WEGWIJS IN UW AUTO119
1
Activering van het systeem
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit aan een
trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid: dit
geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen aan
de beschikbare grip op het wegdek.
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan
een trilling in het rempedaal. Verlaag de rem-
druk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg in
relatie tot de conditie van het wegdek.
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip van
de banden op het wegdek beperkt: u dient uw
snelheid te verlagen en aan te passen aan de
beschikbare grip.
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar kan deze niet verhogen.
Daarom moet op gladde weggedeelten altijd
voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige
risico's worden genomen.
120WEGWIJS IN UW AUTO
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het instrumen-
tenpaneel en verschijnt er een melding op het instelbare multi-
functionele display. In dat geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slip-
pen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Lancia Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Als het waarschuwingslampje xop het instru-
mentenpaneel gaat branden en er verschijnt een
melding op het instelbare multifunctionele dis-
play, stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Lancia
Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit het hydrauli-
sche systeem, wordt de werking van zowel het conven-
tionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een melding op het instelba-
re multifunctionele display. In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Lan-
cia Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
VEILIGHEID161
2
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzit-
tenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde
veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn 2003/20/EU in
alle lidstaten van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest van
het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen, ter-
wijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld.
Daarom moeten kleine kinderen door andere systemen beschermd
worden dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over de optimale bescherming
van kleine kinderen zijn verwerkt in de Europese ECE/R44-
voorschriften die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn on-
derverdeeld in vijf groepen:
Groep 0 – gewicht tot 10 kg
Groep 0+ – gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht: 9–18 kg
Groep 2 gewicht: 15–25 kg
Groep 3 gewicht: 22–36 kg
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel
voor als de frontairbag aan passagierszijde is
ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel
en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kin-
deren altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren,
omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescher-
ming bieden. Kinderzitjes mogen beslist nooit op de
voorstoel gemonteerd worden bij auto's die zijn uitge-
rust met een airbag aan passagierszijde. Als bij een
ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onge-
acht de zwaarte van het ongeluk. Als er geen andere
mogelijkheid is, kunnen kinderen op de voorstoel aan
passagierszijde worden vervoerd bij auto's die zijn uit-
gerust met een uitschakelbare frontairbag aan passa-
gierszijde. In dit geval moet u er absoluut zeker van
zijn dat de airbag is uitgeschakeld door te controleren
of het waarschuwingslampje “op het instrumentenpa-
neel brandt (zie “Frontairbag aan passagierszijde” in
de paragraaf “Frontairbags”). Bovendien moet de pas-
sagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn gescho-
ven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
VEILIGHEID171
2
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDE fig. 9
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen dat in een daarvoor be-
stemde ruimte onder de onderste kap van de stuurkolom is ge-
plaatst, ter hoogte van de knieën van de bestuurder, voor extra
bescherming van de bestuurder bij een frontale aanrijding.FRONTAIRBAG EN SIDEBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel
voor te vervoeren, moeten de frontairbag en de sidebag aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dashboard blijft continu
branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) aan pas-
sagierszijde opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van
de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten) aan passagierszijde, de paragrafen “Multi-
functioneel display” en “Instelbaar multifunctioneel display”
in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel
voor als de airbag aan passagierszijde is inge-
schakeld. Als bij een ongeval de airbag wordt
geactiveerd, kan het kind hierdoor dodelijke ver-
wondingen oplopen. Als er geen andere mogelijkheid is,
moet in ieder geval de airbag aan passagierszijde uit-
geschakeld worden als het kinderzitje op de passagiers-
stoel voor wordt geplaatst. Bovendien moet de passa-
giersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aan-
raking komt met het dashboard. Ook als het niet wette-
lijk verplicht is, raden wij u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen, de airbag onmiddel-
lijk weer in te schakelen zodra er geen kinderen meer
vervoerd worden.
fig. 9L0E0069m
VEILIGHEID175
2
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-
veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel ech-
ter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen
enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje
“enige seconden branden en
vervolgens enige seconden knipperen, om aan te
geven dat de airbag aan passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het lampje doven.
De stoelen mogen niet met water worden afgeno-
men of met stoom worden gereinigd (met de hand
of in een automatisch wasapparaat).
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de
gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrij-
dingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen,
treden alleen de gordelspanners in werking.
Haak geen harde voorwerpen aan de kleding-
haakjes en aan de steunhandgrepen.
De airbag is geen vervanging voor de veilig-
heidsgordels, maar een aanvulling. Omdat de
frontairbags niet worden geactiveerd bij fronta-
le botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdin-
gen en als de auto over de kop slaat, worden in deze
gevallen de inzittenden uitsluitend door de veiligheids-
gordels beschermd. De gordels moeten dus altijd gedra-
gen worden.
STARTEN EN RIJDEN185
3
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de au-
to uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De montage van de trek-
haak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd.
Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden
met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waar-
mee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook
de remweg wordt langer en u hebt langer de tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voor-
komen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet
worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht (vermeld op het kentekenbewijs) niet overschrijdt, moet
u er rekening mee houden dat het maximum betrekking heeft
op het totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclu-
sief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto's met aan-
hanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100 km/h.
Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust,
werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
Voer in geen geval modificaties aan het remsy-
steem van de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhankelijk van het
hydraulisch remsysteem van de auto worden bediend.
NOODGEVALLEN197
4
ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN
EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van
de bandenspanning. Maak de snelkoppeling los en verbind de
koppeling direct met het ventiel van de band fig. 6; op deze
manier wordt de spuitbus niet met de compressor verbonden
en wordt de afdichtvloeistof niet in de band gespoten. U moet absoluut aangeven dat de band is gere-
pareerd met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan het perso-
neel dat de band moet repareren die behandeld is met de
snelle bandenreparatieset.
fig. 6L0E0287m
NOODGEVALLEN199
4
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
De auto kan zijn uitgerust met een noodreservewiel (optional
voor bepaalde uitvoeringen/markten).
Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste gebruik van
de krik en het noodreservewiel moeten de onderstaande voor-
zorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Het noodreservewiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) behoort bij de auto waarbij het gele-
verd is. Gebruik het noodreservewiel niet bij
andere auto's en monteer geen reservewielen van andere
auto's. Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Het noodreservewiel moet zo kort moge-
lijk gebruikt worden en er mag niet sneller dan 80 km/h
mee worden gereden. Op het noodreservewiel is een oran-
je sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwij-
zingen en de beperkingen staan vermeld met betrekking
tot het gebruik van het reservewiel.
Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd
of afgedekt. Op het noodreservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemonteerd. Op de sticker
staan de volgende aanwijzingen in vier talen vermeld:
ATTENTIE! ALLEEN VOOR TIJDELIJK GEBRUIK!
80 KM/H MAX! VERVANG ZO SNEL MOGELIJK DOOR
EEN NORMAAL WIEL. BEDEK DEZE AANWIJZIN-
GEN NIET.
Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen (lichtme-
talen velgen in plaats van stalen of omgekeerd) moeten
tevens alle wielbouten worden vervangen door bouten met
een lengte die aangepast is aan het velgtype.
Attendeer het overige wegverkeer op de stil-
staande auto m.b.v.: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tijdens het ver-
wisselen van een wiel moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is,
en op een veilige afstand van het verkeer wachten, tot-
dat het wiel verwisseld is. Blokkeer de wielen met ste-
nen of andere voorwerpen als de auto schuin op een hel-
ling of op een slecht wegdek staat.