Page 118 of 332

116
Zicht
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
)Draai de ring in de stand "AUTO". Hetinschakelen wordt bevestigd door een melding op het display.
Uitschakelen
)Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door eenmelding op het display.
Automatische follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische follow
me home-verlichting aan de automatische
verlichting biedt de volgende extra
mogelijkheden:
- instellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30 of 60 seconden),
- automatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichtin
g is ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display in combinatie met eengeluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuwvoldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatischingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. De aande sensor gekoppelde functies wordendan niet meer bediend.
Instellen
De tijdsduur van de follow me home-verlichting kan via het configuratiemenu van de auto
worden ingesteld.
Page 123 of 332
121
5
Zicht
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.Duw de hendel no
g een keer omlaagof zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2).
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet ude automatische werking van deruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen. Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneelgaat uit en er verschijnt een melding.
Page 124 of 332

122
Zicht
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ru
itenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviserenwij u:
- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruikenom een stuk karton tegen de voorruitte houden,
- de ruitenwissers te ver vangen zodraze tekenen van slijtage ver tonen.
)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordtbediend, worden de ruitenwissers in de
ver ticale stand gezet. ) Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden
weer in de ruststand te zetten.
Page 135 of 332

133
6
Veiligheid
Airbags
Deairbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kopslaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.
Page 238 of 332

05
ORIËNTERING VAN DE KAART
Selecteer " Kaart
".
Selecteer " Kaartoriëntatie".
Selecteer:
-
"Kaart als plat vlak " om de kaart in 2D te zien,
-
" Kaart in perspectief" om de kaart in fperspectief te zien.
M
et " Kaart als plat vlak
":
- " Oriëntatie op het noorden
"
om de kaart
altijd naar het noorden te richten,
-"Oriëntatie auto
" om de kaart op de
r
ijrichting van de auto te richten,
De straatnamen worden op de kaart weer
gegeven bij een schaal
van 100 m of kleiner.
KLEUR VAN DE KAART
Selecteer " Kleur kaart ".
Selecteer:
- "Dag-/nachtkleuren automatisch" om de weergave van de kaart automatisch aan te g
passen aan de hoeveelheid buitenlicht, metg
behulp van de lichtsensor van de auto,pp
- "Kaart in dagkleuren" om de kaart altijd in de dagstand weer te geven, gg
-"Kaart in nachtkleuren" om de kaart altijd in de nachtstand weer te geven.
Druk vervolgens op " Bevestigen
" om dewijzigingen op te slaan. Druk op MEN
U
om het " ALGEMENE MENU"
weer te geven en selecteer " Navigatie".
Selecteer "Kaart".
Druk op
MENUom " HOOFDMENU" weer tegeven en selecteer " Navigatie
".
KAART
Druk vervolgens op " Bevestigen" om de
wijzigingen op te slaan.
2
36