WAARSCHUWING!
•Tegen de rijrichting in geplaatste kinderzit-
jes mogen nooit op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden ge-
plaatst. Bij het opblazen kan de airbag
anders ernstig of zelfs dodelijk letsel aan
kinderen in die zitpositie toebrengen.
• Kinder- of babyzitjes verliezen hun wer-
king wanneer ze onjuist zijn aangebracht.
Het kan losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de beves-
tiging van een kinderzitje nauwkeurig de
aanwijzingen van de fabrikant.
• Een tegen de rijrichting in te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebruiken op de
achterbank.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:
•
Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of het is voorzien van een sticker waarop
is vermeld dat het zitje voldoet aan alle van toepassing zijnde veiligheidsnormen. Chrysler
Group LLC raadt u ook aan het kinderzitje
eerst uit te proberen in de auto voordat u het
aanschaft.
•
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het
gewicht en de lengte van het kind. Controleer
de sticker op het zitje en let op de limieten
voor gewicht en lengte.
•
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant
wanneer u een kinderzitje installeert. Als u het
zitje niet op de juiste wijze installeert, functio-
neert het mogelijk niet wanneer dat nodig is.
• Gesp het kind in het zitje vast volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet ge-
bruikt, zet dit dan vast met de veiligheidsgor-
del of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop
of aanrijding kan het zitje de inzittenden of de
rugleuningen van de stoelen raken en ern-
stig letsel veroorzaken. Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het tegen de
rijrichting in geplaatste aanpasbare kinderzitje
zijn ontgroeid, kunnen in de rijrichting in de auto
rijden. In de rijrichting geplaatste kinderzitjes en
aanpasbare kinderzitjes die in de rijrichting zijn
geplaatst, zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan
de gewichts- of lengtelimiet van het tegen de
rijrichting in geplaatste aanpasbare kinderzitje.
Kinderen moeten zo lang mogelijk in een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje met gordel wor-
den vervoerd totdat ze het toegestane maxi-
male gewicht of lengte voor het kinderzitje
hebben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden
tevens in de auto bevestigd met een driepunts-
gordel of het ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf
"ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de
limiet voor het in de rijrichting geplaatste kinder-
zitje, moeten een zitverhoger gebruiken totdat
de veiligheidsgordels goed passen. Als het kind
met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit
en de knieën niet kan buigen om de benen te
57
WAARSCHUWING!
•Als een bevestigingsband verkeerd is
vastgemaakt, zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en kan het
kind letsel oplopen. Gebruik alleen de an-
kerpunten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van het kin-
derzitje vast te maken.
• Gebruik geen sjorogen voor bagage op de
laadvloer. Incorrect gebruik van de beves-
tiging kan leiden tot problemen met het
ankerpunt voor een baby- of kinderzitje.
Het kind kan daardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als
een projectiel door de auto worden geslingerd
en letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de veiligheidsgordels.AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste
100 km (60 mijl) kunt u het beste een snelheid
tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph) aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels, bij
aan een goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan schadelijk
zijn en moet worden vermeden.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij het
verversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt ge-
bruikt. Raadpleeg de paragraaf "Onderhouds-
procedures" in het hoofdstuk "Onderhoud van
uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de mo-
tor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eer-
ste paar duizend kilometers mogelijk iets
meer olie. Dat is bij het inrijden normaal en
duidt niet op een probleem.
Aanvullende vereisten voor een
dieselmotor — indien aanwezig
Vermijd bij de eerste 1500 km zware belastin-
gen, zoals bijvoorbeeld rijden met volgas. Blijf
onder 2/3 van het maximale toelaatbare toeren-
tal voor iedere versnelling. Schakel op het juiste
moment. Schakel niet terug om af te remmen
op de motor.
63
De gordelsystemen voorin moeten na een aan-
rijding worden vervangen. Gordelsystemen
achterin moeten na een aanrijding direct wor-
den vervangen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de gordel,
enz.). Wanneer er ook maar enige twijfel be-
staat over de toestand van de gordels of de
oprolmechanismen, laat de gordel dan vervan-
gen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje moet ter controle vier
tot acht seconden branden nadat u
de contactschakelaar de eerste
keer in de stand ON hebt gezet.
Bezoek uw erkende als het lampje
tijdens het starten niet gaat bran-
den. Als het blijft branden, knippert, of oplicht
tijdens het rijden, moet u het systeem laten
controleren door een erkende. Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand te
selecteren en de aanjager in een hoge stand te
zetten. U moet nu de lucht kunnen voelen die
langs de voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-inrichting niet
werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van de voetruimte van
uw auto. U mag alleen vloermatten gebruiken
die het gebied rondom de pedalen vrijlaten en
stevig vastzitten, zodat de matten niet kunnen
verschuiven, de beweging van de pedalen kun-
nen belemmeren of de veilige besturing van uw
auto op een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen,
kunt u de controle over de auto verliezen,
waardoor gevaar voor ernstig letsel ontstaat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•
Controleer altijd of de vloermatten op de
juiste wijze zijn vastgemaakt aan de be-
vestigingspunten voor de matten.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen die u niet op de juiste wijze
kunt vastmaken en voorkom te allen tijde
dat de matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de bestu-
ring van de auto op een andere manier
hinderen.
• Plaats nooit vloermatten of andere vloer-
bedekkingen over reeds aanwezige vloer-
matten. Extra vloermatten en andere
vloerbedekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren daardoor
de beweging van de pedalen.
• Controleer regelmatig of de matten nog
correct zijn bevestigd. Matten die zijn ver-
wijderd om te worden gereinigd, moeten
altijd op de juiste wijze opnieuw worden
geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
65
In de juiste omstandigheden verschijnen op dit
scherm de berichten van het elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC). Voor meer informatie,
raadpleeg het hoofdstuk"Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum "van uw gebruikershandleiding.
17. Selecteerbaar EVIC-menu
In dit deel van de instrumentengroep wordt het
selecteerbare EVIC-menu weergegeven. Voor
meer informatie, raadpleeg het hoofdstuk "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) — Indien
aanwezig" van uw gebruikershandleiding.
18. Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem
Het lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar voor de eerste
keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Voor meer informatie, raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto"van uw
gebruikershandleiding.
19. Controlelampje van alarmsysteem
Gedurende 15 seconden knippert dit
lampje snel wanneer het antidiefsta-
lalarm wordt ingeschakeld. Nadat het
alarm is ingesteld, gaat het lampje
langzamer knipperen. Het controle-
lampje van het alarmsysteem gaat ook ongeveer
drie seconden branden als de contactschakelaar
voor het eerst wordt ingeschakeld.
20. Controlelampje ESP uitgeschakeld —
indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat het elek-
tronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP) is uitgeschakeld. 21. Controle-/storingslampje ESP — indien
aanwezig
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet. Als de motor draait, behoort
dit lampje uit te gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft branden terwijl
de motor draait, is een storing gedetecteerd in
het ESP-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met een
snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient u
zo snel mogelijk contact op te nemen met uw
erkende dealer om het probleem te laten op-
sporen en verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitgeschakeld en
het controle-/storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet.
186
Meldingen op het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
•Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Traction Control Off (traction control uit)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Oil Pressure Low (oliedruk laag)
• Olieverversing vereist
• Fuel Low (brandstof laag)
• Service Antilock Brake System (antiblokkeer-
systeem vereist onderhoud)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Service Power Steering (stuurbekrachtiging
vereist onderhoud)
• Cruise Off (cruisecontrol uitgeschakeld)
• Cruise Ready (cruisecontrol gereed)
• Cruise Set To XXX MPH (cruisecontrol inge-
steld op XXX mph)
• Tire Pressure Screen With Low Tire(s) “In-
flate Tire to XX” (bandenspanning-scherm
met te lage bandenspanning(en) "band op-
pompen tot XX")
• Service Tire Pressure System (bandenspan-
ningscontrolesysteem vereist onderhoud)
•
Parking Brake Engaged (handrem inge-
schakeld)
• Brake Fluid Low (remvloeistofpeil laag)
• Service Electronic Braking System (elektro-
nisch remsysteem vereist onderhoud)
• Engine Temperature Hot (motortemperatuur
hoog)
• Battery Voltage Low (accuspanning laag)
• Service Electronic Throttle Control (elektroni-
sche gasklepregeling vereist onderhoud) •
Lights On (verlichting aan)
• Right Turn Signal Light Out (richtingaanwij-
zer rechts uit)
• Left Turn Signal Light Out (richtingaanwijzer
links uit)
• Turn Signal On (richtingaanwijzer aan)
• Vehicle Not in Park (auto niet in
parkeerstand)
• Key in ignition (sleutel in contactslot)
• Key In Ignition Lights On (sleutel in contact,
lampen aan)
• Remote Start Active Key to Run (starten op
afstand actief Sleutel voor starten)
• Remote Start Active Push Start Button (star-
ten op afstand actief Druk op startknop)
• Remote Start Aborted Fuel Low (starten op
afstand afgebroken Brandstof laag)
• Remote Start Aborted Too Cold (starten op
afstand afgebroken Te koud)
• Remote Start Aborted Door Open (starten op
afstand afgebroken Portier open)
190
•Remote Start Aborted Hood Open (starten op
afstand afgebroken Motorkap open)
• Remote Start Aborted Tailgate Open (starten
op afstand afgebroken Achterklep open)
• Remote Start Aborted Time Expired (starten
op afstand afgebroken Tijd verstreken)
• Remote Start Disabled Start to Reset (star-
ten op afstand uitgeschakeld Starten om te
resetten)
• Service Airbag System (airbagsysteem ver-
eist onderhoud)
• Service Airbag Warning Light (waarschu-
wingslampje airbag vereist onderhoud)
• Driver Seatbelt Unbuckled (Bestuurdersgor-
del niet vastgegespt)
• Passenger Seatbelt Unbuckled (passagiers-
gordel niet vastgegespt)
• Front Seatbelts Unbuckled (voorste veilig-
heidsgordels niet vastgegespt)
• Door Open (portier open)
• Doors Open (portieren open)
• Achterklep •
Gear Not Available (versnelling niet
beschikbaar)
• Shift Not Allowed (schakelen niet
toegestaan)
• Shift to Neutral then Drive or Reverse (scha-
kelen naar neutraal, daarna naar rijden of
achteruit)
• Autostick Unavailable Service Required
(AutoStick niet beschikbaar Onderhoud
vereist)
• Automatic Unavailable Use Autostick Service
Req. (automatisch niet beschikbaar Gebruik
AutoStick Onderhoud vereist)
• Transmission Getting Hot Press Brake
(transmissie wordt warm Trap op rem)
• Trans. Hot Stop Safely Shift to Park Wait to
Cool (transmissie heet Stop Veilig schakelen
naar parkeren Wacht op afkoelen)
• Transmission Cool Ready to Drive (transmis-
sie afgekoeld Klaar voor rijden)
• Service Transmission (transmissie vereist
onderhoud) •
Service Shifter (schakelhendel vereist
onderhoud)
• Engage Park Brake to Prevent Rolling (scha-
kel naar parkeren Rem om wegrollen te
voorkomen)
• Transmission Too cold Idle with Engine On
(transmissie te koud Laat motor stationair
draaien)
• Washer Fluid Low (ruitensproeiervloeistof
bijna op)
• Service Air Suspension System (luchtve-
ringssysteem vereist onderhoud)
• Normal Ride Height Achieved (normale rij-
hoogte bereikt)
• Aerodynamic Ride Height Achieved (aërody-
namische rijhoogte bereikt)
• Off Road 1 Ride Height Achieved (rijhoogte
voor terreinrijden 1 bereikt)
• Off Road 2 Ride Height Achieved (rijhoogte
voor terreinrijden 2 bereikt)
• Entry/Exit Ride Height Achieved (rijhoogte
voor instappen/uitstappen bereikt)
191
LocatiePatroonzekering Microzekering Omschrijving
F82 10 A roodRegelmodule van stuurkolom/cruisecontrol
F83 10 A roodBrandstofvulklep
F84 15 A blauwRij schakelaars/instrumentengroep
F85 10 A roodAirbagmodule
F86 10 A roodAirbagmodule
F87 10 A roodLuchtvering/trekhaak/regelmodule van stuurkolom
F88 15 A blauwInstrumentengroep
F90/F91 20 A geelAansluitcontact (zitplaatsen achterin) selecteerbaar
F92 10 A roodAchterste consolelamp - Indien aanwezig
F93 20 A geelSigarettenaansteker
F94 10 A roodSchakelhendel-/tussenbakmodule
F95 10 A roodAchteruitrijcamera/parkeerhulp
F96 10 A roodSchakelaar stoelverwarming achter/zaklamplader - Indien
aanwezig
F97 25 A blancoStoelverwarming achter en stuurverwarming - Indien aanwe-
zig
F98 25 A blancoStoelverwarming voor - Indien aanwezig
344
Aanhangergewicht..............285
Aanhangwagen trekken ...........281
Aansluiting voor randapparatuur ......165
Aanvullend veiligheidssysteem - Airbag . . .43
ABS-lampje ................. .181
ABS, waarschuwingslampje .........181
Accu ..................... .324
Accu, van afstandsbediening vervangen ....19
Achteras (differentieel) ............334
Achterklep ...................29
Achterlichten .................348
Achterlichten, onderhoud ................348
Achterruitontdooier ..............174
Achterruitvoorzieningen ...........174
Achterruitwisser/-sproeier ..........174
Achteruitrijlichten ...............348
Adaptieve cruisecontrol (ACC) (cruisecontrol) ...............129
Additieven, brandstof .............278
Afstandsbediening autoradio ........209
Afvoeren, antivries (motorkoelvloeistof) ......332
Airbag .................. .43, 49
Airbag, activering ...............50
Airbaglampje ...........48, 52, 65, 186 Airbagonderhoud
................51
Airbag, raam (zijgordijn) .......45, 47, 49
Airbag, zij- ...............45, 47, 49
Airco, filter ................216, 325
Airco, koelmiddel ...............325
Aircosysteem ................ .215
Airco, tips voor gebruik ...........217
Alarm (beveiliging) ..............186
Alarminstallatie van het voertuig (beveiliging) .................16
Alarmknipperlichten .............298
Alarmsysteem (beveiliging) ..........16
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) . . .16, 186
Algemene informatie ........16, 20, 142
Antiblokkeersysteem (ABS) .........255
Antidiefstalalarm ................
16
Antidiefstalsysteem ..............186
Anti-ongevalsysteem FCW (Forward Collision Warning) ................. .144
Antivries (motorkoelvloeistof) .....330, 351
Antivries (motorkoelvloeistof), afvoeren ................. .332
Automatische koplampen ..........115
Automatische portiervergrendelingen ....22
Automatische temperatuurregeling (ATC). .215
Automatische versnellingsbak .....230, 336Automatische versnellingsbak,
schakelgroepen ..............231
soort vloeistof ...............335
speciale additieven ............336
vloeistof bijvullen .............336
vloeistof en filter vervangen .......336
vloeistofpeil controleren ......335, 336
vloeistof verversen ............336
Autowasserijen ................337
Bagageruimte .................170
Bagageruimte, lamp ................... .171
Bagageruimte, voorzieningen ........170
Bagageverlichting ..............171
Banden ................. .66, 263
Banden, algemene informatie ...........263
bandenspanning .............263
compacte thuiskomer ..........267
controlesysteem voor bandenspanning. .272
hoge snelheden .............265
levensduur ................269
oppompdruk ...............264
radiaal .................. .265
reservewiel ................300
rotatie .................. .271
406