133
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❒draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Y
op het instrumentenpaneel samen met het lampje Ublijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere ge-
leverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie „Noodstart” in het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische startblokke-
ring: zie bij startproblemen de paragraaf „Fiat CODE-sys-
teem” in het hoofdstuk „Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid
produceren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor de wer-
king van de motor, wordt veroorzaakt door de hydrauli-
sche klepstoters: het distributiesysteem op de benzine-
motor van de auto, dat bijdraagt aan een vermindering van
de onderhoudswerkzaamheden.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
Het verdient aanbeveling om gedurende de
eerste kilometers niet de maximale pres-
taties van uw auto te eisen (bijv. snel ac-
celereren, langdurig rijden met hoge toerentallen,
krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR
staan als de motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in af-
gesloten ruimten te laten draaien. De mo-
tor verbruikt zuurstof en produceert kooldioxi-
de, koolmonoxide en andere giftige gassen.
ATTENTIE!
149
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zon-
der te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid
te rijden. Als lang met een brandend waarschuwings-
lampje wordt doorgereden, kunnen beschadigingen
ontstaan. Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servi-
cenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt; de storing
wordt echter wel door het systeem in het geheugen
opgeslagen.
❒knipperend: duidt op een mogelijke beschadiging van
de katalysator (zie „EOBD-systeem” in het hoofdstuk
„Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden
losgelaten zodat de motor met lage toerentallen draait
en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moe-
ten worden vermeden die kunnen leiden tot het op-
nieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen) (geel)
STORING IN MOTORMANAGEMENT-
SYSTEEM EOBD (benzine-uitvoeringen) (geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in
stand MAR zet, dan gaat het lampje branden. Het lampje
moet uitgaan als de motor is gestart. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit
op een storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot gevolg
hebben dat de prestaties verminderen, de auto slechter
gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te
veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
Storing in motormanagementsysteem EOBD
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in
stand MAR zet, dan gaat het lampje branden. Het lampje
moet uitgaan als de motor is gestart.
Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan
aan te geven. Als het lampje blijft branden of tijdens het
rijden gaat branden:
❒continu branden: duidt op een defect in het inspuit-
/ontstekingssysteem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties
verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brand-
stofverbruik toeneemt.
U
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
lampje
Ukan met speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden. Houdt u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
153
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VERSLETEN REMBLOKKEN
(geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat bran-
den als de remblokken voor versleten zijn; laat de-
ze in dat geval zo snel mogelijk vervangen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
d
STORING PARKEERSENSOREN
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in
de parkeersensoren.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje èbranden.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
t
STORING START&STOP-systeem
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in het
Start&Stop-systeem. Op enkele uitvoeringen gaat het
lampje èbranden.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bijbehorende mel-
ding op het display.
j
BUITENVERLICHTING (groen)
FOLLOW ME HOME (groen)
Buitenverlichting
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting wordt in-
geschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem wordt gebruikt
(zie „Follow me home” in het hoofdstuk „Dashboard en
bediening”).
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
3
MISTLAMPEN VOOR (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
5
MISTACHTERLICHTEN (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlich-
ten worden ingeschakeld.
4
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR) (groen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat bran-
den en op het display verschijnt een melding als de draai-
knop van de cruise-control in stand ON wordt gezet.
Ü
163
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX&GO automatic
De snelle bandenreparatieset Fix&Go Automatic zit in een
handige tas in het interieur aan de rechter achterkant, bij
Cargo versies, onder de passagiersstoel (bij versies met
vaste of verplaatsbare stoel), of in het dashboardkastje (bij
versies met opklapbare stoel).
De snelle bandenreparatieset bevat fig. 141:
❒een spuitbus A met afdichtvloeistof, die voorzien is van:
– een vulbuis B
– een sticker C met het opschrift „max. 80 km/h”. Na
het repareren van het wiel moet deze sticker op een
voor de bestuurder goed zichtbare plaats worden
aangebracht (op het dashboard)
❒een compressor D met manometer en aansluitnippels,
die in het vak zijn te vinden – zet het wiel verticaal en monteer het verloopstuk
aan de binnenzijde van de velg m.b.v. de bijgelever-
de bouten. Bevestig het wiel aan het montagehulp-
stuk voor de wielbouten G. Draai de bouten vast
m.b.v. de wielboutsleutel.
