
Geluidssterkte waarschuwingen
(Volumeregeling geluidssignaal
storing/waarschuwing)Met deze functie kan het volume van de zoemer, die klinkt als een
storing/waarschuwing op de display wordt weergegeven, worden
ingesteld op 8 niveaus.
Ga als volgt te werk om het gewenste volume in te stellen:
❒druk kort op de SET/
knop, op het display gaat het eerder
ingestelde volumeniveau knipperen;
❒druk op de knop ""of"
" om de instelling uit te
voeren;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
Geluidsterkte toetsen
(Volumeregeling toetsen)Met deze functie kan het volume van het geluidssignaal worden
ingesteld (op acht niveaus) dat klinkt wanneer de SET/
knop wordt
ingedrukt om een submenu te verlaten en om terug te keren naar het
standaardmenu.
Ga als volgt te werk om het gewenste volume in te stellen:
❒druk kortstondig op de SET/
knop, op het display verschijnt het
eerder ingestelde volume;
❒druk op de knop "
"of"
" om het volume te regelen;
tijdens het instellen klinkt een geluidssignaal gelijk aan het
geselecteerde volume;
❒druk kort op de SET/
knop om terug te keren naar het vorige
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.Bij versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display, wordt het
volumeniveau met streepjes weergegeven.
Piep veiligheidsgordels (Inschakeling
zoemer voor SBR-aanwijzing)(voor bepaalde versies/markten)
Deze kan alleen worden weergegeven wanneer het SBR-systeem door
het Alfa Romeo Servicenetwerk is uitgeschakeld (zie “SBR-systeem”
in het hoofdstuk “Veiligheid”).Service (Geprogrammeerd
onderhoud)Deze functie zorgt voor weergave van informatie over de
kilometerstand en de intervallen (nog resterende dagen) waarmee de
servicebeurten uitgevoerd moeten worden.
Met de Service functie kan ook het interval (in kilometer of mijl) tot de
volgende olieverversing worden weergegeven.
Ga voor het raadplegen van deze informatie als volgt te werk:
❒druk kort op de SET/
knop: het display geeft het interval in
kilometers of mijlen aan, op grond van wat eerder is ingesteld
(zie paragraaf "Meeteenheden");
❒druk op de SET/
knop om terug te keren naar het menuscherm
of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het
standaardscherm.
27WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

SYMBOLENSommige onderdelen van de auto zijn voorzien van gekleurde plaatjes
met daarop symbolen die de voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze symbolen wordt toegelicht.
ALFA ROMEO CODE SYSTEEMVoor een betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met
een elektronische startblokkering. Deze schakelt automatisch in
wanneer de contactsleutel wordt verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronisch apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Dit signaal is het "wachtwoord" (dat elke keer dat de auto
wordt gestart wijzigt) waarmee de regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.WERKINGElke keer dat de motor wordt gestart door de sleutel naar de stand
MAR te draaien, stuurt de regeleenheid van het Alfa Romeo CODE
systeem een herkenningscode naar de motorregeleenheid om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het Alfa
Romeo CODE systeem de door de sleutel verstuurde code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar STOP wordt gedraaid, schakelt het
Alfa Romeo CODE-systeem de functies van de elektronische
motorregeleenheid uit. Als de code tijdens het starten niet correct
wordt herkend, gaat het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden.
Draai in dit geval de sleutel naar STOP en vervolgens naar MAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer dan nogmaals met een van de
andere geleverde sleutels. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
33WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Inschakeling van waarschuwingslampje tijdens het
rijden
❒Als het
waarschuwingslampje gaat branden, betekent dit dat
het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een spanningsval).
❒Als het lampje
blijft branden, neem dan contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
De elektronische onderdelen in de sleutels kunnen
beschadigen als de sleutel aan sterke schokken wordt
blootgesteld.
DE SLEUTELSCODE-CARD(voor bepaalde versies/markten)
De CODE-card fig. 12 wordt samen met de sleutels geleverd en
vermeldt:
❒A - elektronische code;
❒B - mechanische code.
Bewaar deze codes op een veilige plaats, maar niet in de auto.
fig. 12
A0K0008
34
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“All Weather” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 82 omlaag (nabij de letter “a”) en houd hem in
deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het opschrift “All Weather” op de display verschijnt (zie fig. 87).
ESC en ASR: activeringsdrempels voor topveiligheid en controle
van de auto, ook bij kritische wegcondities (bv. bij regen, sneeuw,
etc.).
Stuurwielafstelling:maximum comfort.
DST:hogere remregeling gecombineerd met ABS/ESC. Standaard
regeling van zijdelingse versnelling. Compenseert overstuur afhankelijk
van de ESC/ASR activeringsdrempels: met een lichte impuls op het
stuurwiel wordt de bestuurder geadviseerd de geschiktste manoeuvre
uit te voeren.
Motor:standaard respons.Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze te werk als voor de “Dynamic”
modus, maar beweeg de hendel A fig. 82 naar “a”.
BELANGRIJK
❒Direct schakelen van de “Dynamic” naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de andere modus in te schakelen
moet eerst worden teruggekeerd naar de “Natural” modus.
❒Indien “All Weather” of “Natural ” actief was toen de motor gestopt
werd, wordt de volgende keer dat de motor gestart wordt de functie
ingeschakeld die gekozen was.
❒Bij een storing in het systeem of een defect van de hendel A fig. 82,
kunnen geen modussen worden gekozen. De display toont een
waarschuwingsmelding.
fig. 87
A0K1511
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

