138TelefoonTelefoonAlgemene aanwijzingen.............138
Bluetooth-verbinding ..................139
Noodoproep ............................... 141
Bediening ................................... 142
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................145Algemene aanwijzingen
Het telefoonportaal biedt u de moge‐
lijkheid om via een microfoon en de
luidsprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover vindt u in de gebruikers‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
Telefoon139voordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportaal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificaties
vindt u op http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Om een Bluetooth-verbinding met het Infotainmentsysteem tot stand te
brengen, moet de Bluetooth-functie
van het Bluetooth-apparaat geacti‐
veerd zijn. Voor nadere informatie
verwijzen wij u naar de gebruiksaan‐
wijzing van het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐ den.
Bluetooth-instellingenmenu
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Belangrijke informatie ■ Aan het systeem kunnen maximaal
vijf apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist. Als het appa‐
raat eerder verbonden was, brengt
het Infotainmentsysteem de verbin‐
ding automatisch tot stand.
■ Werken met Bluetooth is belastend
voor de accu van het apparaat.
Sluit het apparaat daarom op de stroom aan.
Koppelen via de toepassing instellingen
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaat koppelen of
Apparaatbeheer om de appara‐
tuurlijst weer te geven en selec‐
teer vervolgens schermtoets
KOPP; .
3. Op het Infotainmentsysteem ver‐ schijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
140Telefoon
4. Activeer het zoekproces in het tekoppelen Bluetooth-apparaat.
5. Koppeling bevestigen: ◆Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de meldin‐
gen op het Infotainmentsys‐
teem en het Bluetooth-appa‐
raat.
◆ Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het Blue‐
tooth-apparaat in en bevestig
uw invoer.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het In‐
fotainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem moe‐ten deze zijn opgeslagen in het tele‐
foongeheugen van de mobiele tele‐
foon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Infotainmentsys‐
teem.
8. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijstopnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing 1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram TEL.. Het
hoofdmenu van de telefoon ver‐ schijnt.
2. Selecteer lijstoptie Bluetooth-
apparaten om de apparatenlijst
weer te geven.
3. Selecteer de knop KOPP; op het
scherm.4. Ga verder met stap 3 van "Kop‐ pelen via de toepassing instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de toepassing Audio Let op
Het Bluetooth audiohoofdmenu is al‐ leen beschikbaar als er al een Blue‐
tooth-muziekapparaat aan het Info‐
tainmentsysteem is gekoppeld.
1. Druk herhaaldelijk op de MEDIA-
knop om het Bluetooth-muziek‐
hoofdmenu weer te geven en druk vervolgens op de knop MENU.
2. Selecteer lijstoptie Bluetooth-
apparaten om de apparatenlijst
weer te geven.
Telefoon141
3. Selecteer de schermtoets KOPP;
om een nieuw apparaat te koppe‐ len.
4. Ga verder met stap 3 van "Kop‐ pelen via de toepassing instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijst opnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt aansluiten en selecteer
vervolgens de schermtoets
VERB. . Er verschijnt een melding
die u moet beantwoorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
is verbonden en wordt getoond in
het Verbonden -veld van de appa‐
raatlijst.
Een apparaat loskoppelen 1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt ontkoppelen en selec‐
teer vervolgens de schermtoets Ophangen . Er verschijnt een mel‐
ding die u moet beantwoorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
is ontkoppeld en wordt getoond in het Niet verbonden -veld van de
apparaatlijst.Een apparaat wissen
1. Druk op ; en selecteer vervol‐
gens het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt verwijderen en selecteervervolgens de schermtoets
WISSEN . Er verschijnt een mel‐
ding die u moet beantwoorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
wordt uit de lijst verwijderd.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
142Telefoondat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep maken
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonaansluiting met het nood‐ oproepcentrum wordt ingesteld.
Beantwoord de vragen van het per‐
soneel over de noodoproep.
9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Telefoontoepassing
Druk op de knop ; en selecteer ver‐
volgens het TEL.-pictogram om het
telefoon-hoofdmenu weer te geven.
144Telefoon
Selecteer in het bericht schermtoets
AANN. om het gesprek te beantwoor‐
den.
Telefoongesprek afwijzen
Selecteer in het bericht schermtoets
NEG. om het gesprek af te wijzen.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven en kies
vervolgens lijstoptie Beltonen. Er
wordt een lijst met alle aan het Info‐
tainmentsysteem gekoppelde tele‐
foons en de ingestelde beltonen voor deze telefoons getoond.
