GEAVANCEERDAUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
VEILIGHEIDSGORDELS EN ZWANGERSCHAP . .40 AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41
Sensoren en regeleenheden voor airbags . . . . . .46
KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .53
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . .62
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor . . . .62
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . .64
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . .65
11
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voetgangers. Let altijd op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen en obstakels. U bent ver-
antwoordelijk voor de veiligheid
en dient uw aandacht voortdu-
rend op de omgeving te richten.
Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
GEAVANCEERD AUTOGOR-
DELWAARSCHUWINGS-
SYSTEEM (BeltAlert®)
BeltAlert® is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier (voor be-
paalde uitvoeringen/landen met
BeltAlert® voor de voorpassagier) er-
aan herinnert de veiligheidsgordel om
te doen. Deze voorziening is altijd ac-
tief wanneer het contact is ingescha-
keld. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier niet is
vastgegespt, gaat het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat beide gordels vóór zijn
vastgegespt. De BeltAlert® waarschuwingscyclus
begint wanneer de auto een snelheid
van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels knippert en er klinkt een
geluidssignaal met tussenpozen. Wan-
neer de cyclus is gestart, wordt deze
volledig afgewerkt of gestopt wanneer
de desbetreffende veiligheidsgordels
zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. De
bestuurder behoort alle overige inzit-
tenden erop te wijzen hun veiligheids-
gordels vast te gespen. Als een veilig-
heidsgordel vóór niet is vastgegespt
bij een snelheid hoger dan 8 km/u,
geeft BeltAlert® zowel een geluidssig-
naal als een visuele aanduiding weer.
BeltAlert® voor de voorstoel aan pas-
sagierszijde is niet actief wanneer er
niemand in de stoel zit. BeltAlert®
kan worden geactiveerd wanneer zich
op de voorstoel aan passagierszijde
een dier of zwaar voorwerp bevindt of
wanneer de stoel is neergeklapt (voor
bepaalde uitvoeringen/landen). Hetwordt aanbevolen huisdieren aange-
lijnd, of in een met de veiligheidsgor-
dels bevestigde reismand, op de ach-
terbank te vervoeren en bagage goed
op te bergen.
BeltAlert® kan door uw erkende dea-
ler worden in- en uitgeschakeld.
LANCIA raadt het uitschakelen van
BeltAlert® af.
OPMERKING:
Ook als BeltAlert®
is uitgeschakeld, blijft het waar-
schuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden zolang de be-
stuurdersgordel of de gordel van de
voorpassagier (voor uitvoeringen/
landen met BeltAlert®) niet zijn
vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS
EN ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn die-
nen altijd de veiligheidsgordel te dra-
gen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als
de nog ongeboren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heup-
gedeelte van de gordel laag over het
middel en zo strak mogelijk over de
40
Opnieuw kiezen
Kies de schermtoets "Redial" (Op-nieuw kiezen),
of druk op
en zeg na de prompt
"Listening" (Luistert) en de daarop
volgende pieptoon:"Redial" (Op-
nieuw kiezen),
Na de prompt "Listening" (Luis- tert) en de daaropvolgende piep-
toon zegt u "Redial" (Opnieuw
kiezen),
Uconnect™ Phone belt het laatst gekozen nummer op uw mobiele
telefoon.
Voortzetting telefoongesprek
De functie "Voortzetting telefoonge-
sprek" maakt het mogelijk een tele-
foongesprek via Uconnect™ Phone
voort te zetten nadat de contactscha-
kelaar naar de stand OFF is gedraaid.
OPMERKING: Het gesprek blijft
binnen het audiosysteem van de
auto actief tot de telefoon buiten
het bereik van de Bluetooth® ver-
binding komt. Wanneer u de auto
verlaat verdient het aanbeveling de schermtoets "Transfer" (Door-
verbinden) te kiezen.