AANWIJZINGEN OP DE DISPLAY(Voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de sensor is ingeschakeld, wordt het volgende schermbeeld
op de "Herconfigureerbare multifunctionele display" (voor bepaalde
versies/markten) weergegeven fig. 97.
De informatie over de aanwezigheid en afstand van een obstakel ten
opzichte van de auto wordt gegeven door middel van de zoemers
en de display van het instrumentenpaneel.
Wanneer de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het dichtstbijzijnde obstakel.
GELUIDSSIGNAALZodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt automatisch
een geluidsmelding ingeschakeld wanneer er zich een obstakel achter
de auto binnen het meetbereik bevindt.
De geluidsmelding:
❒neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de afstand tussen de auto en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt en stopt onmiddellijk als
de afstand toeneemt;
❒blijft constant als de afstand ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen tijdens manoeuvres langs
muren.
BELANGRIJK Het volume van het geluidssignaal kan worden ingesteld
via de optie "Geluidssterkte waarschuwingen" van de "Set-up
menu".
fig. 97
A0K0059
116WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

ALGEMENE WAARSCHUWINGENLet tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen voorwerpen achter de auto
niet gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking van de
parkeersensoren beïnvloeden:
❒verminderde gevoeligheid van de sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te wijten zijn aan de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de sensoren;
❒de sensor kan een onbestaand voorwerp (echogeluid) wegens
mechanische geluiden detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen
van de auto, in geval van regen, sterke wind, hagel;
❒De door de sensoren verzonden signalen kunnen ook gewijzigd
worden door ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch remsysteem
of pneumatische hamers) in de buurt van de auto.❒de prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïnvloed
worden door de positie van de sensoren. Als bijvoorbeeld de
geometrie gewijzigd wordt (door slijtage van de schokdempers,
wielophanging), de auto te veel beladen is, of speciale afstellingen
worden uitgevoerd die de auto lager zetten;
❒De detectie van obstakels in het hoge gedeelte van de auto kan niet
gegarandeerd zijn, aangezien het systeem obstakels detecteert die
de auto in het lage gedeelte kunnen raken.
118WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

BELANGRIJK De rugleuning is correct vergrendeld als de rode streep B
fig. 102 op de hendel voor het neerklappen van de rugleuning A
onzichtbaar is. Deze rode streep geeft aan dat de rugleuning niet is
vergrendeld.
BELANGRIJK Als de achterbankleuning na het neerklappen weer in de
normale stand wordt geplaatst, controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
Zorg dat de rugleuning aan beide zijden goed is
vergrendeld (rode strepen B fig. 102 onzichtbaar) om
te voorkomen dat de rugleuning bij bruusk remmen
naar voren kan klappen en zo de passagiers kan verwonden.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)Dit systeem bestaat uit een waarschuwingszoemer die samen met het
knipperende lampje op het instrumentenpaneel de bestuurder en de
passagier voorin waarschuwt wanneer hun veiligheidsgordel niet is
omgelegd.
Bij sommige versies is ook een paneel (ter vervanging voor de lampjes
op het instrumentenpaneel) boven de achteruitkijkspiegel voorzien
fig. 103, met een zoemer en knipperende lampjes, dat de passagiers
voorin en achterin waarschuwt wanneer hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk om het SBR-systeem
permanent te laten uitschakelen.
Het SBR-systeem kan te allen tijde via het Setup menu van het display
opnieuw worden ingeschakeld (zie "Menuopties" in de paragraaf
“Kennismaking met de auto”).
De waarschuwingslampjes kunnen rood of groen zijn en ze werken als
volgt:
❒1 = linker voorstoel (toestand bestuurder voor versies met stuur
links);
❒2 = links op de achterbank (passagier);
❒3 = middelste zitplaats achterbank (passagier);
❒4 = rechts op de achterbank (passagier);
❒5 = rechter voorstoel (toestand passagier voor versies met stuur
links).
fig. 102
A0K0110
123WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Voorstoelen (waarschuwingslampje
nr. 1 = bestuurder en nr.
5 = passagier)Bestuurder
Als de bestuurder de enige inzittende is en de veiligheidsgordel is niet
omgelegd, dan wordt bij het overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een snelheid van 10 à 20 km/h wordt
gereden een akoestische signaalcyclus voor de voorstoelen gestart (6
seconden durend geluidssignaal gevolgd door een extra biepsignaal
van 90 seconden). Het lampje knippert.
De lampjes blijven continu branden aan het einde van de cyclus tot de
motor is afgezet. Het geluidssignaal houdt meteen op wanneer de
bestuurder zijn gordel omlegt en het lampje wordt groen.
De waarschuwingscyclus (akoestisch en visueel) wordt herhaald zoals
voorheen beschreven en het rode lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt losgemaakt.
Passagier
Een gelijkaardig mechanisme is van toepassing voor de passagier
voorin, met het verschil dat het lampje groen wordt en dat het
geluidssignaal wordt afgebroken wanneer de passagier uit de auto
stapt.
Als op beide voorstoelen de veiligheidsgordel tijdens het rijden worden
losgemaakt, heeft het geluidssignaal betrekking op de laatste
handeling en werken beide lampjes onafhankelijk voor elke stoel.
fig. 103
A0K0075
124WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER