140WEGWIJS IN UW AUTO
❍parkeerplekken die circa 130 cm langer zijn de auto:voor
inparkeren is een aantal manoeuvres nodig waarbij het systeem
alleen bij de eerste de besturing overneemt (de daaropvolgende
manoeuvres moeten geheel door de bestuurder zelf worden ver-
richt).
Voor de kant van de weg waar naar een parkeerplek moet wor-
den gezocht en moet worden ingeparkeerd, kan de bestuurder:
1)
DKiezen voor zoeken en inparkeren aan passagierszijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagierszijde;
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagiers-
zijde.
2)
FKiezen voor zoeken en inparkeren aan bestuurderszijde
met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuur-
derszijde;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuurderszijde.
Het systeem informeert de bestuurder over de kant waar wordt
gezocht en de uit te voeren manoeuvre door middel van mel-
dingen op het display van het instrumentenpaneel en de sym-
bolen (
FenD) voor de linker- en rechterkant. Het zoeken vindt echter hoe dan ook aan beide kanten plaats,
zodat onmiddellijk na het passeren van een geschikt geachte par-
keerplek nog met de richtingaanwijzerschakelaar een specifie-
ke kant kan worden gekozen.
Tijdens de fase van het zoeken mag de snelheid niet hoger zijn
dan circa 30 km/h. Wanneer de snelheid hoger wordt dan circa
25 km/h wordt de bestuurder gewaarschuwd vaart te minderen
en zodra de snelheid hoger wordt dan circa 30 km/h wordt het
systeem uitgeschakeld. In dat geval moet het systeem opnieuw
worden geactiveerd door het indrukken van knop A-fig. 82.
Als de functie “Rijbaanwisseling” (zie de paragraaf “Buiten-
verlichting”) is ingeschakeld, vindt het zoeken van een par-
keerplek altijd aan passagierszijde plaats.
Wanneer tijdens de fase van het zoeken naar een parkeerplek de
parkeersensoren (zie hoofdstuk “Parkeersensoren voor en ach-
ter”) worden ingeschakeld, wordt de Magic Parking-functie van
het systeem uitgeschakeld.
Bij het zoeken naar een parkeerplek en het uit-
voeren van de parkeermanoeuvre dienen te allen
tijde de verkeersregels in acht te worden genomen.
WEGWIJS IN UW AUTO149
1
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren
worden automatisch weer ingeschakeld als u de aanhanger-
stekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan de trekhaak
door de sensoren in het midden als obstakel worden waargeno-
men. Wendt u in dat geval tot het Lancia Servicenetwerk om het
systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic Parking-sys-
teem) of het symbool t(uitvoeringen zonder Magic Parking-
systeem) op het display. Bovendien verschijnt er een bijbeho-
rende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpa-
neel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van de auto
bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het
systeem gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een min-
der goede werking van het parkeerhulpsysteem kan worden ver-
oorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw,
modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen, bij-
voorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed worden door
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïn-
vloed worden door de positie van de sensoren. Bijvoorbeeld als
de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van schok-
dempers, wielophanging) of door de banden te verwisselen, de
auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassingen waar-
door de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet ge-
signaleerd worden, omdat het systeem obstakels signaleert die
de auto aan de onderzijde kunnen raken.
VEILIGHEID157
2
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals is
aangegeven in het afgebeelde schema in fig. 2.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze te-
rug als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.
BELANGRIJK Als door een beweging van de achterbank de vei-
ligheidsgordel van de middelste zitplaats achter tijdelijk blok-
keert, dan kunt u de normale situatie herstellen door de ach-
terbank naar de achterkant van de auto te verschuiven.
fig. 2
L0E0062m
S.B.R-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem (Seat Belt Remin-
der), dat de bestuurder en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet is omgelegd.
❍de eerste 6 seconden gaat lampje
❍de daaropvolgende 96 seconden knippert het lampje
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Lancia ser-
vicenetwerk te wenden.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-menu van het display
weer worden geactiveerd.
VEILIGHEID171
2
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDE fig. 9
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor be-
stemde ruimte onder de onderste kap van de stuurkolom is ge-
plaatst, ter hoogte van de knieën van de bestuurder, voor extra
bescherming van de bestuurder bij een frontale aanrijding.FRONTAIRBAG EN SIDEBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel
voor te vervoeren, moeten de frontairbag en de sidebag aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft continu
branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) aan pas-
sagierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van
de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen “Multi-
functioneel display” en “Instelbaar multifunctioneel display”
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel
voor als de airbag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de airbag wordt
geactiveerd, kan het kind hierdoor dodelijke ver-
wondingen oplopen. Als er geen andere mogelijkheid is,
moet in ieder geval de airbag aan passagierszijde uit-
geschakeld worden als het kinderzitje op de passagiers-
stoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de passa-
giersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aan-
raking komt met het dashboard. Ook als het niet wette-
lijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddel-
lijk weer in te schakelen zodra er geen kinderen meer
vervoerd worden.
fig. 9L0E0069m
ONDERHOUD EN ZORG245
5
ACCU
De accu F-fig, 1-2-3-4 van de auto is “onderhoudsarm”: onder
normale omstandigheden hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend door het Lan-
cia Servicenetwerk of gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Voorkom contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten verwij-
derd van de accu: brand- en ontploffingsgevaar.
