Streaming audio via Bluetooth51
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
TEL en selecteert u Apparaat
wissen . Selecteer het gewenste au‐
dioapparaat uit de lijst en druk op de
draaiknop OK om het verwijderen te
bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐ nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 40.
CD30 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
52Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets 0 te drukken en selecteer
Bluetooth-verbinding . Selecteer een
lege sleuf door de draaiknop te
draaien en druk op de draaiknop of de
toets ⊲ of ⊳ om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Audio-apparaat koppelen
door de draaiknop te draaien en in te
drukken en zoek vervolgens op het
audio-apparaat naar Bluetooth-appa‐ ratuur in de omgeving van het appa‐
raat.
Selecteer My Radiosat (d.w.z. de
naam van het systeem) uit de lijst op
het audioapparaat en voer, indien vantoepassing, via het toetsenbord van
het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Wanneer het koppelen mislukt, wordt het bericht Verbinding mislukt. weer‐
gegeven en klinkt er een geluid. Her‐
haal de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐
dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Om een audio-apparaat aan te sluiten nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets 0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding .
De apparatenlijst toont de audio-ap‐
paraten die al gekoppeld zijn. Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de lijst. Selecteer Apparaat verbinden... en
bevestig door op de draaiknop te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
Streaming audio via Bluetooth53
loskoppelen door de draaiknop te
draaien en in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets
0 en selecteert u Bluetooth-
verbinding . Selecteer het gewenste
audio-apparaat uit de lijst, druk op de
draaiknop of de toets ⊲ of ⊳ en se‐
lecteer Dit apparaat wissen .
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 40.
CD35 BT - Muziek via Bluetooth afspelen
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, kan/
kunnen één of beide functies wor‐
den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 81.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
54Streaming audio via Bluetooth
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐
dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het audioapparaat de koppelingscode indie op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐
der gekoppeld audio-apparaat aan te sluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐
bericht bevestigt de aansluiting.Audio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐ tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te wissen, drukt u op de toets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
Streaming audio via Bluetooth55
gewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Wissen.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd-
speler 3 40.
60Navigatie
Batterij vervangen
Druk op de vergrendeling aan de ach‐terzijde van het apparaat en til het
toetsenbord eruit.
Breng nieuwe batterijen aan (type:
AAA / LR03 / UM4 1,5V) waarbij er‐
voor gezorgd moet worden dat ze cor‐
rect aangebracht worden; plaats ver‐
volgens het batterijdeksel terug.
Navigatiesysteem activeren
Inschakelen
Het navigatiesysteem schakelt auto‐
matisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld. Druk in andere geval‐len op de knop X.
Bij uitgeschakeld contact kan het na‐
vigatiesysteem gedurende ongeveer
20 minuten worden gebruikt. Druk op
de toets X om het navigatiesysteem
in te schakelen. Het systeem wordt
ongeveer 20 minuten na de laatste in‐ voer van de gebruiker automatisch
uitgeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitgeschakeld contact wordt het
navigatiesysteem automatisch uitge‐ schakeld wanneer het bestuurders‐
portier wordt geopend.
Bij ingeschakeld contact drukt u op de
toets X om het navigatiesysteem uit
te schakelen.Menu's voor wisselen tussen
navigatiesysteem en
infotainmentsysteem
Bij ingeschakeld Infotainment- en na‐ vigatiesysteem drukt u op de toets
NAVI (van de knoppen op de stuur‐
kolom) om tussen schermen van het
navigatie- en Infotainment te wisse‐ len.
Wanneer de bedieningselementen van het infotainmentsysteem worden
gebruikt om te wisselen, bijvoorbeeld
de audiobron, verschijnt het infotain‐
mentsysteemscherm even over het
navigatiesysteemscherm. Het display schakelt na korte tijd terug.
Klok De klok wordt weergegeven wanneer naar het infotainmentsysteemscherm
wordt geschakeld.
SD-kaart aanbrengen Schakel het navigatiesysteem uit en
steek de SD-kaart in sleuf ervan. De
SD-kaart is breekbaar; buig hem niet.
62Navigatie
Het kaartscherm bevat het volgende:1. Waarschuwing van het volgende risicogebied binnen bereik (vaste
of mobiele flitslocatie, school
enz.)