Kies de gewenste telefoon. Er wordt een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor de betreffende telefoon.
Selecteer de gewenste beltoon.
Functies tijdens een telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek wordt het gespreksscherm weergegeven.Telefoongesprek beëindigen
Selecteer de knop STOP GESPR. op
het scherm om de oproep te beëindi‐
gen.
Microfoon uitschakelen
Selecteer de schermtoets MIC. STIL
om de microfoon tijdelijk uit te scha‐
kelen.
De schermtoets verandert in AAN.
Microfoon opnieuw activeren, selec‐
teer de schermtoets AAN.
De handsfree-functie uitschakelen
Selecteer de schermtoets
HANDSET om het gesprek met uw
mobiele telefoon voort te zetten.
De schermtoets verandert in
HANDSFREE .
Selecteer nogmaals de schermtoets HANDSFREE om de handsfree-func‐
tie opnieuw te activeren.
148TrefwoordenlijstAAlgemene aanwijzingen ............
................................ 110, 130, 138
Algemene informatie................... 133 AUX ......................................... 133
Bluetooth-muziek ....................133
CD ........................................... 130
Infotainment-systeem ..............110
Radio ....................................... 123
SD ........................................... 133
Telefoon .................................. 138
USB ......................................... 133
Antidiefstalfunctie ......................111
Audio afspelen ............................ 135
Audiobestanden ......................... 133
Automatische volumeregeling ....119
Auto Set ...................................... 120
AUX ............................................ 133
AUX activeren............................. 135
B BACK-knop ................................. 117
Balans......................................... 119
Bas ............................................. 119
Basisbediening ........................... 117
Instrumentenpaneel ................117
Vijfstandenknop ......................117
Bediening.................................... 142 AUX ......................................... 135Bluetooth-muziek....................135
CD ........................................... 131
Infotainment-systeem ..............115
Menu ....................................... 117
Radio ....................................... 123
SD-kaart .................................. 135
Telefoon .................................. 142
USB ......................................... 135
Bedieningselementen Infotainment-systeem ..............112
Stuurwiel ................................. 112
Bedieningspaneel Infotainment ..112
Beltoon ....................................... 142
Bestandsindelingen Audiobestanden ......................133
Bluetooth-muziek ........................133
Bluetooth-verbinding ..................139
C Categorielijst ............................... 123
CD-speler ................................... 130
CD-speler activeren ....................131
D
DAB ............................................ 127
DAB-koppeling............................ 127
Digital Audio Broadcasting .........127
149
EEQ .............................................. 119
Equaliser..................................... 119
F
Fabrieksinstellingen terugzetten. 120
Fader .......................................... 119
Favoriete lijsten Zenders oproepen ...................124
Zenders opslaan .....................124
Favorietenlijst ............................. 124
Frequentielijst ............................. 123
G Gebruik ....................... 115, 123, 131
AUX ......................................... 135
Bluetooth-muziek ....................135
CD ........................................... 131
Infotainment-systeem ..............115
Menu ....................................... 117
SD-kaart .................................. 135
Telefoon .................................. 142
USB ......................................... 135
Geluidsinstellingen .....................119
H Het Infotainmentsysteem activeren.................................. 115
Het telefoonportaal activeren .....142
Home-toets ................................. 117I
Infotainmentsysteem inschakelen ............................. 115
Intellitext ..................................... 127
K Klokdisplay ................................. 120
Koppelen .................................... 139
L
L-Band ........................................ 127
M
Maximaal inschakelvolume......... 119 Menubediening ........................... 117
MENU-knop ................................ 117
Middenbereik .............................. 119
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................145
Mute............................................ 115
N
Noodoproep ................................ 141
O
Overzicht bedieningselementen. 112
P PIN vergeten............................... 120R Radio Categorielijst ........................... 123
DAB ......................................... 127
DAB-berichten ......................... 127
DAB-menu............................... 127
Digital Audio Broadcasting ......127
Favoriete lijsten .......................124
FM menu ................................. 126
Frequentielijst .......................... 123
Golfband.................................. 123
Intellitext .................................. 127
L-Band..................................... 127
Radio Data System .................126
RDS......................................... 126
Regio ....................................... 126
Regio-instelling........................ 126
TP............................................ 126
Traffic Program .......................126
Zender zoeken ........................ 123
Zenderlijst................................ 123
Zenders oproepen ...................124
Zenders opslaan .....................124
Radio activeren........................... 123
Radio Data System (RDS) ......... 126
Regio .......................................... 126
Regio-instelling ........................... 126