Als de accu werkt met een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstelbare schade aan de accu
en kan de accu openbarsten.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met de-
zelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specifi-
caties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich strikt te
houden aan de aanwijzingen van de fabrikant van de accu.
ESP 2-systeem
Als de accu losgekoppeld is geweest, gaat het lampje
ábranden
(op het display verschijnt ook een melding) om aan te geven dat
het systeem gereset moet worden. Voer de volgende initialisa-
tieprocedure uit om het lampje te laten doven:
❍draai de contactsleutel in stand MAR;
❍draai het stuur helemaal naar rechts en vervolgens naar links
(zodat het stuurwiel de rechtuitstand “passeert”);
❍draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens in stand
MAR.
Als na enkele seconden het lampje
ániet dooft, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk.
288ALFABETISCH REGISTER
Fix&Go Automatic
(bandenreparatieset).............. 192
Follow Me Home (systeem) ...... 68
Gebruik van handgeschakelde
versnellingsbak ...................... 182
Gewichten ................................ 273
Gloeilamp vervangen............... 206
– gloeilamp
buitenverlichting................. 210
– gloeilamp
interieurverlichting .............. 215
– lamptypen ........................... 208
Gordelspanners ........................ 158
Grootlicht (bediening).............. 67
– gloeilamp vervangen ........... 211
Grootlichtsignaal ...................... 67
GSI (Gear Shift Indicator) ........ 26
Handrem ................................. 181
Hill Holder (systeem) ............... 115
Hoofdsteunen.......................... 53
Identificatiegegevens ................ 258
Imperiaal/skidrager................. 102
Instrumenten ........................... 9
Instrumentenpaneel
en instrumenten ..................... 9
Interieur .................................. 256
Interieuruitrusting .................... 79
Interieurverlichting .................. 73
Inbouwvoorbereiding
autoradio ............................... 150
Isofix-kinderzitjes
(montagevoorbereiding) ......... 166
Kentekenplaatverlichting
(gloeilampen vervangen)......... 214
Kinderen veilig vervoeren ......... 161
Kinderveiligheidsslot ................ 88
Kinderzitjes
(geschiktheid voor gebruik) ... 168
Klimaatbeheersing ................... 56
Koel/warmhoudvak ................. 80
Koplampen.............................. 103
Dashboard ............................... 8
Dashboardkastje ...................... 82
Derde remlicht
(gloeilampen vervangen) ........ 214
Diefstalalarm........................... 46
Dimlicht (bediening)................ 67
– gloeilamp vervangen ........... 210
Display .................................... 23
– meldingen op display ..........36
– menuopties ......................... 28
Dop van brandstoftank ............ 153
DPF (roetfilter) ........................ 154
Driving Advisor (systeem) ........ 108
DST (Dynamic Steering Torque) 105
Dualdrive
(elektrische stuurbekrachtiging) 127
Elektrische stuurbekrachtiging
“Dualdrive” ............................ 127
EOBD (systeem) ...................... 127
ESP 2 (systeem) ...................... 114
ALFABETISCH REGISTER289
7
Motorkap ................................. 100
Motorruimte (reinigen)............ 255
MSR (systeem) ......................... 116
Niveaus controleren ................. 237
Noodgevallen........................... 189
Onderhoud en zorg .................. 229
– geprogrammeerd onderhoud . 230
– Onderhoudsschema............. 231
– periodieke controles ............ 235
– Zwaar gebruik van de auto ... 235
Opbergvak ............................... 79
Opendak.................................. 84
Opkrikken van de auto ............ 227
Parkeerhulp
(Magic Parking) ..................... 136
Parkeerlicht ............................. 67Parkeersensoren ....................... 133
– Magic Parking
(Parkeerhulp) ........................ 136
Parkeren .................................. 181
Portieren .................................. 87
– kinderveiligheidsslot ............ 89
– noodportiervergrendeling
achterportieren .................... 90
Portiervergrendeling ................ 87
Prestaties ................................. 272
Radiozendapparatuur
en mobiele telefoon ................ 151
Reactive Suspension System ..... 107
Regensensor............................. 70
Remmen .................................. 264
Richtingaanwijzers
– bediening ............................ 67
– gloeilampen vervangen ........ 212
Rijstrookbewaking
(Driving Advisor)................... 108
Lak ......................................... 254
Lampjes op het
instrumentenpaneel................ 11
Lancia CODE (systeem) ........... 41
Luchtfilter/Pollenfilter ............. 244
Magic Parking ......................... 136
Meldingen op display............... 36
Mistachterlicht ......................... 77
– gloeilamp vervangen ........... 213
Mistlampen ........................ 66-77
– cornering lights ................... 66
– gloeilamp vervangen ........... 213
Montagevoorbereiding
"Isofix"-kinderzitjes ............... 166
Motoren carrosseriecodes .......... 260
Motor starten .....................178-190
Motor
– identificatiecode.................. 260
– technische specificaties ........ 261