
Hybridesysteem
40
Eco-rijden met uw
HYbrid4-auto
Gebruik de stand A van de selectiehendel, zodat afhankelijk van de omstandigheden de optimale versnelling wordt ingeschakeld, en de modus AUTO van de keuzeschakelaar HYbrid4. Accelereer op de normale manier tot de auto de gewenste snelheid heeft (zone POWERtussen 20 en 40%). Rijd als de auto eenmaal een constante snelheid heeft zo soepel mogelijk door voorzichtig te doseren met het gaspedaal (zone ECO of CHARGE ) en rijd bij lage snelheden zoveel mogelijk elektrisch. Wanneer u snelheid moet minderen, is het raadzaam hierop te anticiperen door het gaspedaal los te laten om af te remmen op de motor (zone CHARGE ) in plaats van met het rempedaal. U profiteert dan maximaal van de gratis energie die hierbij wordt teruggewonnen.
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Laat de dieselmotor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.

2
Multifunctionele displays65
Monochroom display C (met Peugeot Connect Sound)
Hoofdmenu
Weergave op het display
Afhankelijk van de context wordt de volgende informatie weergegeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur bij auto's met airconditioning (de weergegeven waarde knippert bij kans op gladheid), - de audiofuncties, - de informatie van de boordcomputer (zie de desbetreffende rubriek), - de waarschuwingsmeldingen, - de configuratiemenu's van het display en van de uitrusting van de auto.
Menu "Audiofuncties"
Toetsen
Druk, op het bedieningspaneel van de autoradio: op de toets " MENU " voor toegang tot het hoofdmenu , op de toets " " of " " om door de items op het display te scrollen, op de toets " MODE " om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen (boordcomputer, audio...), op de toets " " of " " om de waarde van een instelling te wijzigen, op de toets " OK " om te bevestigen, of
Druk op de toets "MENU" om het hoofdmenu weer te geven: - audiofuncties, - boordcomputer (zie de desbetreffende rubriek), - persoonlijke instellingen - configuratie, - telefoon (Bluetooth handsfree set).
druk op de toetsen " " of " " om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets " OK " te drukken.
Als de autoradio is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText) of de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd. op deze toets om de uitgevoerde handeling af te breken. Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties de rubriek Peugeot Connect Sound.

3
Comfort75
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ver verst wordt.
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
Kies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de zijruiten beslaan.
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in per fecte staat te houden.
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
Als de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Comfort
76
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld (verklikkerlampje Ready aan). De airconditioning werkt minder doeltreffend in de elektrische rijstand (zie rubriek ECO OFF).
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden (vocht, veel inzittenden, vorst...). Automatische werking
Druk op de toets "AUTO" . Het lampje van de toets gaat branden.
2-3. Regeling bestuurders- en passagierszijde
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Draai de knop 2 of 3 naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te verhogen. Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk. Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
1. Automatisch programma "comfort" Kies in dat geval het automatische programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten. Druk nogmaals op de toets "zicht" of op de toets "AUTO" om dit programma af te sluiten. Het lampje van de toets "zicht" gaat uit of dat van de toets "AUTO" gaat
branden.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin de ingestelde waarde te wijzigen om sneller het gewenste comfort te bereiken. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

3
Comfort77
Handmatig verstellen
Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.
6. Regeling luchtverdeling
Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen naar:
7. Regeling luchtopbrengst
Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te verminderen of naar rechts om deze te verhogen.
5. Airconditioning aan/uit
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien), - de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters, - de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers, - de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers, - de ventilatieroosters, - de beenruimte van de passagiers, - de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers.
De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A /C " gaat branden
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig automatisch te laten functioneren.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de dieselmotor niet wordt afgezet.
Om het interieur maximaal te verkoelen of te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden. Draai de knop 2 of 3 naar links totdat "LO" (low) verschijnt of naar rechts totdat "HI" (high) verschijnt.
Om het interieur sneller af te koelen, kunt u gedurende enkele minuten gebruikmaken van de luchtrecirculatie. Schakel vervolgens de luchttoevoer weer in.
Het is raadzaam 's winters de ventilatieroosters achter te sluiten.

Comfort
78
9. Centrale regeling/gescheiden regeling
Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde af te stemmen op die van de bestuurderszijde (centrale regeling). Het lampje van de toets gaat branden.
8. Luchtrecirculatie
Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de toets dat overeenkomt met de geselecteerde stand gaat branden.
- Toevoer van buitenlucht afsluiten/toestaan (automatische stand). Druk op deze toets, het verklikkerlampje gaat branden. - Toevoer van buitenlucht geforceerd afsluiten (handmatige stand). Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren, het verklikkerlampje gaat branden. De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Druk zodra de omstandigheden het toelaten de toets "auto" in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen.
Uitschakelen/inschakelen
van het systeem
Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan. Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld. De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd. Draai de knop van de luchtopbrengst naar rechts of druk op de toets "AUTO" om het
systeem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen.
Vermijd het te lang rijden met uitgeschakeld systeem.

3
Comfort79
De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning.
Achterruitverwarming
Aan
Druk op deze toets om de achterruit en, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden.
Uit
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitver warming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklikkerlampje van de toets gaat uit.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld.
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat minder stroomverbruik leidt tot een lager brandstofverbruik.

10
Onderhoud195
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen. Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De accu is onderhoudsvrij. Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter. Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "12V-accu" voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
12V-accu
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het garantie- en onderhoudsboekje aangegeven intervallen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen . Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen. Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft. Als het lampje blijft branden is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de paragraaf "Niveau brandstofadditief".
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal. Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Tijdens de regeneratie van het roetfilter is 100% elektrisch rijden niet mogelijk.
Zet het contact altijd af (verklikkerlampje Ready uit) als u werkzaamheden onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch starten van de motor te voorkomen.