TRIP COMPUTERALGEMENE INFORMATIEDe Trip computer geeft informatie over de werking van het voertuig
weer op de display, wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat.
Deze functie omvat twee afzonderlijke reisfuncties, “Trip A” en Trip
B” genaamd, waarmee de hele reis (dagtrip) van de auto kunnen
worden vastgelegd. Beide functies werken onafhankelijk van elkaar.
Beide functies kunnen gereset worden (reset – begin van een nieuwe
reis).
“Trip A” geeft informatie over:
❒Actieradius
❒Afgelegde afstand
❒Gemiddeld brandstofverbruik
❒Huidig brandstofverbruik
❒Gemiddelde snelheid
❒Reistijd.
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie “Trip B inschakelen”). De
parameters “Bereik” en “Huidig verbruik" kunnen niet worden gereset.
WEERGEGEVEN WAARDENActieradius
Geeft de afstand weer die nog afgelegd kan worden met de brandstof
die in de tank aanwezig is. Hierbij wordt uitgegaan van een rijstijl
die niet verandert.
De display toont de melding '-----' wanneer:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl)
❒de auto lang stilstaat met een draaiende motor.
BELANGRIJK Het bereik kan variëren in functie van verschillende
factoren: de rijstijl (zie "Rijstijl" in "Starten en rijden"), het type route
(snelweg, stadsverkeer, bergwegen, etc…), en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de programmering van een reis dient men
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft afgelegd sinds het begin van
een nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik van de auto weer sinds het
begin van een nieuwe reis.
Huidig verbruik
Geeft het huidig brandstofverbruik weer. Deze waarde wordt continu
bijgewerkt. Als de auto stilstaat met draaiende motor verschijnt de
melding “----”opdedisplay.
36
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer in functie van de totale tijd die is
verlopen sinds het begin van de reis.
Reistijd
Geeft de tijd weer die is verlopen sinds het begin van een nieuwe reis.Aanwijzingen op de displayTelkens wanneer een parameter wordt weergegeven, verschijnt de
volgende informatie:
❒animatiepictogram in het bovenste gedeelte fig. 9;
❒het woord “Trip” (of “Trip A” of “Trip B”) (B);
❒benaming, waarde een meeteenheid van de gekozen parameter (bv.
"Bereik 1500 km") (C).Na enkele seconden worden de benaming en waarde van de gekozen
parameter vervangen door een pictogram fig. 10.
De pictogrammen van de diverse parameters zijn:
❒
"Bereik";
❒
"Gemiddeld verbruik A” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als
Trip B is ingeschakeld);
❒
"Afstand” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als Trip
B is ingeschakeld);
❒
"Huidig verbruik";
❒"Gemiddelde snelheid A” (als Trip A is ingeschakeld, of “B”
als Trip B is ingeschakeld);
❒"Reistijd ” (als Trip A is ingeschakeld, of “B” als Trip B is
ingeschakeld);
fig. 9
A0J1223
fig. 10
A0J0033
37WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk kort op de knop
: vergrendeling van portieren en achterklep,
uitschakeling van plafondverlichting en een maal knipperen van
richtingaanwijzers (voor bepaalde versies/markten).
Als een of meer portieren open zijn, worden ze niet vergrendeld. Dit
wordt aangegeven door het snel knipperen van de richtingaanwijzers
(voor bepaalde versies/markten). De portieren worden wel bij open
achterklep vergrendeld.
Wanneer een snelheid van meer dan 20 km/h wordt bereikt, worden
de portieren automatisch vergrendeld als deze specifieke functie is
ingesteld (alleen bij versies met multifunctionele herconfigureerbare
display).
Wanneer de portieren vergrendeld worden, gaat led A fig. 15 enkele
seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
Wanneer de portieren van binnen de auto worden vergrendeld (door
te drukken op de
knop), blijft de led vast branden.Bagageruimte openen
Druk op de
knop om de bagageruimte met de afstandsbediening
te openen. De richtingaanwijzers knipperen twee maal om aan te
geven dat de achterklep geopend is.
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN
AANVRAGENHet systeem kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen. Als een
nieuwe afstandsbediening nodig mocht zijn, neem dan contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk en neem de CODE-card (voor
bepaalde versies/markten), een identiteitsbewijs en de
autodocumenten die de eigendom aantonen mee.
fig. 15
A0J0027
42
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING(voor bepaalde versies/markten)BEDIENINGSELEMENTENA - inschakelingsknop MONO-functie bestuurders-/passagierszijde
(uitlijning ingestelde temperaturen);
B - aan/uit knop compressor klimaatregeling;
C - aan/uit knop interne luchtcirculatie;
D - display;
E - knop klimaatregeling uit;
F - inschakelingsknop MAX-DEF-functie (snel ontdooien/ontwasemen
ruiten voor);G - aan/uit knop achterruitverwarming;
H - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur passagierszijde;
I - keuzeknop luchtverdeling passagierszijde;
L - ventilatorsnelheid verhogen/verlagen;
M - keuzeknop luchtverdeling bestuurderszijde;
N - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur bestuurderszijde.fig. 32
A0J0037
62
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BESCHRIJVINGDe automatische dual-zone klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuur-/luchtverdelingsregeling in twee zones: bestuurderszijde
en passagierszijde.
