
Sleutels, portieren en ruiten23
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Storing in de afstandsbediening
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Handmatig ontgrendelen 3 24.Elektronisch
sleutelsysteem
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
■ Centrale vergrendeling 3 24
■ Achterklep 3 30
■ Contact inschakelen en motor star‐
ten 3 160
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender
3 22.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Let op
De elektronische sleutel niet in de bagageruimte of voor het
Info-Display leggen.
Batterij elektronische sleutel
vervangen Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden ver‐
vangen 3 123.
Batterij vervangen, zie Handzender
3 22.
Elektronische sleutel
synchroniseren
De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.

24Sleutels, portieren en ruiten
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
■ Storing in elektronische sleutel
■ Elektronische sleutel buiten ont‐ vangstbereik
■ Batterijspanning te laag
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 24.Opgeslagen instellingen
Steeds wanneer het contact wordt uit‐ geschakeld, worden de volgende in‐
stellingen automatisch door de hand‐
zender of de elektronische sleutel op‐
geslagen:
■ Automatische klimaatregeling
■ Verlichting
■ Infotainment-systeem
■ Centrale vergrendeling
■ Instellingen sportmodus
■ Comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
bij de volgende keer inschakelen van het contact met de sleutel in het ge‐
huegen met handzender 3 158 of
elektronische sleutel 3 23 automa‐
tisch gebruikt.
Een voorwaarde is dat Personalisatie
door bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke handzender of elek‐
tronische sleutel die wordt gebruikt.Ook worden de aanpassingen van de
bestuurdersstoel en de buitenspie‐
gels onafhankelijk van de geheugen‐
standen 3 52 in het geheugen op‐
geslagen.
De elektrisch bediende stoel ver‐
plaatst zich automatisch in de opge‐
slagen stand wanneer het bestuur‐
dersportier wordt ontgrendeld en ge‐
opend met de handzender of elektro‐ nische sleutel in het geheugen en
wanneer Automat. oproepen
geheugen op het Info-Display is inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.

126Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Colour-Info-Display te ver‐
anderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Onderstaand wordt het wijzigen van
persoonlijke instellingen via de toet‐
sen onder het display beschreven. Dit
geldt voor 4,2" en 8" Colour-Info-Dis‐
play. Daarbij werkt het 8" display als
een aanraakscherm en via het touch‐ pad tussen de voorstoelen. Raad‐pleeg de beschrijving Colour-Info-
Display 3 121 en de handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Druk bij een actief display op toets ;.
Draai aan toets MENU om een dis‐
playpictogram van Instellingen te se‐
lecteren.
Druk ter bevestiging op de toets
MENU .
De volgende instellingen kunnen wor‐
den geselecteerd door draaien van
en indrukken van de multifunctionele
toets:
■ Tijd en datum
■ Sportmodus
■Taal (Language)
■ Valetmodus
■ Radio
■ Voertuig
■ Bluetooth
■ Spraak in-/uitvoer
■ Scherm
■ Achteruitkijkcamera
■ Terugk. naar fabrieksinst.
■ Softwareinformatie
■ TouchPad
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Tijd en datum
Zie klok 3 93.
Sportmodus
U kunt de functies kiezen die in de sportmodus worden geactiveerd
3 177.

Instrumenten en bedieningsorganen127
■Achterverl. sportmodus : Verandert
de kleur van de instrumentenver‐
lichting.
■ Motor sportmodus : Gasaanname
en schakelkarakteristieken worden
sneller.
■ Sportbesturing : De stuurbekrachti‐
ging werkt minder goed.
■ Sportophanging : Demping wordt
stugger.
■ All wheel drive : Groter deel van het
motorkoppel gaat naar de achteras.
Taal (Language)
Selectie van de gewenste taal. Zie handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Valetmodus
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.
Radio
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.Voertuig
■ Klimaat- en luchtkwaliteit
Max. snelheid autoventilator : Ver‐
andert het niveau van het luchtde‐
biet van de klimaatregeling in het
interieur in automatische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐ ten van de auto is altijd AAN of altijd UIT.
Autom. Ontwasemen : Ondersteunt
het ontvochtigen van de voorruit door het automatisch selecteren
van de vereiste instellingen en de
automatische aircomodus.
Autom. ontwasemen achter : Acti‐
veert automatisch de achterruitver‐
warming.
■ Bots- / detectiesystemen
Parkeersensor : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp.
Autom. voorbereiding botsing : Ac‐
tiveert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in ge‐ val van dreigend aanrijdingsge‐vaar. Het volgende kan worden ge‐
selecteerd: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt al‐
leen door middel van geluidssigna‐
len of wordt volledig gedeactiveerd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blindehoek‐
systeem.
Verkeerswaarsch. achteruitr. : Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
■ Comfort en gemak
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Personalisatie door bestuurder : Ac‐
tiveert of deactiveert de persoon‐
lijke instellingen.
Automat. oproepen geheugen : Ac‐
tiveert of deactiveert het oproepen
van de opgeslagen instellingen
voor de afstelling van de elektrisch
bediende stoelen en buitenspie‐
gels.

