ITEMCONTROLES PAGINA
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.
Voorrem • Controleer de remblokken op slijtage. 6-21
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
Achterrem • Vervang indien nodig. 6-21
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
Koppeling • Smeer indien nodig de kabel.
6-20
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.
• Controleer of de werking soepel is.
Gasgreep • Controleer de vrije slag van de gasgreep.
6-17, 6-25
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te
stellen en de kabel en het kabelhuis te smeren.
Bedieningskabels • Controleer of de werking soepel is.
6-25
• Smeer indien nodig.
• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Aandrijfketting • Stel indien nodig bij.
6-23, 6-24
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer indien nodig.
VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 41
2BD-F819D-D0.indd 4131/07/12 10:20
13. Vul bij met de voorgeschreven hoe-veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.
DCA1M1061
Het motoroliereservoir moet in twee
stappen worden gevuld. Vul het motor-
oliereservoir eerst met 1.90 L (2.0 US qt,
1.67 Imp.qt) van de aanbevolen motor-
olie. Start vervolgens de motor, geef vijf
of zes keer flink gas, zet de motor weer
uit en vul dan de rest van de motorolie
bij.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de
motor en het uitlaatsysteem zijn afge-
koeld.
DCA11620
Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppeling)
mogen geen chemische additieven
worden toegevoegd. Gebruik geen
oliën met een “CD” dieselspecifi-
catie of oliën met een hogere kwa-
liteit dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENERGY
CONSERVING II” of hogere aan-
duiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
14. Start de motor, laat deze een paarminuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
15. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer indien nodig. 16. Monteer het motorbeschermschild
door de schroeven aan te brengen.
LET OP
Aanbevolen motorolie:Zie pagina 8-1
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het
oliefilterelement: 2,50 L (2,64 US qt, 2,20 Imp.qt)
Met vervanging van het
oliefilterelement: 2,60 L (2,75 US qt, 2,29 Imp.qt)
LET OP
Aanhaalmomenten:Olieaftapplug (carter): 30 Nm (3,0 m•kgf, 22 ft•lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir): 18 Nm (1,8 m•kgf, 12,9 ft•lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 59
2BD-F819D-D0.indd 5931/07/12 10:20
DAU22760
Spanning aandrijfketting
De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecon-
troleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
DAU22783
Aandrijfketting controleren op
spanning
1. Spanning aandrijfketting
1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.
OPMERKING
Bij het controleren en instellen van de
spanning van de aandrijfketting mag er
geen gewicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-stand. 3. Draai het achterwiel door de motor-
fiets te duwen en vind zo het strakste
gedeelte in de aandrijfketting; meet
nu de spanning van de ketting zoals
afgebeeld.
4. Stel de spanning van de ketting als volgt bij als deze niet correct is.
OPMERKING
Bij het controleren van de spanning van
de aandrijfketting mag de kettingspanner
de aandrijfketting niet raken.
DAU34316
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
1. Wielas
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
2. Draai om de aandrijfketting strakkerte stellen de stelbout aan beide uit-
einden van de achterbrug in de rich-
ting (a). Stel de ketting losser door de
stelbout aan beide uiteinden van de
achterbrug in de richting (b) te draai-
en en dan het achterwiel naar voren
te drukken. LET OP: Een onjuiste
kettingspanning leidt tot overbe-
lasting van de motor en andere
essentiëIe onderdelen van de
machine en kan resulteren in over-
slaan of breken van de ketting.
Houd om dit te voorkomen de ket-
tingspanning binnen de gespecifi-
ceerde waarden.
[DCA10571]
Spanning aandrijfketting:XT660Z 50,0-60,0 mm
(1,96-2,36 in)
XT660ZA 40,0-55,0 mm
(1,57-2,17 in)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
56P-F819D-D0 30/6/10 15:51 Página 69
2BD-F819D-D0.indd 6931/07/12 10:20