Het systeem houdt het comfortniveau in het interieur constant en
compenseert alle variaties in externe omstandigheden, met inbegrip
van zonnestraling die gedetecteerd wordt door een speciale sensor.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig worden versteld door het systeem
te gebruiken en door een of meer functies te kiezen en de betreffende
parameters te wijzigen. Hierbij wordt echter de automatische regeling
van de functies die handmatig zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang boven de
automatische instellingen en blijven opgeslagen tot de AUTO knop
wordt ingedrukt, behalve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.Als men handmatig een functie aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van de auto; deze wordt
elektronisch geregeld door de ventilator.
De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatuur op de display (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de volgende parameters
en functies:
❒luchttemperatuur aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in 7 standen (bestuurder/passagier);
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
63WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELINGHet systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling om op een van de AUTO-knoppen te
drukken en de draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in
te stellen.
Er kunnen verschillende temperaturen ingesteld worden voor de
bestuurder en passagier, met een maximmaal verschil van 7°C.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens volledig automatische werking is het alleen mogelijk handmatig
in te grijpen op de volgende functies:
❒MONO, om de aan passagierszijde ingestelde temperatuur en
luchtverdeling uit te lijnen met die aan bestuurderszijde;
❒
luchtrecirculatie (waarbij de functie altijd in- of uitgeschakeld
wordt gehouden;
❒om de ontwaseming/ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels te versnellen;
❒Om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.
REGELING LUCHTTEMPERATUURDraai de knop N of H naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: knop N voor de zone linksvoor, knop H
voor de zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op het display weergegeven.
Druk nogmaals op de MONO-knop om de luchttemperatuur van de
twee zones met elkaar in overeenstemming te brengen: om dezelfde
temperatuur in te stellen, aan knop N draaien.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling tussen beide zones, aan knop N of H draaien of
nogmaals op de MONO-knop drukken (als de led op de knop brandt).
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
64
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
REGELING LUCHTVERDELINGDoor op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan
handmatig een van de 7 instellingen voor de luchtverdeling worden
gekozen:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het
voor- en het najaar en op zonnige dagen.Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.Luchtstroomverdeling tussen de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle roosters van de auto.
In de FULL AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds op de knoppen I en M zijn
uit). Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling
aangegeven door de leds op de betreffende knoppen.In de gecombineerde werkingsmodus, worden de functies geactiveerd
samen met de functies die reeds bij het indrukken van de betreffende
knop actief zijn. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie
reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende
LED op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te
herstellen.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar de vooruit omschakelt, wordt
de luchtverdeling aan passagierszijde ook naar de voorruit gericht.
De passagier kan nog wel een andere verdelingsmethode kiezen door
op de betreffende knoppen te drukken.
REGELING VENTILATORSNELHEIDDruk op knop L om de ventilatorsnelheid te verhogen/verlagen. De
snelheid wordt aangegeven door verlichte streepjes op het display:
❒maximum ventilatorsnelheid = alle streepjes branden
❒minimum ventilatorsnelheid = één streepje brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden als de compressor van
de klimaatregeling is uitgeschakeld door het indrukken van knop B.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop om de automatische werking
van de ventilatorsnelheid na een handmatige instelling te herstellen.
65WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
AUTO-KNOPPENDruk op de AUTO-knoppen om het systeem de hoeveelheid en
verdeling van de lucht, die in de respectievelijke zones van het
interieur geblazen wordt, automatisch te regelen; alle vorige
handmatige instellingen zullen geannuleerd worden (dit wordt
aangegeven met het opschrift FULL AUTO op het display).
Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtverdeling, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan
verdwijnt de melding FULL van het display. Hiermee wordt
aangegeven dat het systeem niet meer automatisch alle
bovengenoemde functies regelt (de luchttemperatuur blijft wel
automatisch geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem niet langer in staat is om de gevraagde
temperatuur in de verschillende zones van het interieur te bereiken/
handhaven, gaat de ingestelde temperatuur knipperen en na ongeveer
1 minuut verdwijnt het opschrift AUTO.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.
MONO-KNOPDruk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan passagierszijde
in overeenstemming te brengen met die aan de bestuurderszijde. Op
deze manier is het ook mogelijk om de luchtverdeling tussen de twee
zones in te stellen door aan knop N te draaien.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling, aan knop H draaien om de temperatuur aan
passagierszijde in te stellen of op de MONO-knop drukken als de led
op de knop brandt.LUCHTRECIRCULATIEDe luchtrecirculatie kan op de volgende manieren worden uitgevoerd:
❒automatische inschakeling: druk op een van de AUTO-knoppen.
Inschakeling wordt aangegeven door het verschijnen van het
opschrift AUTO op het display;
❒override aan (interne recirculatie altijd ingeschakeld); aangegeven
door de led op de knop G en het
symbool op het display;
❒override uit (interne recirculatie altijd uitgeschakeld met luchttoevoer
van buitenaf); aangegeven door het doven van de led op knop C en
het verdwijnen van het symboolvan het display. Geforceerde
in-/uitschakeling kan gekozen worden door knop C in te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kan de gewenste
comfortsituatie (verwarmen of koelen van het interieur) sneller worden
bereikt.
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER