Service (Geprogrammeerd
onderhoud)Deze functie zorgt voor weergave van informatie over de
kilometerstand en de intervallen (nog resterende dagen) waarmee de
servicebeurten uitgevoerd moeten worden.
Met de Service functie kan ook het interval (in kilometer of mijl) tot de
volgende olieverversing worden weergegeven.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt te werk:
❒druk kort op de knop MENU ESC: het display geeft het interval in
kilometers of mijlen aan, op grond van wat eerder is ingesteld (zie
paragraaf "Meeteenheden");
❒druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm;
BELANGRIJK Het “Geprogrammeerd onderhoudsschema” voorziet elke
30.000 km (voor benzineversies) en elke 35.000 km (voor
dieselversies) in een servicebeurt. Dit bericht verschijnt automatisch
wanneer de sleutel in de stand MAR wordt gedraaid, vanaf 2.000 km
(of het equivalent in mijl) vóór de servicebeurt. Dit bericht wordt elke
200 km (of het equivalent in mijl) herhaald. Onder de 200 km wordt
deze melding met kortere intervallen weergegeven. De weergave
van het bericht is afhankelijk van de meeteenheid die is ingesteld,
d.w.z. in km of mijl. Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen
en de sleutel in de stand MAR wordt gedraaid, verschijnt de melding
"Service" op het multifunctionele display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers of mijlen. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te laten resetten.
Airbag/Airbag passagier
(Inschakeling/uitschakeling van
frontairbag aan passagierzijde en
zijairbag voor borst/bekken)Deze functie zorgt voor de in-/uitschakeling van de zijairbag aan de
passagierszijde.
Ga als volgt te werk:
❒druk op de knop MENU ESC en, nadat het bericht "Bag pass: Off
(om uit te schakelen) of het bericht Bag pass: On (voor het
inschakelen) op het display is verschenen door het indrukken van de
knop + of - en druk nogmaals op de knop MENU ESC;
❒op de display verschijnt een bevestigingsmelding;
❒druk op de knoppen + of - om "Ja" (om het inschakelen/
uitschakelen te bevestigen) of "Nee" (om te annuleren) te kiezen;
❒druk kort op de MENU ESC knop: er verschijnt een
bevestigingsbericht van de gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm. Houd de knop ingedrukt om
terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan.
34
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRIP COMPUTERALGEMENE INFORMATIEDe Trip computer geeft informatie over de werking van het voertuig
weer op de display, wanneer de contactsleutel in de stand MAR staat.
Deze functie omvat twee afzonderlijke reisfuncties, “Trip A” en Trip
B” genaamd, waarmee de hele reis (dagtrip) van de auto kunnen
worden vastgelegd. Beide functies werken onafhankelijk van elkaar.
Beide functies kunnen gereset worden (reset – begin van een nieuwe
reis).
“Trip A” geeft informatie over:
❒Actieradius
❒Afgelegde afstand
❒Gemiddeld brandstofverbruik
❒Huidig brandstofverbruik
❒Gemiddelde snelheid
❒Reistijd.
“Trip B” geeft informatie over:
❒Afgelegde afstand B
❒Gemiddeld verbruik B
❒Gemiddelde snelheid B
❒Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie “Trip B inschakelen”). De
parameters “Bereik” en “Huidig verbruik" kunnen niet worden gereset.
WEERGEGEVEN WAARDENActieradius
Geeft de afstand weer die nog afgelegd kan worden met de brandstof
die in de tank aanwezig is. Hierbij wordt uitgegaan van een rijstijl
die niet verandert.
De display toont de melding '-----' wanneer:
❒de actieradius kleiner is dan 50 km (of 30 mijl)
❒de auto lang stilstaat met een draaiende motor.
BELANGRIJK Het bereik kan variëren in functie van verschillende
factoren: de rijstijl (zie "Rijstijl" in "Starten en rijden"), het type route
(snelweg, stadsverkeer, bergwegen, etc…), en de
gebruiksomstandigheden van het voertuig (beladingstoestand,
bandenspanning, etc…). Bij de programmering van een reis dient men
rekening te houden met deze factoren.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto heeft afgelegd sinds het begin van
een nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddeld brandstofverbruik van de auto weer sinds het
begin van een nieuwe reis.
Huidig verbruik
Geeft het huidig brandstofverbruik weer. Deze waarde wordt continu
bijgewerkt. Als de auto stilstaat met draaiende motor verschijnt de
melding “----”opdedisplay.
36
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRIP knop 0.00De TRIP 0.00 knop bevindt zich op de rechter hendel fig. 11. Wanneer
de contactsleutel in de stand MAR staat, kunnen met deze knop de
hiervoor beschreven waardes bekeken worden en op nul gezet worden
voor kunnen de gegevens worden voor een nieuwe reis:
❒kort indrukken: weergave van de verschillende waarden;
❒lang indrukken: reset de gegevens en start een nieuwe reis.Nieuwe reisDeze begint na een:
❒“handmatige” reset vanwege de gebruiker door de betreffende knop
in te drukken;
❒“automatische” reset wanneer de “afgelegde afstand“ de waarde
99999,9 km bereikt of wanneer de "Reistijd“ de waarde 999:59
bereikt (999 uur en 59 minuten);
❒nadat de accu losgekoppeld is geweest.BELANGRIJK Als het systeem wordt gereset wanneer de parameters
van “Trip A” worden weergegeven, dan worden alleen de gegevens
van de betreffende functie gereset.
BELANGRIJK Als het systeem wordt gereset wanneer de parameters
van “Trip B” worden weergegeven, dan worden alleen de gegevens
van de betreffende functie gereset.
Procedure om een nieuwe reis te
startenHoud de knop TRIP 0.00 langer dan 2 seconden ingedrukt met de
contactsleutel in de stand MAR om te resetten.Trip verlatenDe TRIP functie wordt automatisch verlaten, nadat alle waardes zijn
weergegeven. Druk langer dan 1 seconde op de knop MENU ESC om
de functie handmatig te verlaten.
fig. 11
A0J0077
38
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen om beslagen ruiten te voorkomen (vooral
als het klinaatregelsysteem is uitgeschakeld).
Bij lage buitentemperaturen wordt de recirculatie geforceerd uitgezet
(lucht wordt van buitenaf aangezogen) om te voorkomen dat de ruiten
beslaan. Bij automatische werking wordt de luchtrecirculatie
automatisch door het systeem geregeld naargelang de externe
weersomstandigheden.
Als handmatige recirculatieregeling is ingesteld, verdwijnt het opschrift
FULL van het display en verdwijnt AUTO uit het pictogram.
Het wordt afgeraden de interne luchtcirculatie in te
schakelen bij lage buitentemperaturen, aangezien de
ruiten sneller kunnen beslaan.
AIRCOCOMPRESSORDruk op knop B om de compressor in/uit te schakelen.. De
uitschakeling van de compressor blijft in het geheugen opgeslagen,
ook na het afzetten van de motor.
Wanneer de compressor wordt uitgeschakeld, wordt de luchtcirculatie
uitgeschakeld om te voorkomen dat de ruiten beslaan. In dat geval
verdwijnt, ook wanneer het systeem de gewenste temperatuur kan
handhaven, het opschrift FULL toch van het display.
Als het systeem daarentegen niet in staat is om de gewenste
temperatuur te handhaven, gaan de temperatuurindicaties knipperen
en het opschrift AUTO verdwijnt.
Druk, om de automatische regeling voor inschakeling van de
compressor weer in te schakelen, nogmaals op knop B of op de
AUTO-knop.
Bij uitgeschakelde compressor:
❒als de buitentemperatuur hoger is dan wat is ingesteld voor het
interieur, dan kan het systeem niet aan de gewenste instelling
voldoen. Dit wordt aangegeven door het, gedurende enkele
seconden, knipperen van de temperatuurwaarde op het display;
❒kan de ventilatorsnelheid handmatig gereset worden.
Bij ingeschakelde compressor en met draaiende motor, kan de
ventilatiesnelheid niet lager zijn dan een streepje op het display.
BELANGRIJK Bij uitgeschakelde aircocompressor, kan er geen lucht in
het interieur worden gevoerd met een lagere temperatuur dan de
buitenlucht. Verder kunnen de ruiten in sommige omstandigheden zeer
snel beslaan omdat de lucht niet ontvochtigd kan worden.
67WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
INLEIDING .................................................................................... 261
TIPS ........................................................................................... 261
TECHNISCHE GEGEVENS .......................................................... 262
BASIC LEVEL SYSTEEM ............................................................... 262
MEDIUM LEVEL SYSTEEM ........................................................... 262
BOSE HI-FI LEVEL SYSTEEM ......................................................... 263
SNELGIDS .................................................................................... 264
ALGEMENE FUNCTIES ................................................................ 265
RADIOFUNCTIES ........................................................................ 266
CD-FUNCTIES ............................................................................ 266
Media Player FUNCTIES (alleen bijBlue&Me™) ......................... 267
BEDIENINGSTOETSEN OP STUURWIEL ......................................... 268
ALGEMENE INFORMATIE .............................................................. 270
FUNCTIES EN INSTELLINGEN ........................................................ 272
INSCHAKELING AUTORADIO ..................................................... 272
UITSCHAKELING AUTORADIO .................................................... 272
RADIOFUNCTIES KIEZEN ............................................................ 272
CD-FUNCTIE KIEZEN .................................................................. 272
GEHEUGENFUNCTIE AUDIOBRON ............................................. 272
VOLUMEREGELING .................................................................... 273
MUTE/PAUSE FUNCTIE (volume op nul stellen) ............................. 273
GELUIDSINSTELLINGEN .............................................................. 273
TOONREGELING (lage/hoge tonen) ............................................ 274
BALANSREGELING ..................................................................... 274
FADERREGELING ........................................................................ 274
LOUDNESSFUNCTIE ................................................................... 275
PRESET/USER/CLASSIC/ROCK/JAZZ FUNCTIES .......................... 275
FUNCTIE USER EQ SETTINGS ...................................................... 276
MENU ....................................................................................... 276AF SWITCHING functie .............................................................. 276
TRAFFIC INFORMATION functie .................................................. 278
REGIONAL MODE functie .......................................................... 279
MP3 DISPLAY functie ................................................................... 279
SPEED VOLUME functie .............................................................. 280
RADIO ON VOLUME functie ........................................................ 280
TELEFOONFUNCTIE ................................................................... 281
AUX OFFSET functie .................................................................... 281
RADIO OFF functie .................................................................... 282
SYSTEM RESET functie ................................................................. 282
VOORBEREIDING VOOR INBOUW TELEFOON............................ 282
DIEFSTALBEVEILIGING ................................................................ 282
RADIO (TUNER) ............................................................................ 284
INLEIDING ................................................................................. 284
KEUZE GOLFBAND..................................................................... 284
VOORKEUZETOETSEN ............................................................... 284
OPSLAG VAN LAATST BELUISTERDE STATION .............................. 284
AUTOMATISCHE AFSTEMMING .................................................. 285
HANDMATIGE AFSTEMMING ..................................................... 285
AUTOSTORE FUNCTIE ................................................................ 285
ONTVANGST VAN NOODBERICHTEN ........................................ 286
EON FUNCTIE (Enhanced Other Network) .................................... 286
STEREO-UITZENDINGEN ............................................................ 286
CD-SPELER.................................................................................... 286
INLEIDING ................................................................................. 286
KEUZE VAN DE CD-SPELER ......................................................... 286
INBRENGEN/UITWERPEN VAN DE CD........................................ 286
DISPLAY-INFORMATIE ................................................................. 287
KEUZE VAN NUMMER (vooruit/achteruit) .................................... 287
SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN VAN NUMMERS...................... 287
PAUZE-FUNCTIE ......................................................................... 288
259AUTORADIO
OVERZICHT
RADIOFUNCTIESToets Functies Modus
Radiostation zoeken:
- Automatisch zoeken
- Handmatig zoekenAutomatisch zoeken:
of
toets indrukken (langer
ingedrukt houden voor snel vooruitzoeken)
Handmatig zoeken:
of
toets indrukken (langer
ingedrukt houden voor snel vooruitzoeken)
123456Huidige radiostation opslaanToetsen 1 t/m 6 voor preset/geheugen langer ingedrukt
houden
Opgeslagen radiostation oproepenToetsen 1 t/m 6 voor preset/geheugen langer ingedrukt
houden
CD-FUNCTIESToets Functies Modus
CD uitwerpen Toets kort indrukkenVorige/volgende nummer weergeven Toets
of
kort indrukken
CD-nummer snel vooruit-/terugspoelen Toets
of
kort indrukken
Vorige/volgende map weergeven (bij CD-MP3) Toets
of
kort indrukken
266
AUTORADIO
LOUDNESSFUNCTIE(behalve uitvoeringen met Bose HI-FI systeem)
De loudnessfunctie verbetert het geluidsvolume wanneer naar een
laag volume wordt geluisterd, door de bassen en de hoge tonen te
versterken.
Kies voor het inschakelen/uitschakelen van de functie, de instelling
Loudness in het AUDIO-menu m.b.v. de
of
toets.
De toestand van de functie (in- of uitgeschakeld) wordt enige
seconden op de display getoond door het opschrift “Loudness On”
of "Loudness Off”.
PRESET/USER/CLASSIC/ROCK/JAZZ
FUNCTIES(equalizer inschakelen/uitschakelen)
(behalve uitvoeringen met Bose HI-FI systeem)
De ingebouwde equalizer kan in- of uitgeschakeld worden.
Wanneer de equalizerfunctie is uitgeschakeld, kunnen uitsluitend
de audio-instellingen "Bass" (lage tonen) en "Treble" (hoge tonen)
geregeld worden, terwijl als de functie is ingeschakeld tevens de
geluidscurven geregeld kunnen worden.
Kies voor het uitschakelen van de equalizer, de "EQ Preset" functie
met de
of
toets.
Gebruik voor het inschakelen van de equalizer de
of
toets
om een van de instellingen te kiezen:
❒"FM/AM/CD...EQ User" (instelling van 7 equalizerbanden die
door de gebruiker veranderd kunnen worden);
❒"Classic" (vooraf ingestelde equalizerinstelling voor optimaal
geluid van klassieke muziek);
❒"Rock" (vooraf ingestelde equalizerinstelling voor optimaal
geluid van rock- en popmuziek);
❒"Jazz" (vooraf ingestelde equalizerinstelling voor optimaal
geluid van jazzmuziek).
Wanneer een van de equalizerinstellingen ingeschakeld is, licht het
opschrift “EQ” op.
275AUTORADIO
FUNCTIE USER EQ SETTINGS(equalizerinstellingen alleen als de USER-instelling
gekozen is)
(behalve uitvoeringen met Bose HI-FI systeem)
Selecteer voor een persoonlijke equalizerinstelling met de
of
toets "User" en druk op de MENU-toets.
Op de display verschijnt een grafiek met 7 staafjes, waarbij elk
staafje een frequentie voorstelt.
Kies het te veranderen staafje met de
of
toets; het gekozen
staafje begint te knipperen en kan geregeld worden met de
of
toets.
Druk opnieuw op de AUDIO-toets om de instelling op te slaan. De
display toont de op dat moment ingeschakelde bron, gevolgd door
de tekst "USER". Als bijvoorbeeld “FM” wordt gebruikt, toont de
display de tekst “FM EQ User”.
MENUFuncties menutoetsen
Druk kortstondig op de MENU-toets voor het inschakelen van de
MENU-functie. De display toont het eerste instelbare menu-item
(AF) ("AF Switching On" op de display).
Gebruik de
of
toets om door de menufuncties te lopen.
Gebruik voor het wijzigen van de instelling van de gekozen functie
de
of
toets.
De huidige status van de gekozen functie verschijnt op de display.De functies waarin het menu voorziet zijn:
❒AF SWITCHING (ON/OFF);
❒TRAFFIC INFORMATION (ON/OFF);
❒REGIONAL MODE regionale programma's (ON/OFF);
❒MP3 DISPLAY (CD MP3 display-instellingen);
❒SPEED VOLUME (automatische snelheidsafhankelijke
volumeregeling) (behalve uitvoeringen met Bose HI-FI systeem);
❒RADIO ON VOLUME (in/-uitschakeling limiet radiovolume);
❒SPEECH VOLUME (instelling telefoonvolume) (behalve
uitvoeringen met Bose HI-FI systeem) (voor bepaalde
versies/markten);
❒AUX OFFSET (afstelling volume van draagbaar apparaat op dat
van een van de andere bronnen)(voor bepaalde
versies/markten);
❒RADIO OFF (uitschakelwijze);
❒SYSTEM RESET Druk opnieuw op de Menu-toets om de Menu-
functie te verlaten.
OpmerkingDe instellingen AF SWITCHING, TRAFFIC
INFORMATION en REGIONAL MODE zijn alleen bij FM mogelijk.
276
AUTORADIO