volgende
start dus niet meer weergegeven.
Als de storingsconditie blijft bestaan,
dan zal de regeleenheid pas na een rit
van korte duur een melding op het
instrumentenpaneel doen verschijnen.
STORING TPMS
Bij een storing van het TPMS zullen
streepjes in plaats van de
bandenspanning verschijnen, samen
met inschakeling van het speciale
waarschuwingslampje
(zie de
paragraaf "Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Neem contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt om de correcte werking
van het systeem te laten herstellen.
55
A0L0113
56
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 56
BELANGRIJK
46) De aanwezigheid van hetTMPS-systeem ontslaat de
bestuurder niet van de
verplichting om de
bandenspanning regelmatig te
controleren, met inbegrip van het
reservewiel.
47) Controleer de bandenspanning bij koude banden. Als de
bandenspanning om welke reden
dan ook bij warme banden moet
worden gecontroleerd, dan mag
de druk niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde
hoger is dan de voorgeschreven
drukwaarde. Herhaal de controle
wanneer de banden koud zijn.
48) Als een of meerdere wielen zonder sensoren zijn gemonteerd,
dan is het systeem niet langer
beschikbaar. Hierbij gaat het
TMPS-waarschuwingslampje
korten dan een minuut knipperen
voordat het continu blijft branden,
en wordt een melding op het
display getoond zolang de 4
wielen met sensoren niet
gemonteerd worden. 49) Het TPMS-systeem waarschuwt
niet bij een plotselinge afname
van de bandenspanning
(bijvoorbeeld bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom
bruuske stuurbewegingen.
50) Wanneer standaard banden moeten worden vervangen door
winterbanden (en omgekeerd),
moet het TPMS-systeem hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen
door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt worden verricht.
51) Schommelende buitentemperaturen kunnen de
bandenspanning beïnvloeden. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde
aangeven. Controleer in dergelijke
gevallen de bandenspanning bij
koude banden en herstel zo nodig
de juiste spanningswaarde. 52) Wanneer een wiel wordt
vervangen, is het raadzaam ook
de rubberen ventielpakking te
vervangen: neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/
demontage van een band en/of
velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade
of een verkeerde montage van de
sensoren te voorkomen, mogen
deze werkzaamheden alleen door
gespecialiseerd personeel worden
uitgevoerd. Neem contact op
met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
53) Sterke radiofrequentie- interferentie kan de regelmatige
werking van het TPMS-systeem
verhinderen. Dit wordt
aangegeven met een bericht op
het display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de
interferentie is verdwenen.
58
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 58
INSTRUMENTENPANEEL
.
Display met metrische eenhedenA. Koelvloeistoftemperatuurmeter – B. Tijd – C. Toerenteller – D. Indicator programma/ingeschakelde versnelling – E. Schakeladvies (Gear Shift
Indicator) – F. Buitentemperatuur – G. Brandstofmeter (de driehoek rechts van het symbool
geeft de zijde van de auto met de vulopening aan)
– H. Zone bestemd voor weergave van het digitale waarschuwingslampje dat bij het getoonde bericht hoort – I. Trip mijlenteller – J. Snelheidsmeter
– K. Rijprogramma "Alfa DNA"-systeem – L. Berichten of informatie op display – M. Mijlenteller
59
A0L0118
64
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
3-10-2013 16:37 Pagina 64
Display met Gemenebest-eenhedenA. Koelvloeistoftemperatuurmeter – B. Tijd – C. Toerenteller – D. Indicator programma/ingeschakelde versnelling – E. Schakeladvies (Gear Shift
Indicator) – F. Buitentemperatuur – G. Brandstofmeter (de driehoek rechts van het symbool
geeft de zijde van de auto met de vulopening aan)
– H. Zone bestemd voor weergave van het digitale waarschuwingslampje dat bij het getoonde bericht hoort – I. Trip mijlenteller – J. Snelheidsmeter
– K. Rijprogramma "Alfa DNA"-systeem – L. Berichten of informatie op display – M. Mijlenteller
60
A0L0129
65
3-10-2013 16:37 Pagina 65
SNELHEIDSMETER
De meter J toont de snelheid van de
auto.
TOERENTELLER
De verlichting C geeft het
motortoerental aan.
BRANDSTOFMETER
De meter G geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Het digitale waarschuwingslampje
gaat branden wanneer er nog4à5
liter brandstof in de tank is; tank in
dat geval brandstof bij zodra dit
mogelijk is.
Rijd niet met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
KOELVLOEISTOF-
De meter A geeft de
koelvloeistoftemperatuur aan en begint
aanwijzingen te geven zodra de
koelvloeistoftemperatuur boven circa
50°C komt. Het digitale lampje
gaat branden (en
er verschijnt een bericht op het display)
wanneer de koelvloeistoftemperatuur
te hoog is; zet in dat geval onmiddellijk
de motor uit en neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
GEAR SHIFT INDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciaal bericht
E fig. 59 op het instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Daarom is het voor een zuinig
brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te
selecteren, en om de aanwijzingen van
de Gear Shift Indicator op te volgen
wanneer de verkeersomstandigheden
dit toelaten.
Wanneer het pictogram (
) op het
instrumentenpaneel wordt getoond,
adviseert de GSI om een hogere
versnelling in te schakelen. Wanneer
het pictogram (
) wordt getoond,
adviseert de GSI om een lagere
versnelling in te schakelen. BELANGRIJK De GSI werkt niet
wanneer de versnellingsbak in de
AUTO-modus werkt.
BELANGRIJK De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
66
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
3-10-2013 16:37 Pagina 66
TEMPERATUURMETER