
134InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............134
Antidiefstalfunctie ......................135
Overzicht .................................... 136
Bediening ................................... 139
Geluidsinstellingen ....................142
Volume-instellingen ...................143Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio heeft negen geheugenposi‐
ties voor het automatisch opslaan van zenders voor elk frequentiebereik:
FM, AM en DAB (indien beschikbaar).
De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐gen, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
De geïntegreerde cd-speler onder‐
houdt u zowel met audio-cd's als met
mp3-cd's.
Ook kan er op het Infotainmentsys‐
teem een externe bron, bijv. een mo‐
biele telefoon, worden aangesloten.
Het geluid van een op de AUX-ingang van uw auto aangesloten audiobron,
bijv. een draagbare cd-speler of een
mp3-speler, kan via de luidsprekers
van het Infotainmentsysteem worden
weergegeven.
Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een mobiele te‐ lefoonportaal.Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐
teem met de knoppen op het stuur‐
wiel bedienen.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan

Inleiding137
1RDS .................................... 149
Programmanaam of
zendfrequentie van de
zender weergeven ..............149
Zenderlijst actualiseren .......146
2 AS....................................... 148
Activeren/deactiveren van
het AS-niveau .....................148
Automatische
zenderopslag ...................... 148
3 TP....................................... 149
Verkeersinformatie ..............149
4 REG .................................... 149
Regionaal programma in-/
uitschakelen ........................ 149
5 TUNER ................................ 146
Schakelen tussen FM, AM en DAB (indien
beschikbaar) ....................... 146
6 SOUND ............................... 142
Klankinstellingen
configureren ........................ 1427oe -knop ....................... 139
Indrukken: Schakelaar: In‐ fotainmentsysteem in-/
uitschakelen ........................ 139
Draaien: Volume
aanpassen .......................... 139
8 MEDIA ................................. 155
CD/MP3-modus ..................155
Cd/MP3-informatie
weergeven .......................... 155
Activeren/deactiveren
random ................................ 155
AUX-ingang: Audiobron
overschakelen naar de
externe ingang ....................146
9 INSTELLINGEN ..................143
Audio-instellingen ...............143
Systeeminstellingen ............139
Selectie bevestigen of
vooruitbladeren in het
instelmenu ........................... 13910 1...9 ..................................... 146
Zendertoetsen .....................146
11 n....................................... 146
Radio: In het
zendergeheugen
vooruitbladeren,
handmatige en
automatische
zenderzoekfunctie ...............146
Cd/MP3: volgende
nummer, snel vooruit ..........155
Waarden in het menu
wijzigen ............................... 139
12 Audio/MP3-CD-lade ............155
13 m....................................... 142
Radio: In het
zendergeheugen
terugbladeren,
handmatige en
automatische
zenderzoekfunctie ...............146

138Inleiding
Cd/MP3: vorige nummer,
snel terugspoelen ...............155
Waarden in het menu
wijzigen ............................... 139
14 j......................................... 155
Cd uitwerpen ....................... 155Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
1 Draaischijf ........................... 139
Draaien: (drievoudige
infodisplay): handmatig
zenders zoeken ..................139
Draaien: GID (grafische
infodisplay): vorige/
volgende invoer van de
reiscomputer, handmatig
zenders zoeken (in
combinatie met een
tripcomputer is er geen
radiofunctie als u aan de
draaischijf draait) ................. 139
Druk: TID: zonder functie ....139
Druk: GID: tripcomputer
oproepen/opnieuw
instellen, een invoer van
de tripcomputer selecteren . 139
2 q-toets ............................... 146
Radio: Volgende
opgeslagen zender .............146
CD: de CD-weergave
starten ................................. 155
MP3: volgende album .........155
3 p-toets .............................. 155
Overschakelen tussen
radio/CD/MP3 en AUX-
modus ................................. 155

