Page 33 of 140
22
31 Toegang tot de auto
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen vanhet type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen meteen ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Page 34 of 140
Page 35 of 140

3
33 Comfort
Vent ilat ie
3.
Zijventilatieroosters
4. Luchtverdeelrooster
5. Uitstroomopeningen voor beenruimte
1.
Uitstroomopeningen voorruitontwaseming 2.Uitstroomopeningen zijruitontwaseming
De airconditioning bevat geen chloor en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Gebruiksadviezen
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijftnadat de auto lang in de zon heeft gestaan,kunt u het passagierscompartiment kortventileren. Zorg voor een goede verdeling van de luchten let erop dat het luchtinlaatrooster, de ventilatieroosters, de luchtkanalen en deuitstroomopeningen onder de voorstoelenniet afgedekt zijn.Zorg er voor dat het interieur filter, dat zich in de motorruimte onder de voorruit bevindt, in een goede staat verkeert.De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de filterelemententwee keer zo vaak vervangen als deomstandigheden dit vereisen. Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeemin per fecte staat te houden. Tevens adviseren wij de airconditioning regelmatig te laten controleren om een goede werking van het systeem te waarborgen.Condensvorming in de airconditioning kaner toe leiden dat er zich een klein plasjewater onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats controleren.
Page 36 of 140

34Comfort
Ver war ming
1. Temperatuur regeling
Draai de knop van blauw (koud) naar rood(warm) om de temperatuur naar behoefte in testellen.
2. Regeling luchtopbrengst
Draai bij aangezet contact aan de knop om degewenste luchtopbrengst te verkrijgen.Gebruik voor een optimaal comfor t de stand 0 zo min mogelijk.
In de stand 0
blijft er door de rijwind nog weleen kleine luchtstroom gehandhaafd. L
uchtstroom naar voorruit en
zijruiten.
4. Achterruitverwarming
Druk bij draaiende motor deschakelaar 4in, het controlelampje gaat branden. De achterruitverwarming zorgt voor
de ontwaseming van de achterruit. Druk nogmaals op de schakelaar 4 om deachterruitverwarming uit te schakelen.
3. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar beenruimte,luchtverdeelrooster en linker en rechter
ventilatieroosters.
L
uchtstroom naar luchtverdeelrooster en linker enrechter ventilatieroosters.
Ontdooien en ontwasemen
Ga voor het snel ontwasemen van de voorruiten de zijruiten als volgt te werk:
- stel de luchtverdeling in op "voorruit en
zijruiten",
- stel de temperatuur 1
en de luchtopbrengst
2in op maximaal,
- sluit de linker en rechter ventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een tussenstand te
zetten.
Schakel zodra de omstandigheden hettoelaten de achterruitverwarming uit om onnodig stroom- en brandstofverbruikte voorkomen.
Luchtstroom naar voorruit, zi
jruitenen beenruimte.
Luchtstroom naar beenruimte.
Page 37 of 140
3
35 Comfort
1.
Airconditioning aan/uit
Druk bij draaiende motor de schakelaar in; het controlelampje gaat branden.
1.
Airconditioning aan/uit 2.Te m p e r a t u u r r egeling3.Regeling luchtopbrengst
Airconditioning
2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
4.
Luchtrecirculatie / toevoer van buitenlucht
5. Regeling luchtverdeling 6.
Achterruitverwarming
3. Regeling luchtopbrengst
Draai bij aangezet contact aan de knop om degewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Gebruik voor een optimaal comfort destand 0zo min mogelijk.
In de stand 0
blijft er door de rijwind nog weleen kleine luchtstroom gehandhaafd.
De airconditioning werkt niet als de knop (3) voor de regeling van de luchtopbrengst in
de stand 0 staat.
Om de toegevoerde lucht sneller tekoelen, kunt u kort de stand recirculeren van de interieurlucht gebruiken. Schakel ver volgens de stand voor toevoer van buitenlucht weer in.
Page 38 of 140

36Comfort
Luchtstroom naar de beenruimte.
4. Luchtrecirculatie / toevoer van
buitenlucht
De luchtrecirculatie (de knop 4 naar links) dient om de toevoer vanbuitenlucht bij stank en stofoverlast af
te sluiten.
5. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit en
zijruiten.
Luchtstroom naar voorruit, zijruitenen de beenruimte.
Luchtstroom naar de beenruimte
, het
luchtverdeelrooster en de linker en
rechter ventilatieroosters.
Luchtstroom naar het luchtverdeelrooster en de linker en
rechter ventilatieroosters.
6. Achterruitverwarming
Zet, zodra de omstandigheden dit toelaten,
de knop 4weer in de stand "Toevoer van
buitenlucht" om vermindering van de
luchtkwaliteit in het interieur en het beslaan vande voorruit en zijruiten te voorkomen. De toevoer van buitenlucht
(de knop4
naar rechts) voorkomt het beslaan
van de voorruit en de zijruiten. Druk bi
j draaiende motor de schakelaar 6in om de achterruitverwarming in te
schakelen. Het controlelampje gaat branden. De achterruitverwarming zorgt voor
de ontwaseming van de achterruit.
Druk nogmaals op de schakelaar 6om de achterruitver warming uit te schakelen.
Ontdooien en ontwasemen
Ga voor het snel ontwasemen van de voorruiten de zijruiten als volgt te werk:
- stel de luchtverdeling in op "voorruit en
zijruiten",
- stel de temperatuur
2
en de luchtopbrengst
3in op maximaal,
- sluit de linker en rechter ventilatieroosters,
- zet de luchttoevoerre
geling 4in de stand
"Toevoer van buitenlucht",
- schakel de airconditioning in door op de
toets 1te drukken.
Schakel zodra de omstandigheden hettoelaten de achterruitverwarming uit om onnodig stroom- en brandstofverbruikte voorkomen.
De luchtstroom kan worden gevarieerddoor de knop in een tussenstand te zetten.
Als de luchtrecirculatiestand bij vochtig weer wordt gebruikt, bestaat het risicodat de ruiten beslaan.
Page 39 of 140
3
37 Comfort
Spiegels
Stuurwiel verstellen
(met stuurbekrachtiging)
Inklappen/uitklappen
Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegelshandmatig in- en uitgeklapt worden.
De binnenspie
gel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde. Stel de spie
gel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Druk bij stilstaande auto
de hendel naar beneden om het stuur wiel te ontgrendelen.
Zet het stuur wiel in de gewenste standen trek aan de hendel om het stuurwiel tevergrendelen.
Om veiligheidsredenen mag dezehandeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Buitenspiegels Binnenspie
gel
Page 40 of 140
38Comfort
Vo or stoelen
Duw de hendel A naar achteren en beweeg de
rugleuning in de gewenste richting.
Til de hendel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Plaats de veili
gheidsgordel langs de por tierstijl.
Duw de hendel A naar achteren om derugleuning naar voren te klappen en de stoel
vooruit te schuiven.
Duw de rugleuning om de stoel terug te zetten
naar achteren tot de stoel vergrendelt.
Verstel de stoel in lengterichting en verstel de rugleuning om de stoel weer in de oorspronkelijke stand te zetten. ggg
Zorg ervoor dat het terugzetten van de
stoel in de oorspronkelijke stand niet
wordt verhinderd.
1. Verstellen in lengterichting
2. Rugleuningverstelling
3. Toegang tot de achterbank
(3- deurs)