Instrumenten en bedieningsorganen129
Scherm
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.
Achteruitkijkcamera
Richtlijnen : Activeert of deactiveert de
geleidelijnen.
Hulpsymbolen achteruitpark. : Acti‐
veert of deactiveert de symbolen van
de parkeerhulp achter.
Terugk. naar fabrieksinst.
Inst. voertuig herstellen : stelt alle
functies opnieuw in op de standaard‐
instellingen.
Alle privégegevens wissen : Wist alle
persoonsgebonden gegevens uit de
auto.
Instellingen radio herstellen : Zet alle
radio-instellingen terug op de stan‐
daardwaarden. Zie handleiding bij het
infotainment-systeem.
Softwareinformatie
Zie handleiding bij het infotainment-
systeem.TouchPad
Zie handleiding bij het infotainment- systeem.

318KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 318
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 320Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐
palingen van Richtlijn 1999/5/EC.
Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Radarsystemen
Landspecifieke conformiteitsverkla‐
ringen voor radarsystemen staan op
de volgende pagina:

Klantinformatie321Radiofrequentie-
identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals ra‐ diogestuurde afstandsbedieningen
voor het vergrendelen/ontgrendelen
van de deuren en starten en zenders
in de auto voor het openen van gara‐ gedeuren. RFID-technologie in Opel-
voertuigen gebruikt geen persoonlijke
informatie, houdt ze niet bij of koppelt deze niet aan andere Opel-systemen
die persoonlijke informatie bevatten.

325
Opgeslagen instellingen...............24
Opschakelen............................... 110
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 268
Parkeerhulp ......................... 40, 197
Parkeerlichten ............................ 137
Parkeren .............................. 19, 164
Park pilot met ultrasoonsensoren 197
Pedaal intrappen ........................109
Persoonlijke instellingen ............126
Pollenfilter .................................. 156
Portieren ....................................... 30
Portier open ............................... 114
Prestaties ................................... 285
Profieldiepte ............................... 256
Q
Quickheat ................................... 154
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 321
Regelbare instrumentenverlichting ...........138
Regeleenheid smartphone .........123
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 320
Remassistentie .......................... 174Rem- en koppelingssysteem .....108
Rem- en koppelingsvloeistof ......276
Remmen ............................ 172, 231
Remvloeistof .............................. 231
Reservewiel ............................... 264
Richtingaanwijzer ......................106
Richtingaanwijzers ..................... 136
Richtingaanwijzer vooraan .........235
Roetfilter ............................. 111, 165
Rolschermen ............................... 44
Ruiten ........................................... 41
Rijgedrag en aanhangertips ......221
Rijregelsystemen ........................175
Rijverlichting ........................ 12, 112
S Schakelen ................................... 110
Service ............................... 156, 275
Service-display .......................... 105
Service-informatie ...................... 275
Sjorogen ...................................... 79
Slepen ................................ 221, 268
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21
Sneeuwkettingen .......................257
Snelheidsbegrenzer ...........113, 181
Snelheidsmeter .......................... 102
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................231Startbeveiliging ....................37, 112
Starten en bedienen ...................158
Starthulp gebruiken ...................266
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling ........................6, 49
Stop/Start-systeem .....................162
Storing ....................................... 170
Storing elektrische handrem .......109
Storingsindicatielamp ................108
Stroomonderbreking ..................170
Sturen ......................................... 157
Stuurbedieningsknoppen .............88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......230
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 88
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 216
Te laag brandstofpeil .................112
Toerenteller ............................... 103
Top-Tether-bevestigingsogen ......71
Traction Control .........................175
Traction Control-systeem uit....... 111
Trekhaak .................................... 222
Trekstang.................................... 221
Typeplaatje ................................ 278