140Inleiding
■ Als het infotainmentsysteem wordtuitgeschakeld wanneer het contact
uitstaat, onafgezien de huidige in‐
stelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e -knop
en door een CD in te voeren.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐ sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Alleen TID:
1. Druk op de SETTINGS-toets om
Audio weer te geven.
2. Druk op de n-toets om System
weer te geven.
3. Druk meerdere malen op de toets
SETTINGS totdat Ign.Logic ON of
OFF (afhankelijk van de huidige
instelling) verschijnt.
4. Selecteer de gewenste status met
de toetsen m n .Na enkele seconden verschijnt
Audio op het display, gevolgd door de
betreffende audiobron.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Alleen GID: 1. Druk op de toets SETTINGS om
het menu Settings weer te geven.
2. Druk op de toets n om System
te selecteren.
3. Druk op de toets SETTINGS en
dan meerdere malen op de toets
n om Ign. logic te selecteren.
4. Druk op de toets SETTINGS om
de huidige instelling te wijzigen.
Na het veranderen van de instelling: Druk op de toets n en dan op de
toets SETTINGS om het menu
Settings te verlaten.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de o-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 143.
■ Verkeersberichten en externe au‐ diobronnen worden ingevoegd aan
een vooringesteld minimumvolume 3 143.
■ Het volume van een via de AUX-in‐
gang aangesloten audiobron kan
aan het volume van de andere au‐
diobronnen (bijv. de radio) worden
aangepast 3 143.
■ Als de respectieve bron aanstaat, kunt u het volume van de verkeers‐berichten, de externe audiobron‐
nen en de radio en CD afzonderlijk
aanpassen.

Inleiding141
Voor snelheid gecompenseerde
volumebediening (SDVC)
Na inschakeling van SDVC 3 143
wordt het volume automatisch zoda‐ nig aangepast dat u geen geluid van
het wegdek of van de rijwind hoort.
Externe bron Er kan een externe bron (bijv. mobiele
telefoon, navigatiesysteem) op het In‐ fotainmentsysteem worden aange‐
sloten.
De externe bron wordt automatisch
overgedragen via een regelsignaal
van het verbonden apparaat, zelfs
wanneer het Infotainmentsysteem uit
staat. In dat geval verschijnt
External In .
We bevelen aan dat de toestellen
door een erkende Opel-partner wor‐
den gemonteerd.
AUX-ingang
Een externe audiobron, bijv. een
draagbare CD-speler, kan via de
AUX-ingang van uw auto worden
aangesloten. Via de luidsprekers van het Infotainmentsysteem hoort u het
stereogeluid van deze bron.De aansluiting bevindt zich bij de mid‐
delste console.
Zorg ervoor dat de AUX-ingang altijd
schoon en droog is.
Zet de externe audiobron voor de
best mogelijke audiokwaliteit altijd op
het maximale volume. Bij modules
met lijnuitgang is het audioniveau van het uitgangssignaal stabiel en kan
niet worden gewijzigd.
Om overstuur bij de AUX-ingang te
voorkomen moet de effectieve uit‐
gangsspanning van de externe audi‐
obron lager zijn dan 1,5 V.
Hoofdscherm
Het hoofdmenu is de displayweer‐
gave die na het inschakelen van het
Infotainmentsysteem weergegeven
wordt.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto is de weergave verschillend.
De onderstaande informatie kan wor‐
den weergegeven:Boordcomputergegevens
Weergave van boordcomputerinfor‐
matie, zie de gebruikershandleiding
van uw auto.
Mobiele telefoonportaal-informatie
Weergave van de informatie die ge‐
leverd wordt als een mobiele tele‐
foonportaal is aangesloten. Zie de be‐
dieningsinstructies van het mobiele
telefoonportaal.
Audio-informatie
De volgende audioinformatie wordt
getoond:
■ Huidig golfbereik of AUX/cd.
■ Huidige zendernaam of zenderfre‐ quentie c.q. CD-titelnr. of CD-titel‐
naam.
■ Als de regionale functie is inge‐ schakeld, wordt REG getoond
3 149.
■ Als het AS-niveau actief is, wordt AS getoond 3 148.
■ Als de RDS-functie is ingescha‐ keld, wordt RDS getoond 3 149.