FUNCTIES VAN
UCONNECT™ PHONE
Hulp in noodsituaties
Als u zich in een noodsituatie bevindt
en de mobiele telefoon is binnen
handbereik:
Pak de telefoon en kies zelf het
alarmnummer.
Als de telefoon niet binnen handbe-
reik is, maar Uconnect™ Phone wel is
ingeschakeld, kunt als volgt het
alarmnummer kiezen:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Listening'' (Luis- tert) en de daarop volgende piep-
toon zegt u ''Call Emergency" of
"Dial Emergency" (Bel/kies alarm-
nummer). Vervolgens zal
Uconnect™ Phone aan de gekop-
pelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
Deze functie wordt ondersteund in
de VS, Canada en Mexico. OPMERKING:
De noodoproep kan ook via het
aanraakscherm in gang worden
gezet.
Het alarmnummer dat gekozen wordt, is gebaseerd op het land
waar de auto is aangeschaft. Het
is mogelijk dat het gekozen
nummer niet van toepassing is
op de beschikbare mobiele tele-
foonservice en de regio waar u
zich bevindt.
Wanneer u via Uconnect™ Phone belt, is de kans op een
geslaagde verbinding iets klei-
ner dan wanneer u rechtstreeks
met de mobiele telefoon belt.
WAARSCHUWING!
Als u deze functie wilt kunnen ge-
bruiken in noodgevallen, moet uw
telefoon zijn ingeschakeld en ge-
koppeld aan Uconnect™ Phone,
bereik hebben en aan Uconnect™
Phone gekoppeld blijven.
95
Sleephulp
Indien u sleephulp nodig hebt:
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Listening" (Luis- tert) en de daaropvolgende piep-
toon zegt u "Towing Assistance"
(Sleephulp).
OPMERKING:
De sleephulp kan ook worden gebeld met het aanraakscherm.
Raadpleeg uw garantieboekje voor het juiste nummer voor
sleephulp in uw regio.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische
systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt Uconnect™ Phone gebruiken
voor toegang tot uw voicemail of een
geautomatiseerde service, zoals een
oproepservice voor piepers of een ge-
automatiseerde klantenservice. Bij
sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een
aantal gevallen is het mogelijk dat
deze respons niet snel genoeg kan
worden gegeven via Uconnect™
Phone.
Wanneer u via Uconnect™ Phone een
nummer belt waarvoor u normaal ge-
sproken een reeks toetsen op uw mo-
biele telefoon moet indrukken, kunt u
het aanraakscherm gebruiken of de
toets
indrukken en de reeks in-
spreken die u wilt invoeren, gevolgd
door het woord "Send" (Verzend). Als
u bijvoorbeeld uw pincode en daarna
een hekje (3 7 4 6 #) moet invoeren,
kunt u de toets
indrukken en
vervolgens zeggen: "Send 3 7 4 6 #"
(Verzend 3 7 4 6 #). Het inspreken
van een cijfer of cijferreeks, gevolgd door "Send" (Verzend) kan ook wor-
den gebruikt om door de menustruc-
tuur van een geautomatiseerde klan-
tenservice te navigeren of om een
nummer achter te laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen vermeldin-
gen uit opgeslagen telefoonboek van
de mobiele telefoon verzenden als to-
nen, zodat u snel en gemakkelijk toe-
gang krijgt tot voicemail en piepers.
Als u bijvoorbeeld eerder een tele-
foonboekvermelding met First Name
(Voornaam) en/of Last Name (Ach-
ternaam) als "Voicemail Password"
(Wachtwoord voicemail) hebt inge-
voerd en daarna op de knop
drukt en zegt "Send Voicemail
Password" (Verzend wachtwoord
voicemail), zal Uconnect™ Phone
vervolgens het telefoonnummer dat
aan deze naam is gekoppeld via de
telefoon verzenden als tonen.
OPMERKING:
Het eerste nummer dat aan die contactpersoon is gekoppeld,
wordt verzonden. Alle overige
nummers van die contactper-
soon worden genegeerd.
96