Voordat u de schakelhendel uit de
stand PARK beweegt , moet u de contact-
schakelaar van de stand LOCK/OFF in de
stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel
beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien als u vanuit de standen PARK of NEU-
TRAL naar een andere versnelling schakelt . An-
ders kan schade aan de aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende indicatoren con-
troleren of u de schakelhendel in de stand PARK hebt
gezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellingspook dan krachtig helemaal naar voren
en naar links totdat de pook stopt en volledig op zijn
plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt aangegeven.
Controleer of de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen wanneer u het rempe-
daal niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te rijden. Schakel
alleen naar REVERSE als de auto volledig stilstaat. NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto langere tijd stil-
staat met draaiende motor. In deze stand kunt u de
motor starten. Trek de handrem aan en schakel naar
PARK wanneer u wilt uitstappen.
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen in de stand
NEUTR
AL en schakel nooit het contact
uit om in vrijloop een helling af te dalen. Dit zijn
onveilige handelingen waarbij u minder snel kunt
reageren op veranderingen van het verkeer of
wegomstandigheden. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aanrijding kunnen
veroorzaken.De auto laten slepen, laten uitrollen en
om andere redenen rijden terwijl de ver-
snellingsbak in de neutraalstand staat ,
kan ernstige schade aan de versnellingsbak tot
gevolg hebben. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "De auto slepen achter een cam-
per" in het hoofdstuk "Starten en rijden" en de
paragraaf "Slepen van een auto met pech" in het
hoofdstuk "Noodgevallen".
242
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
GRIP
Bij rijden op natte of met sneeuwresten bedekte wegen
kan een dunne laag water ontstaan tussen de band en
het wegdek. Dit verschijnsel wordt aquaplaning ge-
noemd en kan ertoe leiden dat de auto gedeeltelijk of
volledig onbestuurbaar wordt en u niet meer kunt
remmen. Volg de onderstaande aanwijzingen op om het
risico van aquaplaning te verkleinen:
1. Pas uw snelheid aan bij hevige regenval of wanneerhet wegdek is bedekt met sneeuwresten.
2. Pas uw snelheid aan op wegen met diepe plassen.
3. Vervang de banden zodra de bandenslijtage- indicatoren zichtbaar worden.
4. Zorg voor een juiste bandenspanning.
5. Houd onder alle omstandigheden voldoende af- stand tot het voertuig vóór u, om aanrijdingen bij
een noodstop te voorkomen. DOOR WATER RIJDEN
Ga bij het rijden door water met een diepte van meer
dan enkele centimeters voorzichtig te werk om schade
aan de auto en lichamelijk letsel te voorkomen.
STROMEND/OPKOMEND WATER
WAARSCHUWING!
Rij niet op een weg of een weg of pad
o
versteken waar water stroomt en/of
opkomt (zoals na een storm). Stromend water
kan het wegdek of de bovenlaag van het pad
wegspoelen en de auto in dieper water doen
zinken. Bovendien kan de auto snel worden mee-
gevoerd met het stromende en/of opkomende
water. Als geen gehoor wordt gegeven aan deze
waarschuwing, kan dit ernstig of dodelijk letsel
tot gevolg hebben voor u, uw passagiers en ande-
ren in uw omgeving.
Ondiep stilstaand water
Hoewel uw auto in staat is om door ondiep stilstaand
water te rijden, moet u voordat u dit doet de volgende
waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen in acht ne-
men.
246
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
12. Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS)Dit lampje is een indicator van het ABS-
systeem. Het lampje gaat branden wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nood-
zakelijk is. Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het remwaarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer
van de voordelen van ABS te kunnen profiteren. Con-
troleer het ABS-waarschuwingslampje regelmatig om
er zeker van te zijn dat het goed werkt. Als het lampje
niet gaat branden, laat het systeem dan door een
erkende dealer controleren. (Raadpleeg de paragraaf
"Elektronische remregeling" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie hierover.) 13. Indicator brandstofvuldop
Dit symbool geeft de voertuigzijde aan waar
zich de brandstofvuldop bevindt.
14. Controlelampje mistachterlicht Dit lampje gaat branden wanneer de mistach-
terlichten zijn ingeschakeld. (Raadpleeg "Ach-
termistlampen" in "Uw auto" voor meer
informatie.)
15. Controlelampje alarmsysteem Dit lampje gaat ongeveer 16 seconden aan en
uit als het beveiligingssysteem wordt geacti-
veerd en knippert daarna langzamer als het
systeem eenmaal is geactiveerd. Het lampje
zal ook ongeveer drie seconden branden nadat de
contactschakelaar in de stand ON/RUN is gezet.
(Raadpleeg de paragraaf "Alarmsysteem" of "Premium
veiligheidssysteem" in het hoofdstuk "Uw auto" voor
meer informatie).
268UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
SERVICE EN ONDERHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA
ONDERHOUDSSCHEMA —
BENZINEMOTOR
De geplande onderhoudsbeurten in deze handleiding
moeten op de aangeduide tijdstippen of kilometerstan-
den worden uitgevoerd om uw garantie te behouden
en optimale betrouwbaarheid en prestaties van de auto
te garanderen. Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld
door het rijden in stoffige omgevingen of veel korte
ritten, is mogelijk meer onderhoud vereist. Laat ook
telkens inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u eraan dat
uw auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Op auto's met elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) wordt het bericht "Oil Change Required"
weergegeven op het EVIC en er klinkt een geluidssig-
naal om aan te geven dat de olie ververst moet worden. OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening met de tijd
die is verstreken sinds de laatste olieverver-
sing.Ververs de olie van uw auto als de laatste
verversingsbeurt langer dan twaalf maanden
geleden is, ook wanneer het bericht voor olie-
verversing NIET wordt weergegeven.
Onder geen beding mogen de intervaltermij-
nen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km of 12 maanden, afhankelijk van wat
eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor olieverver-
sing nadat de geplande olieverversing is uitgevoerd.
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
309
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Laat vanwege de verminderde grondspe-
ling uw auto niet in een automatische
wasstraat wassen wanneer een compact
reservewiel of een reservewiel voor beperkt ge-
bruik is gemonteerd. De auto kan schade oplo-
pen.
COMPACT RESERVEWIEL (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het compacte reservewiel mag slechts tijdelijk en al-
leen in noodgevallen worden gebruikt. U kunt aan de
beschrijving van het reservewiel op de band- en bela-
dingsinformatiesticker op de portieropening aan be-
stuurderszijde of op de wang van de band zien of uw
auto is uitgerust met een compact reservewiel. Be-
schrijvingen van compacte reservewielen beginnen met
de letter "T" of "S" vóór de aanduiding van de banden-
maat. Voorbeeld: T145/80D18 103M.
T, S = reservewiel
Omdat het loopvlak van deze band een beperkte le-
vensduur heeft, moet de originele band zo snel moge-
lijk worden gerepareerd (of vervangen) en weer ge-
monteerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een
conventionele band te monteren op het compacte
reservewiel, omdat het wiel specifiek voor het com- pacte reservewiel is gemaakt. Monteer nooit meer dan
één compact reservewiel tegelijk op de auto.
WAARSCHUWING!
Compacte reservewielen mogen slechts
t
ijdelijk en alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt . Met deze reservewielen mag u
maximaal 80 km/u rijden. Het loopvlak van een
reservewiel heeft slechts een beperkte levens-
duur. Als het loopvlak is versleten tot op de
bandenslijtage-indicatoren, dient u het reserve-
wiel te vervangen. Let op de waarschuwingen
met betrekking tot het reservewiel.Anders kan de
band van het reservewiel lek raken en kunt u de
controle over de auto verliezen.
VOLMAATS RESERVEWIEL (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het full-size reservewiel mag alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Het reservewiel lijkt op het oor-
spronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto,
maar heeft andere eigenschappen. Dit reservewielen
heeft wellicht een beperkte levensduur. Als het loop-
vlak is versleten tot op de slijtindicatoren, dient u de
band van het full-size reservewiel te vervangen. De
originele band moet daarom zo snel mogelijk worden
gerepareerd (of vervangen) en weer gemonteerd wor-
den.
348
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
g
evaarlijk. De krachten die vrijkomen bij
te hoge wielsnelheden kunnen de banden be-
schadigen of lek raken. Er kan een band explode-
ren, waardoor iemand gewond kan raken. Laat de
wielen van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u of langer dan 30 seconden continu
doorslippen. Zorg er ook voor dat er geen perso-
nen aanwezig zijn in de nabijheid van een door-
slippend wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait .
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN
In de originele banden zijn bandenslijtage-indicatoren
aangebracht, die u helpen te bepalen wanneer uw
banden moeten worden vervangen. (afb. 183)
Deze indicatoren zijn in de bodem van het profiel
geperst. Ze worden zichtbaar als de profieldiepte nog
slechts 2 mm bedraagt. Als het loopvlak is versleten tot
op de bandenslijtage-indicatoren, moet de band wor-
den vervangen.
LEVENSDUUR VAN BANDEN
De levensduur van een band is afhankelijk van verschil-
lende factoren, waaronder, maar niet beperkt tot:
Rijstijl Bandenspanning
Gereden afstand
WAARSCHUWING!
De banden en de reserveband dienen na
z
es jaar te worden vervangen, ongeacht
het resterende profiel op de banden. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt , kan een klap-
band het gevolg zijn. U kunt dan de controle over
de auto verliezen en een ongeval met ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
(afb. 183)1 — Versleten band
2 — Nieuwe band
350
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Bewaar banden die niet worden gebruikt op een koele,
droge en donkere plaats. Voorkom dat de banden in
aanraking komen met olie, vet en benzine.
VERVANGENDE BANDEN
De banden van uw nieuwe auto bieden een optimale
balans tussen verschillende eigenschappen. Controleer
daarom de banden regelmatig op de juiste bandenspan-
ning en op slijtage. De fabrikant raadt ten zeerste aan
dat u, indien nodig, de oorspronkelijke banden laat
vervangen door banden met dezelfde maat, van de-
zelfde kwaliteit en met hetzelfde prestatievermogen.
Raadpleeg de paragraaf "Bandenslijtage-indicatoren"
voor meer informatie hierover. U kunt de juiste ban-
denmaat aflezen op de band- en beladingsinformaties-
ticker. De belastingsindex en het snelheidssymbool
vindt u op de wang van de originele band.
Wij raden u aan de twee voorbanden of de twee
achterbanden gelijktijdig als paar te laten vervangen.
Het vervangen van slechts één band kan het rijgedrag
van uw auto sterk beïnvloeden. Wanneer u een wiel
vervangt, moet u ervoor zorgen dat de specificaties van
het nieuwe wiel overeenkomen met die van het origi-
nele wiel.
Wij raden u aan contact op te nemen met de banden-
fabrikant of een erkende bandenleverancier voor alle
vragen omtrent de juiste band. Wanneer u een andertype band monteert, kan dat de veiligheid, de weglig-
ging en het rijgedrag van uw auto nadelig beïnvloeden.
OPMERKING:
De bandenmaten die in het kenteken-
bewijs worden vermeld, moeten altijd worden aange-
houden.
WAARSCHUWING!
G
ebruik geen ander type band of
wielmaat of een band met een andere
belastingsindex dan voor uw auto is voorgeschre-
ven. Door sommige niet-goedgekeurde banden
en wielen gecombineerd te gebruiken verandert
u mogelijk de dimensies en eigenschappen van de
wielophanging, waardoor de besturing, het weg-
gedrag en de remwerking veranderen. Dat kan
onvoorspelbaar weggedrag en extra belasting
van de stuurinrichting en de wielophanging ver-
oorzaken. U kunt dan de controle over de auto
verliezen en een ongeval met ernstig of zelfs
dodelijk letsel veroorzaken. Kies daarom uitslui-
tend banden en wielmaten met een belastingsin-
dex die voor uw auto is goedgekeurd.
(Vervolgd)
351
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD