Page 111 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen109
Druk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:bovenste stand=continue werkingonderste stand=onderbroken
werkingmiddenstand=uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 138.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
BuitentemperatuurEen dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Centre met Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Page 112 of 335

110Instrumenten en bedieningsorganenKlokDatum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum- en tijdinstellingen
CD 300/CD 400/CD400plus
Druk op de knop CONFIG. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen: : Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen: : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■ Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM/DD/
JJJJ en DD.MM.JJJJ .
■ Klok weergeven : Schakelt de tijds‐
indicatie op het display in/uit.
■ Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste VHF-
zenders stelt automatisch de tijd in.
De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan
raadzaam de automatische tijdsyn‐ chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 138.
Datum- en tijdinstellingen
CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de toets Config en selecteer
de menuoptie Tijd en datum naar het
betreffende submenu te gaan.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Tijd instellen
Selecteer de menuoptie Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Page 117 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen115Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Het Uplevel- of Uplevel-Combi-dis‐
play geeft de resterende levensduur
van de olie aan in het Informatie-
menu voertuig .
In het Midlevel-display wordt de res‐
terende levensduur van de motorolie
aangegeven door controlelamp I,
waarbij het contact moet aanstaan,
terwijl de motor niet draait.
U selecteert het menu en de functie
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Om de resterende levensduur van de
motorolie te bekijken:Druk op de toets MENU om
Informatie- menu voertuig te kiezen.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Druk voor het resetten op de toets
SET/CLR . Daarom moet het contact
aanstaan terwijl de motor niet draait.
Wanneer het systeem heeft berekend
dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt Motorolie
Page 122 of 335

120Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 180.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 171.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 20,
3 169.
Bij sommige versies verschijnt het be‐ richt Pedaal intrappen op het bestuur‐dersinformatiedisplay 3 132.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 180.Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische
handrem
j brandt of knippert geel.
Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐ maal 3 180.
Knippert
Elektrische handrem staat in de ser‐
vicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische handrem aan en zet deze
los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking enkele seconden. Het sys‐
teem is na het doven van het contro‐
lelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 179.
Opschakelen
[ brandt groen als controlelamp of
verschijnt als een symbool op het Dri‐ ver Information Center met Uplevel-Display of Uplevel-Combi-Display
Page 127 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen125Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Centre (DIC)
zit in de instrumentengroep tussen
snelheidsmeter en toerenteller. Be‐
schikbaar als Midlevel-, Uplevel- of
Uplevel-Combi-display.
Midlevel-Display bevat:
■ dagteller algemeen
■ dagteller
■ een aantal controlelampen
■ boordinformatie
■ informatiemenu dagteller/brandstof
■ boordinformatie, in de vorm van cij‐
fercodes 3 132.
In het Uplevel-Display kunnen via het
indrukken van de knop MENU de vol‐
gende hoofdmenu's worden geselec‐
teerd:
■ Informatie- menu voertuig
■ Informatiemenu dagteller/brandst.
■ Menu prestaties
In het Uplevel-Combi-Display kunt u
menupagina's selecteren met de
toets MENU , bovenin het display ver‐
schijnen menusymbolen:
■ X Informatie- menu voertuig
■ W Informatiemenu dagteller/
brandst.
■ s Informatiemenu ECO
■ C Menu prestaties
Sommige functies op het display ver‐
schillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 138. Op‐
geslagen instellingen 3 25.
Page 128 of 335

126Instrumenten en bedieningsorganen
Menu’s en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op de toets MENU om tussen de
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op de knop MENU om de
Informatie- menu voertuig te selecte‐
ren, of selecteer X op het Uplevel-
Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging
op de toets SET/CLR.
Volg de instructies in de submenu's.
Afhankelijk van de versie zijn moge‐
lijke submenu's:
■ Eenheid : u kunt de weergegeven
eenheden veranderen
■ Bandenspanning : controleert de
bandenspanning van alle banden onder het rijden 3 269
■ Bandenbelasting : selecteer de
bandenspanningscategorie vol‐
gens de huidige bandenspanning
3 269
Page 129 of 335
Instrumenten en bedieningsorganen127
■Resterende levensduur olie : geeft
aan wanneer de motorolie ververst
en het filter vervangen moet wor‐
den 3 115
■ Snelheidswaarschuwing : bij over‐
schrijden van de ingestelde snel‐
heidslimiet klinkt er een geluidssig‐ naal
■ Verkeersbordherkenning : geeft
herkende verkeersborden weer
voor het huidige gedeelte van de
route 3 214
■ Volgafstand : geeft de afstand tot
een rijdende voorligger weer
3 202
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel-, Uplevel-, en Uplevel- Combi-display.
Informatiemenu dagteller/
brandst. Druk op de knop MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren, of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
■ Dagteller 1
■ Dagteller 2
■ Digitale snelheid
Page 130 of 335

128Instrumenten en bedieningsorganen
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn
alleen beschikbaar bij auto’s met een Uplevel- of Uplevel-Combi-display.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op de knop
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel te drukken of door met het
contact aan op de resetknop tussen
de snelheidsmeter en het Driver In‐
formation Center te drukken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel-, Uplevel-, en Uplevel- Combi-display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 135.
Informatiemenu ECO Druk op de knop MENU om de s
op de bovenste regel op het Uplevel-
Combi-Display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging
op de toets SET/CLR.Submenu's zijn:
■Schakelindicatie : De huidige ver‐
snelling wordt aangegeven binnen
een pijl. Het cijfer erboven geeft
aan dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet op‐
schakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aangege‐
ven op een segmentdisplay. Voor
zuinig rijden pas u uw rijeigen‐
schappen aan om de volle segmen‐
ten binnen het ECO-gebied te hou‐ den. Hoe meer segmenten er ge‐vuld zijn, hoe hoger het brandstof‐
verbruik. Tegelijkertijd wordt het ac‐
tuele brandstofverbruik aangege‐
ven.
■ Grootverbruikers : lijst met de groot‐
ste comfortverbruikers die momen‐
teel zijn ingeschakeld, worden
weergegeven in afnemende volg‐
orde. De mogelijke brandstofbe‐
sparing wordt aangegeven. Een uit‐
geschakelde verbruiker verdwijnt
van de lijst en de verbruikswaarde
wordt bijgewerkt.
Onder bepaalde omstandigheden
activeert de motor de achterruitver‐ warming automatisch om de motorzwaarder te belasten. In dat gevalwordt de achterruitverwarming