Page 25 of 393
23Eerste kennismaking
Onder het rijden
1.
Selecteren/deactiveren van desnelheidsbegrenzer.2.Verlagen van de ingestelde snelheid. 3.Ver hogen van de ingestelde snelheid. 4.
Snelheidsbegrenzing aan/uit.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
1741
.Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar.
2. Ver lagen van de ingestelde snelheid.3.
Ver hogen van de ingestelde snelheid.
4
. Snelheidsregeling aan/uit.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
176
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbe
grenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een
rijsnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak(tweede bij een EGS-versnellingsbak of een automatische versnellingsbak).
Page 26 of 393

Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van eenhandgeschakelde versnellingsbak, rijddan rustig weg, schakel zo snel mogelijkde tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogereversnelling. Volg de aanwijzingen van deschakelindicator (indien aanwezig) die op hetinstrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatischetransmissie of een EGS-versnellingsbak,laat de selectiehendel dan in de stand Drive"D"
of Auto "A"
(afhankelijk van het typeversnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele
rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bijvoorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaalgeleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstootaf en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h desnelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme
wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens deairconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h deruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bijauto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Page 27 of 393

25
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over deauto: plaats de zwaarste voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij deachterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Ver wijder na gebruik de dakdragers en hetimperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning(bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de por tiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning vanhet reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (oliever versen, oliefilter en luchtfilter vervangen,enz.) en houd u daarbij aan het door defabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u datbrandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruikzich stabiliseert.
Schakel de verlichting en de mistlampen uitals het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op alsu rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijkmultimedia-apparatuur (DVD -speler,MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 28 of 393
001
Controle tijdens het rijden
Om gebruik te kunnen maken van alle beschikbare rijinformatie,geeft dit hoofdstuk u uitleg over de werking van de drie verlichte
dashboardinstrumenten, de exacte plaats en functie van de diverse
controlelampjes en signaleringen, en de informatie afkomstig van de
boordcomputer.
Page 29 of 393
Page 30 of 393

Instrumentenpaneel benzine - diesel met handgeschakelde
versnellingsbak, EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak
Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
1.Toerenteller.
rGeeft het motortoerental aan(x 1000 t /min).2.Snelheidsmeter.Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). 3.Koelvloeistoftemperatuurmeter.Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7.Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en desfeerverlichting.
4.Display.5.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
6.Regelknop weergave display. Knop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
Knop voor de weer
gave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
Knop voor de nulstelling van degeselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.
Page 31 of 393
29Controle tijdens het rijden
Display E.Onderhoudsintervalindicator(km of miles), ver volgens, kilometerteller.
Deze twee functies worden
achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven. F.Olieniveaumeter.Na het aanzetten van het contact wordt gedurende enkele seconden het olieniveau
weergegeven.
A
.Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.B. Opschakelindicator.C.InformatieEGS-versnellingsbak ofautomatische versnellingsbak.D.Actieradius (km of mijlen) of Dagteller.
Page 32 of 393

Instrumentenpaneel benzinemotor met handgeschakelde versnellingsbak RACING Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
1. Toerenteller .
Geeft het motortoerental aan(x 1000 t/min).2.Snelheidsmeter.Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). 3.Koelvloeistoftemperatuurmeter.Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7.Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en desfeerverlichting.
4.Display.5.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6.Regelknop weergave display. Knop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
Knop voor de weergave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
Knop voor de nulstelling van degeselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.