OPMERKING Gebruik de afdekhoes van het reservewiel
om het vervangen lichtmetalen wiel te beschermen.
❒controleer of het verwisselde wiel goed in de zitting on-
der de bodemplaat is geplaatst (het hefsysteem is uit-
gerust met een vangkoppeling; als deze onjuist geplaatst
is, kan de veiligheid in gevaar worden gebracht);
❒berg de krik en de gereedschappen op in de gereed-
schaptas.
❒plaats de gereedschaptas achter de linker stoel (Car-
go-uitvoeringen) of in het vak in het zijpaneel rechts-
achter (uitvoeringen Doblò/Doblò Combi).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0093mfig. 141
G
F0V0216mfig. 140c
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●
●●●●●●
●●●●●●
192
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
x 1000 km 30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren;
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig
de sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisserbladen van ruitenwissers voor/achter controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage
controleren en werking waarschuwingslampje voor versleten
remblokken controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage
controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op
vervuiling controleren en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren (uitvoeringen zonder automatische riemspanner)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
194
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●●●●●
●●
●●●●●●
DIESELUITVOERINGEN ZONDER DPF (1.3 Multijet - 1.6 Multijet)
x 1000 km 30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en
werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op
vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem,
hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu,
motorkoelsysteem enz.)
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
196
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
● ●●●●
● ●●●●
● ●●●●
● ●●●●
● ●●●●
●●
● ●●●●
● ●●●●
● ●●●●
●●
● ●●●●
●●
● ●●●●
DIESELUITVOERINGEN MET DPF (1.3 Multijet - 1.6 Multijet - 2.0 Multijet)
x 1000 km 35 70 105 140 175
Maanden 24 48 72 96 120
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanningeventueel herstellen
Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren en
werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling
controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische
koppelingbediening, ruitensproeiers, accu, motorkoelsysteem enz.)
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
269
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Cruise-control
(snelheidsregelaar) ..................... 63
Dashboard ..................................... 3
Dashboardkastje/
opbergvakken .........................71-72
Dead lock-systeem ....................... 8
Derde remlicht
– gloeilampen vervangen .......... 176
Dieselfilter ...................................... 206
– lampje water in dieselfilter ... 151
Dimlicht
– gloeilampen vervangen .......... 173
– inschakelen ............................... 59
Display, digitaal .............................. 14
– bedieningsknoppen ................. 14
– beginscherm ............................. 14
– setup-menu .............................. 15Display, multifunctioneel ............. 19
– bedieningsknoppen ................. 19
– beginscherm ............................. 19
– setup-menu .............................. 20
Documentenklem.......................... 76
Dop van brandstoftank ................ 112
Driewegkatalysator ...................... 113
Draaicirkel ...................................... 225
Economisch en
milieubewust rijden ................... 137
Einde levensduur auto ................. 260
Elektrische/elektronische
systemen monteren ................... 110
– radiozendapparatuur
en mobiele telefoons ............. 110
EOBD (systeem) ........................... 102
ESP (systeem) ................................ 98 Brandstoftoevoeronderbreking .. 70
Brandstofverbruik ......................... 249
Buitenverlichting
– gloeilampen achter
vervangen .......................175-176
– gloeilampen voor vervangen 172
– inschakelen ............................... 59
Carrosserie (uitvoering) ............. 220
Carrosserie
– codes carrosserie-
uitvoeringen ............................. 221
– reinigen, onderhoud
en zorg ...................................... 214
Centrale portiervergrendeling ... 77
Chassisnummer ............................. 220
CO
2-emissie .................................. 257
Code carrosserie-uitvoeringen .. 221
CODE-card .................................... 5