Cd-speler123
Titelselectie
Bij audio-cd's wordt het nummer ge‐
selecteerd binnen de cd, bij mp3- en
mixed mode-cd's binnen het geselec‐ teerde album.
U hoort een titel.
Tip de kruistuimelschakelaar m of
n aan totdat het gewenste nummer
verschijnt.
De vereiste track wordt afgespeeld.
of:
Draai in het menu CD aan de multi‐
functionele knop totdat de menuoptie j of k wordt gemarkeerd.
Druk de combiknop steeds weer in
totdat het gewenste nummer ver‐ schijnt.
De vereiste track wordt afgespeeld.
of:
Selecteer in het menu CD menuoptie
Track .
Er verschijnt een lijst met alle num‐
mers.
Het momenteel beluisterde nummer is gemarkeerd met een pijl.Selecteer het gewenste nummer.
Het CD -menu verschijnt.
Het nieuw geselecteerde nummer
verschijnt en wordt afgespeeld.
Snel zoeken vooruit/achteruit Zoekt u een bepaald punt op een CD, ga dan als volgt te werk:
U hoort een titel.
Houd kruistuimelschakelaar m of
n ingedrukt tot u het gewenste punt
bereikt.
De cd-speler speelt de cd af met een
verhoogde snelheid en afgenomen
volume.
Snel zoeken bij mp3-nummers ver‐
loopt onhoorbaar.
of:
Selecteer in het menu CD menuoptie
__ of 66 .
De CD-wisselaar speelt de CD af met een verhoogde snelheid en afgeno‐
men volume.
Snel zoeken bij mp3-nummers ver‐
loopt onhoorbaar.Selecteer bij het bereiken van de ge‐
wenste passage opnieuw menuoptie
__ of 66 .
Albumselectie voor MP3- of
Mixed Mode-cd's U beluistert een track van een album.
Druk de kruistuimelschakelaar c of d
in, totdat het album van uw keuze op
het display verschijnt.
U hoort het eerste nummer van het
album of de cd van uw keuze.
of:
U bevindt zich in het CD -menu.
Selecteer menu-item Album.
Op het display verschijnt een cd-al‐
bumlijst.
Het album dat net afgespeeld is,
wordt met een pijl gemarkeerd.
Selecteer het gewenste album.
Het CD -menu verschijnt.
Het eerste nummer van het nieuw ge‐ selecteerde album verschijnt op het
display.
Het nieuw geselecteerde nummer
wordt afgespeeld.
124Cd-speler
CD extra's
Selecteer in het menu CD menuoptie
Extra's .
Het CD extra's -menu verschijnt.
In het Extra's -submenu zijn de vol‐
gende optievelden beschikbaar:
Normaal
Bij deze optie worden de opeenvol‐
gende functies Random CD, Repeat
track en Scan CD gedeactiveerd
Random CD (willekeurig) Audio-CD:
Wanneer willekeurig afspelen voor
een audio-CD geselecteerd is, wor‐
den de tracks op een CD in willekeu‐
rige volgorde afgespeeld.
MP3-CD:
Bij 5 of minder albums op een mp3-cd worden er 4 nummers per album in
willekeurige volgorde afgespeeld. Bij
meer dan 5 albums op de mp3-cd
wordt er steeds 1 nummer per album
afgespeeld.
Mixed mode-cd:
Op een mixed-mode-cd worden de
nummers van het audiogedeelte het
eerst in willekeurige volgorde afge‐
speeld. Daarna worden zoals boven‐
staand beschreven de nummers van
het mp3-gedeelte afgespeeld.Overschakelen op Random CD
Selecteer het optieveld Random CD.
Op het display verschijnt het g-sym‐
bool.
Repeat track
Met de "Repeat"-functie herhaalt de
cd-speler het huidige nummer.
Overschakelen op Repeat track
U hoort een titel.
Houd de kruistuimelschakelaar c in‐
gedrukt totdat het symbool i op het
display verschijnt.Op het display verschijnt gedurende
enkele seconden Herhalen Aan .
U hoort deze titel steeds weer.
of:
Selecteer het optieveld Repeat track.
Op het display verschijnt het i-sym‐
bool.
U hoort deze titel steeds weer.Repeat track uitschakelen
Houd de kruistuimelschakelaar c in‐
gedrukt totdat het symbool i op het
display dooft.
Op het display verschijnt gedurende
enkele seconden Herhalen Uit .
of:
Selecteer een nieuw nummer.
of:
Selecteer het optieveld Normaal.
Het symbool i verschijnt niet meer.
Scan CD
Met de functie "Scan CD" speelt de
cd-wisselaar elk nummer gedurende
10 seconden.
Cd-speler125
Overschakelen op Scan CD
U hoort een titel.
Houd de kruistuimelschakelaar d in‐
gedrukt totdat het symbool k op het
display verschijnt.
of:
Selecteer het optieveld Scan CD.
Op het display verschijnt het k-sym‐
bool.Scan CD uitschakelen
Houd de kruistuimelschakelaar d in‐
gedrukt totdat het symbool 6⃒ op het
display dooft.
of:
Selecteer een nieuw nummer.
of:
Selecteer het optieveld Normaal.
Op het display verschijnt het menu
CD .
Het symbool k verschijnt niet meer.
CD-tekst activeren/deactiveren
Al naargelang het feit of de CD-tekst
al dan niet ingeschakeld is, kunnen
verschillende informaties worden
weergegeven.
Ingeschakeld=Cd-naam
Tracknaam
Naam uitvoerder
AlbumnaamUitgeschakeld=Titelnummer
Albumnaam
Afspeeltijd
Niet alle cd's bevatten cd-tekst. In
deze gevallen worden de titelnum‐
mers en afspeeltijden altijd weerge‐
geven.
Aankruisvakje Titel tonen aan-/afvin‐
ken.
Verkeersbericht in de CD-modus
Terwijl een CD wordt afgespeeld,
kunt u verkeersberichten ontvangen.
Verkeersinformatie (TP) 3 114.
U kunt een verkeersbericht beëindi‐
gen met de TP-knop en de huidige
CD blijft verder afgespeeld worden.
Een cd verwijderen Druk op de j-toets.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
U hoort de als laatste ingestelde zen‐ der of de als laatste gespeelde audi‐
obron.
Wanneer een CD niet wordt wegge‐
nomen, wordt hij automatisch weer
ingetrokken en het uitwerpproces on‐ derbroken.
134InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............134
Antidiefstalfunctie ......................135
Overzicht .................................... 136
Bediening ................................... 139
Geluidsinstellingen ....................142
Volume-instellingen ...................143Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio heeft negen geheugenposi‐
ties voor het automatisch opslaan van zenders voor elk frequentiebereik:
FM, AM en DAB (indien beschikbaar).
De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐gen, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
De geïntegreerde cd-speler onder‐
houdt u zowel met audio-cd's als met
mp3-cd's.
Ook kan er op het Infotainmentsys‐
teem een externe bron, bijv. een mo‐
biele telefoon, worden aangesloten.
Het geluid van een op de AUX-ingang van uw auto aangesloten audiobron,
bijv. een draagbare cd-speler of een
mp3-speler, kan via de luidsprekers
van het Infotainmentsysteem worden
weergegeven.
Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een mobiele te‐ lefoonportaal.Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐
teem met de knoppen op het stuur‐
wiel bedienen.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan
138Inleiding
Cd/MP3: vorige nummer,
snel terugspoelen ...............155
Waarden in het menu
wijzigen ............................... 139
14 j......................................... 155
Cd uitwerpen ....................... 155Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
1 Draaischijf ........................... 139
Draaien: (drievoudige
infodisplay): handmatig
zenders zoeken ..................139
Draaien: GID (grafische
infodisplay): vorige/
volgende invoer van de
reiscomputer, handmatig
zenders zoeken (in
combinatie met een
tripcomputer is er geen
radiofunctie als u aan de
draaischijf draait) ................. 139
Druk: TID: zonder functie ....139
Druk: GID: tripcomputer
oproepen/opnieuw
instellen, een invoer van
de tripcomputer selecteren . 139
2 q-toets ............................... 146
Radio: Volgende
opgeslagen zender .............146
CD: de CD-weergave
starten ................................. 155
MP3: volgende album .........155
3 p-toets .............................. 155
Overschakelen tussen
radio/CD/MP3 en AUX-
modus ................................. 155
Inleiding139
4d-toets ................................. 146
Radio: naar boven
zoeken, vooruitscrollen in
het zendergeheugen ...........146
CD: kort drukken: Sla
voorwaarts één track over ..155
CD: lang drukken: snel vooruit ................................. 155
5 c-toets ................................. 146
Radio: naar onder zoeken, terugscrollen in het
zendergeheugen .................146
CD: kort drukken: Sla
achterwaarts één track over 155
Cd: lang drukken: snel
terugspoelen ....................... 155
6 o ................................... 139
Draaien: volume
aanpassen .......................... 139
Vasthouden: het volume continu aanpassen ..............139De afstandsbediening op het stuur
heeft in combinatie met het mobiele
telefoonportaal nog andere functies.
Zie het hoofdstuk van het mobiele te‐
lefoonportaal.
Bediening Bedieningselementen Het Infotainmentsysteem werkt naar
keuze via:
■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 136
■ knoppen op het stuur 3 136.
De werking van het Infotainmentsys‐ teem kan afhankelijk van het type in‐ formatiedisplay variëren. Er zijn tweeverschillende informatiedisplays: Tri‐
ple-Info-Display (TID) en Graphic-
Info-Display (GID). Zie "Informatiedis‐ plays" in het Instructieboekje voor na‐
dere informatie.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de toets e in.De laatst ingestelde audiobron wordt
afgespeeld.
