FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
2. Druk het zadel aan de voorzijde om-laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU38342
Helmbevestiging De helmbevestiging bevindt zich onder het
bestuurderszadel. Naast de boordgereed-
schapsset is een helmborgkabel aange-
bracht waarmee een helm aan de
helmbevestiging kan worden bevestigd.
Om een helm aan de helmbevestiging te
bevestigen 1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka- bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan de kabellus over de helmbe-
vestiging. 3. Plaats de helm aan de linkerzijde van
de machine, en breng het bestuur-
derszadel aan. WAARSCHUWING!
Ga nooit rijden met een helm vast-
gemaakt aan de helmbevestiging,
aangezien de helm objecten kan ra-
ken met mogelijk verlies van de
controle over de machine en een
ongeval tot gevolg.
[DWA10161]
LET OP:
Bevestig de helm aan de linkerzijde
van de machine. Sommige helmen
komen door hun afmetingen of
vorm in aanraking met de uitlaat-
demper als ze aan de rechterzijde
worden bevestigd.
[DCA15331]
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmbevestiging
2. Helmborgkabel
1
2
1. Helmborgkabel
2. Helm
U1CRD1D0.book Page 16 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17244
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn onder
normale rijcondities. Het is echter mogelijk
dat de intervalperioden voor onderhoud
moeten worden verkort afhankelijk van het
weer, het terrein, de geografische locatie en
individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhoud
dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15122
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.●
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
●
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxide.WAARSCHUWING
DWA15460
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17302
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onder-
houdsschema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
U1CRD1D0.book Page 1 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
OPMERKINGZorg dat de o-ring correct aanligt.10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon meteen oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment. 11. Monteer de olieaftappluggen met hun
nieuwe pakking en zet de pluggen vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
12. Giet niet meer dan 2.5 L (2.6 US qt, 2.2 Imp.qt) van de voorgeschreven
hoeveelheid van de gespecificeerde
oliesoort in de vulopening, steek de
peilstok in en draai dan de olievuldop
vast.
13. Start de motor, draai het gas een paar keer open en zet dan uit.
14. Verwijder de olievuldop en voeg aan het oliereservoir dan geleidelijk de res-
terende oliehoeveelheid toe terwijl nu
en dan met de peilstok het olieniveau
wordt gecontroleerd.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA15080
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olie met
een “CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie met
een “ENERGY CONSERVING II”- of
hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het oliereservoir terechtkomen.
15. Breng de olievuldop aan.
1. O-ring
1. Oliefilterpatroon
2. Momentsleutel
Aanhaalmoment:Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmomenten: Olieaftapplug A (carter):32 Nm (3.2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Olieaftapplug B (carter): 32 Nm (3.2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon: 4.90 L (5.18 US qt, 4.31 Imp.qt)
U1CRD1D0.book Page 11 Friday, September 23, 2011 11:17 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-3
7
4. Gebruik oliespray als universeelschoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen door steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte en verchroomde op- pervlakken in de was. Vermijd produc-
ten die zowel was als
reinigingsmiddelen bevatten; vaak be-
vatten deze schuurdeeltjes die de lak
of de beschermende deklaag aantas-
ten.
7. Laat de motorfiets volledig drogen al- vorens deze te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA11131
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.●
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit.
●
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de machine in bochten
voordat u met hoge snelheden gaat
rijden.
LET OP
DCA10950
●
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
●
Breng nooit olie of was aan op de
aandrijfriem.
●
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
●
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING●
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
●
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van het
vocht.
DAU26282
Stalling Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
Zorg ervoor dat de motor en het uitlaatsys-
teem zijn afgekoeld alvorens de motorfiets
af te dekken.LET OP
DCA10810
●
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt
met een hoes of een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen binnendringen
en roestvorming veroorzaken.
●
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
U1CRD1D0.book Page 3 Friday, September 23, 2011 11:17 AM