Page 120 of 328

118
Zicht
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
wer
king van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEU
GEOT- net wer k of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ru
itenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
ver vangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviseren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwissers omte gaan,
- de ruitenwissers regelmatig tereinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruikenom een stuk karton tegen devoorruit te houden,
- de ruitenwissers te ver vangen zodraze tekenen van slijtage ver tonen.
)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, bewegen de ruitenwissers naar
het midden van de voorruit. ) Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
Page 131 of 328

129
6
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.B.
Impactzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen datdeze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.
Page 221 of 328
"Verkeer"
"Audio- instellingen / Spraaksynthese"
"NUTTIGE PLAATSEN ZOEKEN"
"INSTELLINGEN VERKEERSINFORMATIE"
"Kaartoriëntatie"
"Kleur kaart"
Toegang tot het menu "Navigatie" (vervolg)
- Lijst met verkeersinformatie.
B1
- Selecteer de kaart of de beschrijving.
B2
- Ve rfi jn de lijst met verkeersinformatie op de route, in een straal
B3 van 50 km of op de bestemming.
- Lijst van beschikbare categorieën.
C1
- Kies de categorie en vervolgens de points of interest.
C2
- Kies het volume van de stem en het opnoemen van B4 straatnamen.
- Stel de keuzes voor de meldingen en het fi lter in. B5
- Kies de weergave van de kaart in perspectief of op een plat vlak C3 en vervolgens op het noorden of op de rijrichting van de auto georiënteerd (bij platte weergave).
- Kies de weergave van de kaart in de dag- of in de nachtstand of C4 automatisch (met behulp van de lichtsensor van de auto).
21
9
Page 234 of 328

04
ORIËNTERING VAN DE KAART
Selecteer "Kaart
".
Selecteer "Kaartoriëntatie".
Selecteer:
-
"Kaart als plat vlak " om de kaart in 2D te zien,
-
" Kaart in perspectief" om de kaart in fperspectief te zien.
M
et " Kaart als plat vlak
":
- " Oriëntatie op het noorden"
om de kaart
altijd naar het noorden te richten,
-"Oriëntatie auto
" om de kaart op de
r
ijrichting van de auto te richten,
De straatnamen worden op de kaart weer
gegeven bij een schaal
van 100 m of kleiner.
KLEUR VAN DE KAART
Selecteer " Kleur kaart ".
Selecteer:
- "Dag-/nachtkleuren automatisch" om de weergave van de kaart automatisch aan te g
passen aan de hoeveelheid buitenlicht, metg
behulp van de lichtsensor van de auto,pp
- "Kaart in dagkleuren" om de kaart altijd in de dagstand weer te geven, gg
-"Kaart in nachtkleuren" om de kaart altijd in de nachtstand weer te geven.
Druk vervolgens op " Bevestigen
" om dewijzigingen op te slaan.gpgp
Druk op MENU
om " HOOFDMENU
" weer te geven en selecteer " Navigatie".
Selecteer "Kaart".
Druk op
MENUom "HOOFDMENU" weer tegeven en selecteer "Navigatie
".
KAART
Druk vervolgens op "Bevestigen" om de
wijzigingen op te slaan.
2
32