2. Maximumsnelheid. Gaat rood branden en knipperen wanneer
de snelheidsbeperking wordt
overschreden
3. Naam van de volgende belang‐ rijke weg of verkeersbordinforma‐
tie, indien van toepassing
4. Verkeerszijbalk: Weergave van incidenten op de route, ontvangst‐indicator verkeersinfo
5. Huidige tijd
6. Richting en afstand tot volgende richtingsverandering
7. Buitentemperatuur (afhankelijk van de auto)
8. Reisinformatie, bijv. geschatte aankomsttijd, totaal resterende
afstand
9. Huidige locatie
10. Audiosysteeminformatie
11. KompasOm het kaartscherm op een willekeu‐ rig moment te openen, drukt u op de
toets MAP 2D/3D .
Verzeker u ervan dat alle aange‐ brachte veranderingen bevestigd
worden met de
schermtoetsen (⌞ en ⌟) voordat u
naar het kaartscherm schakelt; an‐
ders gaan de veranderingen verloren.
Druk in het kaartscherm nogmaals op de toets MAP 2D/3D om tussen 2D/
3D kaartmodi te wisselen.
Begeleide rondleidingen
Het systeem biedt tutorials om snel
vertrouwd te raken met de verschil‐
lende functies.
Selecteer Korte rondleidingen in het
hoofdmenu en vervolgens de gewen‐ ste rondleiding:
■ Gebruik van de afstandsbediening
■ Rijweergave
■ Menu-opties
■ Bekijk kaart
■ Route-berekening
■ Reisplanner■Verkeersinfo
■ Waarschuwingen en meldingen
■ Snelmenu
■ TomTom HOME
LIVE diensten
Live diensten omvatten veiligheids‐
waarschuwingen voor wegen, ac‐
tuele verkeersinformatie met HD Traf‐
ficService™, lokale zoekfunctie met
Google™ en weersverwachting.
Deze functies zijn gratis beschikbaar
voor een proefperiode van
3 maanden, waarna een abonnement vereist is. Bezoek de TomTom-web‐site en raadpleeg het gedeelte
Services voor een abonnement op
LIVE diensten .
Live diensten zijn in sommige landen
of regio's niet verkrijgbaar.
Om op elk willekeurig moment de sta‐
tus van uw abonnement na te gaan,
selecteert u My services in het menu
LIVE services . Sommige functies
kunnen pas in het hoofdmenu worden geselecteerd wanneer een abonne‐
ment op live diensten is genomen.
Voor toegang tot deze functies
98TrefwoordenlijstAAac-bestanden ............................. 39
Aanpassing volume km/u .............29
Acc-bestanden.............................. 46
Achter UIT .................................... 25
AF (alternatieve frequentie) ..........36
Afstandsbediening ........................59
AGC geactiveerd ..........................25
Algemene aanwijzingen ............
...................... 4, 44, 46, 56, 74, 76
Algemene informatie ..............39, 49
Antidiefstalfunctie ........................21
AST............................................... 34 Audio-apparaat aansluiten ...........49
Audio-apparaat koppelen .............49
Audio-cd's ..................................... 39
Audio-instellingen ...................25, 40
Automatic Gain Control (AGC) .....25
Automatisch gesprek in de wacht. 85
Automatisch uitschakelen .............21
Automatisch zender zoeken .........31
Autostore-lijsten ............................ 34
Autotelefoonboek .........................85
AUX-ingang .................................. 44
B Balance......................................... 25
Bass.............................................. 25 Batterij vervangen......................... 59Bediening ............................... 49, 85
Bedieningselementen instrumentenpaneel ....................7
Bedieningselementen stuurkolom ..7
Bedieningsrichtlijnen voor telefoon ..................................... 96
Bediening van displayscherm. 21, 76
Beeldscherm................................. 21
Begeleide rondleidingen ...............59
Begeleiding .................................. 69
Beveiligingscode........................... 21 Bluetooth ...................................... 76
Bluetooth-muziek ..........................49
Bluetooth-verbinding ..............49, 81
C CD-display .................................... 40
CD-speler ............................... 39, 40
CD-speler gebruiken..................... 40
Cd-tekst ........................................ 40
Contourfunctie .............................. 25
D DAB-radio ..................................... 34
Displayinformatie ..........................40
Displayscherm gebruiken .............21
Draagbare cd-spelers ...................44