In- en uitschakelen met de
contacttoets (inschakelautomaat)
Bij een geactiveerde inschakelauto‐
maat kan het Infotainmentsysteem
ook met het contact uit- en opnieuw
ingeschakeld worden.
Deze verbinding tussen de radio en
het contact is vooringesteld in de fa‐
briek, maar kan worden uitgescha‐
keld.
■ Als de automatische schakelaar uit‐
geschakeld is, kan het infotain‐mentsysteem alleen ingeschakeld
worden met de e-knop of door een
CD in te voeren en uitgeschakeld
worden met de met de e-knop.
140Inleiding
■ Als het infotainmentsysteem wordtuitgeschakeld wanneer het contact
uitstaat, onafgezien de huidige in‐
stelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e -knop
en door een CD in te voeren.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐ sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Alleen TID:
1. Druk op de SETTINGS-toets om
Audio weer te geven.
2. Druk op de n-toets om System
weer te geven.
3. Druk meerdere malen op de toets
SETTINGS totdat Ign.Logic ON of
OFF (afhankelijk van de huidige
instelling) verschijnt.
4. Selecteer de gewenste status met
de toetsen m n .Na enkele seconden verschijnt
Audio op het display, gevolgd door de
betreffende audiobron.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Alleen GID: 1. Druk op de toets SETTINGS om
het menu Settings weer te geven.
2. Druk op de toets n om System
te selecteren.
3. Druk op de toets SETTINGS en
dan meerdere malen op de toets
n om Ign. logic te selecteren.
4. Druk op de toets SETTINGS om
de huidige instelling te wijzigen.
Na het veranderen van de instelling: Druk op de toets n en dan op de
toets SETTINGS om het menu
Settings te verlaten.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de o-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 143.
■ Verkeersberichten en externe au‐ diobronnen worden ingevoegd aan
een vooringesteld minimumvolume 3 143.
■ Het volume van een via de AUX-in‐
gang aangesloten audiobron kan
aan het volume van de andere au‐
diobronnen (bijv. de radio) worden
aangepast 3 143.
■ Als de respectieve bron aanstaat, kunt u het volume van de verkeers‐berichten, de externe audiobron‐
nen en de radio en CD afzonderlijk
aanpassen.
Inleiding141
Voor snelheid gecompenseerde
volumebediening (SDVC)
Na inschakeling van SDVC 3 143
wordt het volume automatisch zoda‐ nig aangepast dat u geen geluid van
het wegdek of van de rijwind hoort.
Externe bron Er kan een externe bron (bijv. mobiele
telefoon, navigatiesysteem) op het In‐ fotainmentsysteem worden aange‐
sloten.
De externe bron wordt automatisch
overgedragen via een regelsignaal
van het verbonden apparaat, zelfs
wanneer het Infotainmentsysteem uit
staat. In dat geval verschijnt
External In .
We bevelen aan dat de toestellen
door een erkende Opel-partner wor‐
den gemonteerd.
AUX-ingang
Een externe audiobron, bijv. een
draagbare CD-speler, kan via de
AUX-ingang van uw auto worden
aangesloten. Via de luidsprekers van het Infotainmentsysteem hoort u het
stereogeluid van deze bron.De aansluiting bevindt zich bij de mid‐
delste console.
Zorg ervoor dat de AUX-ingang altijd
schoon en droog is.
Zet de externe audiobron voor de
best mogelijke audiokwaliteit altijd op
het maximale volume. Bij modules
met lijnuitgang is het audioniveau van het uitgangssignaal stabiel en kan
niet worden gewijzigd.
Om overstuur bij de AUX-ingang te
voorkomen moet de effectieve uit‐
gangsspanning van de externe audi‐
obron lager zijn dan 1,5 V.
Hoofdscherm
Het hoofdmenu is de displayweer‐
gave die na het inschakelen van het
Infotainmentsysteem weergegeven
wordt.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto is de weergave verschillend.
De onderstaande informatie kan wor‐
den weergegeven:Boordcomputergegevens
Weergave van boordcomputerinfor‐
matie, zie de gebruikershandleiding
van uw auto.
Mobiele telefoonportaal-informatie
Weergave van de informatie die ge‐
leverd wordt als een mobiele tele‐
foonportaal is aangesloten. Zie de be‐
dieningsinstructies van het mobiele
telefoonportaal.
Audio-informatie
De volgende audioinformatie wordt
getoond:
■ Huidig golfbereik of AUX/cd.
■ Huidige zendernaam of zenderfre‐ quentie c.q. CD-titelnr. of CD-titel‐
naam.
■ Als de regionale functie is inge‐ schakeld, wordt REG getoond
3 149.
■ Als het AS-niveau actief is, wordt AS getoond 3 148.
■ Als de RDS-functie is ingescha‐ keld, wordt RDS getoond 3 149.