
169Rijden
   
Handmatig schakelen 
Op het instrumentenpaneel verdwijnt 
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
 Als het motortoerental te laag of te hoog is, 
knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven. 
 Er kan elk moment van de stand  D(rijden in de
automatische stand) naar de stand  M   (rijden in 
de handbediende stand) worden geschakeld. 
 Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
versnellingsbak automatisch de stand  M1 . 
  De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden in
geschakeld in de handbediende stand. 
Onjuiste waarde bij handmatigebediening
 )Selecteer de stand Mom  sequentieel 
 teschakelen tussen de vier versnellingen. )Duw de selectiehendel naar het symbool  +om één versnelling op te schakelen.  )Trek de selectiehendel naar het symbool  -om één versnelling terug te schakelen.  
  Het schakelen naar een andere versnelling 
k
an alleen als de snelheid van de auto enhet toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.   Dit s
ymbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P   of  N 
 bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de 
auto stil te zetten.  Als bi
j aangezet contact dit
verklikkerlamp
je gaat branden incombinatie met een geluidssignaal en een 
melding op het multifunctionele display, duidtdit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen 
bij het selecteren van  R   vanuit de stand RP  , of PPR   vanuit Rde stand N  . Dit beschadigt de versnellingsbak niet. 
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van 
de geldende snelheidslimiet). 
  Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 
   
Storing
 Als de selectiehendel niet in de stand 
Pstaat, verschijnt bij het openen vanhet bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een melding op het multifunctionele display. ) 
 Zet de selectiehendel in de stand P 
; de melding verdwijnt.  
 
De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken: 
 
 
-  als u gelijktijdig het gas- en hetrempedaal intrapt, 
 
-  als u, wanneer de accu geen stroom lever t, de selectiehendelgeforceerd in de stand  P 
 of een andere stand zet.
 
Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kuntu, om brandstof te besparen, deselectiehendel in de stand Nzetten ende handrem aantrekken.   

171Rijden
   
Overgang naar de START-stand 
Het controlelampje  "ECO"gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart: 
   
 
- 
  bij een handgeschakelde
versnellingsbak  , als u het 
koppelingspedaal intrapt, 
   
-   bij een EGS-versnellingsbak met 5 of 
6 versnellingen : 
● 
 met de selectiehendel in de stand A 
 of M 
, wanneer u het rempedaal loslaat,
● 
 met de selectiehendel in de stand N 
 en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A 
 of  Mzet, 
● 
 of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.
Bijzonderheden: automatischactiveren van de START-stand
 
 
Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt demotor direct weer gestart.  
    U kunt deze 
functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" 
 in 
te drukken.
  Het controlelampje in de schakelaar gaat 
branden en er verschijnt een melding op het 
display.
   
Uitschakelen 
Uit veiligheids- of comfortoverwegingen kan deSTART-stand automatisch worden geactiveerd als: 
-   het bestuurderpor tier wordt geopend, 
-  de autogordel van de bestuurder wordt losgemaakt,
-  de snelheid van de auto hoger is dan
11  k m/h (EGS-versnellingsbak), 
-   er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, instellingairconditioning...). 
  Het controlelamp
je "ECO" 
 knippert een 
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen 
normaal
.
   Als u bij een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal niet 
helemaal intrapt, verschijnt er een melding met het verzoek het koppelingspedaalhelemaal in te trappen, omdat anders demotor niet gestart kan worden.   

   
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.  
 
Inschakelen 
 
Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). 
  Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.   Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar  "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden. 
  Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. 
  Als er in de STOP-stand een storin
g zou 
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Allecontrolelampjes op het instrumentenpaneel
branden. Zet in dat geval het contact af en star t 
de auto dan met behulp van de sleutel.
   
Storingen   
Onderhoud
 
 
Schakel omwille van de veiligheid hetStop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.  
 
 
Het Stop & Start-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamhedenaan dit type accu uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats. Druk no
gmaals op de schakelaar  "ECO OFF".Het systeem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er 
wordt een melding op het display weergegeven. 

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
 Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Het  inschakelen 
 van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid 
dient minimaal 30 km/h te bedragen.Het  uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer 
geschiedt eveneens handmatig met de hendel. 
Door het 
gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid 
tijdelijk worden overschreden.
 Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer 
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd. 
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.
   
 
 
 
 
Snelheidsbegrenzer 
 Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn 
aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. 
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A 
. 
1
.Knop voor het selecteren van desnelheidsbegrenzer 
2.    Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid3. 
  Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer  
 
 
 
Stuurkolomschakelaars 
 
De informatie van de snelheidsbegrenzer 
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel. 
5
.     Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7.     Ingestelde snelheid  
 
 
Weergave op het display