Page 57 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
9. Breng nieuwe o-ringen aan op de be-vestigingsbout van het filterdeksel en
het filterdeksel.
10. Breng een dunne laag schone motoro-
lie op de o-ringen aan.
11. Breng de bevestigingsbout van het fil- terdeksel aan in het deksel.
12. Plaats de veer, de onderlegring en een nieuw oliefilterelement over de bout.OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
13. Monteer het deksel van het motorolie-filter (samen met de veer, de onderle-
gring en het oliefilter) door het
uitsteeksel op het deksel uit te lijnen
met de gleuf in het carter en dan de
bout aan te draaien met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
14. Monteer de aftapschroef van het olie- filterelement met de nieuwe pakking
en draai de schroef aan met het voor-
geschreven aanhaalmoment. 15. Monteer het paneel.
16. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
17. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
1. O-ring
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
3. Oliefilterdeksel
4. Drukveer
5. Ring
6. Oliefilterelement
2
3
4
5
6
1
1. Uitsteeksel
2. Sleuf
Aanhaalmoment: Bevestigingsbout oliefilterdeksel:15 Nm (1.5 m·kgf, 11 ft·lbf)
Aanhaalmoment:Aftapschroef oliefilterelement:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug: 43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
2.80 L (2.96 US qt, 2.46 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
3.15 L (3.33 US qt, 2.77 Imp.qt)
U5WMD9D0.book Page 13 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 58 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
18. Start de motor, laat deze een paar mi-nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKINGNadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10401
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat het voertuig controleren
door een Yamaha dealer, zelfs als het
olieniveau in orde is.19. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU43451
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Om het luchtfilterelement te vervangen1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina 6-9.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
U5WMD9D0.book Page 14 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
3. Trek het luchtfilterelement uit.
4. Breng een nieuw luchtfilterelementaan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang 1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de voorkant van het luchtfilterhuis wa-
ter of vuil heeft verzameld. 2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Luchtfilterelement
1. Aftapslang luchtfilter
1. Vrije slag van gasgreep
U5WMD9D0.book Page 15 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21776
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.●
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):0–90 kg (0–198 lb):Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
90–205 kg (198–452 lb):
Voor:250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid: Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*: 205 kg (452 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U5WMD9D0.book Page 16 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 61 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
●
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
●
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
●
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10481
●
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):1.6 mm (0.06 in)
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U5WMD9D0.book Page 17 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 62 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
●
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
●
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.●
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
●
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
●
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
●
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21962
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.●
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
●
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Voorband:
Maat:120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F L
Achterband: Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model: DUNLOP/D252 L
VOOR en ACHTER: Bandventiel:TR412
Luchtventielbuis: #9100 (origineel)
U5WMD9D0.book Page 18 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 63 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU22073
Koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Wel moeten voor elke rit
het niveau van de koppelingsvloeistof en
het hydraulisch systeem op lekkage worden
gecontroleerd. (Zie pagina 6-21.) Misschien
zit er lucht in het koppelingssysteem als de
koppelingshendel te veel vrije slag heeft en
schakelen moeizaam gaat, of als de koppe-
ling slipt en de machine slecht accelereert.
Als er lucht in het hydraulisch systeem zit,
moet het systeem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motorfiets wordt
gebruikt.
DAU37913
Vrije slag van remhendel contro-
leren Aan het uiteinde van de remhendel mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op deremwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.1. Geen vrije slag remhendel
1
U5WMD9D0.book Page 19 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 64 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
DAU22294
Remlichtschakelaars Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina 6-9.)
2. Verdraai de stelmoer van de achterste remlichtschakelaar en houd daarbij de
remlichtschakelaar vast. Draai de stel-
moer in de richting (a) om het remlicht
eerder te laten branden. Draai de stel-
moer in de richting (b) om het remlicht
later te laten branden.
3. Monteer het paneel.
DAU22321
Controleren van voor- en achter-
remblokken Voorrem
Achterrem
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre- ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicatorgroef, zodat het remblok
kan worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-indi-
catorgroeven om de remblokslijtage te con-
troleren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrij-
wel is verdwenen, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
U5WMD9D0.book Page 20 Monday, December 3, 2012 1:26 PM