Inleiding143
1.Druk meerdere malen op de toets
SOUND tot Bass of Treble op het
display verschijnt.
2. Pas de waarde aan met m of n .
Na enkele seconden verschijnt de
laatste actieve aanduiding op‐
nieuw op het display.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Sound 1. Druk meerdere malen op de toets
SOUND tot Sound en de momen‐
teel ingestelde toonkleur of Off op
het display verschijnen.
2. Selecteer een toonkleur, bv. Rock of Classic of Off met
m of n .
Na enkele seconden verschijnt de
laatste actieve aanduiding op‐
nieuw op het display.
of:Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.
Tooninstellingen in het menu
Settings Eventueel kunt u de instellingen voor
Fader , Balance en Sound in het menu
Settings aanpassen:
1. Druk op de toets SETTINGS om
het menu Settings weer te geven.
2. Druk meerdere malen op de toets
SETTINGS totdat de betreffende
functie verschijnt.
3. Pas de waarde aan of selecteer een klankkleur (zie bovenstaand)
met m of n .
Na enkele seconden verschijnt
het menu Settings weer.
4. Druk op de toets m en dan op de
toets SETTINGS om naar de laat‐
ste actieve aanduiding op het dis‐ play terug te keren.
of:
Druk op een van de functietoetsen
TUNER of MEDIA om de betreffende
functie weer te geven.Volume-instellingen
Druk op de SETTINGS-toets.
De volgende menu-items zijn be‐
schikbaar:
■ AUX Vol. AUX-ingangsvolume, vb.
een draagbare CD-speler
■ TA Volume : volume van verkeers‐
informatie
■ SDVC : snelheidsafhankelijke volu‐
meverhoging
■ On Volume : maximaal volume wan‐
neer het infotainmentsysteem aan‐
staat
■ Ext. In Vol. : volume van een ex‐
terne bron (vb. bij aansluiten van
een GSM)
AUX Vol. Gebruik deze functie om het niveau
van de AUX-ingang aan te passen in
verhouding tot een andere audiobron (vb. radio). Deze functie is alleen be‐
schikbaar wanneer de AUX-audio‐
bron ingeschakeld is.

146RadioRadioGebruik...................................... 146
Zender zoeken ........................... 146
Autostore-lijsten .........................148
Radio Data System (RDS) .........149
Digital Audio Broadcasting ........151Gebruik
Radioweergave
Schakel over van CD naar AUX-mo‐
dus zoals hieronder aangegeven:
Druk op de TUNER-toets.
U beluistert de zender waarop u het
laatst hebt afgestemd.
Een frequentie selecterenHet Infotainmentsysteem verschaft
de volgende frequentiebereiken: FM, AM of DAB (indien beschikbaar). Bo‐
vendien heeft elk van de frequentie‐
bereiken een geheugenlocatie voor
Autostore (AS) waar zenders auto‐
matisch kunnen worden opgeslagen
3 148.
De radio is ingeschakeld.
Druk kort op de TUNER-knop.
De radio wisselt tussen FM, FM-AS, AM. AM-AS, DAB en DAB-AS.
De laatst geselecteerde zender op de
frequentie wordt afgespeeld en weer‐
gegeven.Zender zoeken
Zender kiezen, zenders zoekenvia doorloop
FM-frequentiebereik is geselecteerd
en RDS 3 149 ingeschakeld.
of:
DAB-frequentiebereik is geselec‐
teerd (indien beschikbaar) en AS
3 148 ingeschakeld.
Druk kort op de m of n om de vol‐
gende zender in het zendergeheugen
af te spelen.
Als geen zender in het zendergeheu‐
gen kan worden gevonden, wordt
Seek weergegeven en wordt automa‐
tisch zoeken naar radiozenders ge‐
start.
De radio wordt uitgeschakeld tot een
zender gevonden wordt.

158AUX-ingangAUX-ingangAlgemene aanwijzingen.............158
Gebruik ...................................... 158Algemene aanwijzingen
In de middenconsole vóór de keuze‐
hendel bevindt zich een aux-aanslui‐
ting voor het aansluiten van externe
audiobronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is mogelijk om bijvoorbeeld een
draagbare cd-speler met een
3,5 mm-stekker aan te sluiten op de
AUX-ingang.
Gebruik
Om een op de AUX-ingang van de
auto aangesloten audiobron, bijv. een draagbare cd-speler, via de luidspre‐
kers van het Infotainmentsysteem
weer te geven, moet de audiobron ge‐ activeerd worden:
Wanneer de radio is ingeschakeld.
Sluit de audiobron op de AUX-ingang
van de auto aan.
Druk op de MEDIA-knop tot Aux in de
display verschijnt.De externe audiobron wordt naar het
Infotainment-systeem doorgescha‐
keld.
Schakel de externe audiobron in en
zet het volume in de hoogste stand.
Stel het AUX-ingangsniveau zo nodig bij in verhouding tot de aangesloten
externe bron 3 143.
Het signaal van de audiobron wordt via de luidsprekers van het Infotain‐
ment-systeem weergegeven.