CRUISE-CONTROL(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een elektronisch geregeld hulpsysteem,
waarmee de auto (bij een snelheid boven 30
km/h) op lange, rechte en droge wegen met weinig
veranderingen qua rijomstandigheden (bijv.
snelwegen), met een constante, vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden zonder het gaspedaal te
hoeven bedienen.
Het gebruik van de cruise-control wordt dus niet
aanbevolen op buitenwegen met druk verkeer.
Gebruik het systeem niet in de stad.Inschakeling van het systeem
Zet de draaischakelaar A fig. 37 in de stand ON.
Inschakeling wordt aangeduid door een brandend
controlelampje
en, bij sommige versies, door
een melding op de display.
De snelheidsregelaar kan niet in de 1
eof de
achteruitversnelling ingeschakeld worden; het
systeem kan het beste geactiveerd worden in de 4
e
versnelling of hoger.
Op afdalingen kan de snelheid bij ingeschakelde
cruise-control iets hoger liggen dan de opgeslagen
snelheid.
Snelheid opslaan
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaischakelaar fig. 37 in de stand ON
and en trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken;
❒beweeg de hendel ten minste één seconde
omhoog (+) en laat deze vervolgens los: de
snelheid wordt opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de
snelheid gewoon verhoogd worden door het
gaspedaal in te trappen: als het gaspedaal
vervolgens wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.
fig. 37
L0F0202
58
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Opgeslagen snelheid oproepen
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld
het intrappen van het rem- of koppelingspedaal,
kan de opgeslagen snelheid als volgt worden
opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas totdat een snelheid in de
buurt van de opgeslagen snelheid wordt bereikt;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was
op het moment dat de snelheid werd
opgeslagen;
❒druk op de RES-knop.
Opgeslagen snelheid verhogen
Dit kan op twee manieren gebeuren:
❒door het gaspedaal in te trappen en de nieuwe
snelheid op te slaan
of
❒door de hendel omhoog te bewegen (+).
Elke beweging van de hendel komt overeen met
een verhoging van de snelheid van ongeveer 1
km/h; als de hendel omhoog wordt gehouden, dan
neemt de snelheid traploos toe.Opgeslagen snelheid verlagen
Dit kan op twee manieren gebeuren:
❒door de cruise-control uit te schakelen en de
nieuwe snelheid op te slaan;
of
❒door de hendel omlaag (–) te bewegen tot de
nieuwe snelheid is bereikt, die automatisch
wordt opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt overeen met
een verlaging van de snelheid van ongeveer 1
km/h; als de hendel omlaag wordt gehouden, dan
neemt de snelheid traploos af.
Uitschakeling van het systeem
De bestuurder kan het systeem op de volgende
manieren uitschakelen:
❒door de draaischakelaar A in de OFF-stand te
plaatsen
❒door de motor af te zetten
❒door het rem-, koppelings- of gaspedaal in te
drukken; in het laatste geval wordt het systeem
eigenlijk niet uitgeschakeld, maar wordt
voorrang aan het acceleratieverzoek gegeven.
Het systeem blijft actief, zonder de noodzaak
om de RES-knop te bedienen om na het
accelereren naar de vorige toestand terug te
keren.
59WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Automatische uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende gevallen
automatisch uit:
❒als het ABS- of het ESC-systeem ingrijpt
❒bij een autosnelheid onder de ingestelde limiet
❒in geval van een systeemstoring.
BELANGRIJK
Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook
nooit in de vrijstand worden gezet.
BELANGRIJK
Draai bij een storing of defect van het
systeem de draaischakelaar A naar
OFF en neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PLAFONDVERLICHTINGPLAFONDVERLICHTING VOOR
Met de schakelaar A fig. 38 wordt de
plafondverlichting in- en uitgeschakeld.
Standen schakelaar A:
❒middelste stand (stand 1): de lampjes C en D
gaan aan/uit bij het openen/sluiten van de
portieren;
❒links ingedrukt (stand 0): de lampjes C en D
blijven altijd gedoofd;
❒rechts ingedrukt (stand 2): de lampjes C en D
blijven altijd ingeschakeld;
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
fig. 38
L0F0051
60
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” (rood)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet
doven kort nadat de motor is gestart.
Als het lampje (of, bij sommige versies, de
melding en het symbool op de display) blijft/
blijven branden, zou de elektrische
stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om
de auto te besturen. Het sturen blijft echter wel
mogelijk. Neem in dat geval contact op met het
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden
kan het branden van het lampje op het
instrumentenpaneel te wijten zijn aan andere
factoren dan de elektrische stuurbekrachtiging.
Breng in dergelijke gevallen de auto tot stilstand,
zet de motor af en wacht ongeveer 20 seconden
alvorens de motor opnieuw te starten. Als het
lampje (of bij sommige versies, een melding en een
symbool op de display) continu blijft/blijven
branden, neem dan contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als de accu werd losgekoppeld
moet de stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het lampje gaat branden om dit
aan te geven. Ga hiervoor als volgt te werk: draai
het stuurwiel van het ene uiteinde naar het andere
terwijl op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
CRUISE CONTROL (groen)
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet
doven kort nadat de motor is gestart als de cruise
control uitgeschakeld is.
Het lampje gaat branden wanneer de draaiknop
van de cruise control in de stand ON wordt
gedraaid (zie de paragraaf “Cruise Control” in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto"); Bij
sommige versies verschijnt een speciale melding
op de display.
163WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ALFABETISCH
REGISTERAanhangers trekken ........... 151
Aansteker ............................. 68
ABS...................................... 86
ABS (systeem) ...................... 86
Accu ................................... 221
– advies voor verlengen
levensduur...................... 221
– vervangen....................... 221
Accu (opladen) ................... 204
Achterruitsproeier
– vloeistofniveau
achterruitsproeier ........... 219
Achterruitwisser/
Achterruitsproeier............... 57
Achterruitwisser
– niveau
controleren ...... 215-216-217
– wisserbladen................... 225
– wisserblad vervangen ..... 226
Achteruitkijkspiegels ............ 36
Achteruitrijlichten............... 188
Afmetingen van de auto ...... 246
Airbag ................................ 137
– hoofdairbag .................... 139– Uitschakeling van
passagiersairbag en
zijairbag ......................... 139
– zijairbag ......................... 139
Airbags
– front ............................... 137
Alarmknipperlichten ............ 64
Asbak................................... 68
ASR systeem ........................ 89
ASR (systeem)...................... 89
Automatische
airconditioning
– bedieningselementen ........ 42
– onderhoud ....................... 49
Automatische
klimaatregeling................... 42
Autoradio
(inbouwvoorbereiding) ....... 97
Bagageruimte ...................... 78
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen .............. 191
Banden
– Banden met
velgbescherming ............. 245
– bandenspanning ............. 244
– de bandenmaat lezen ...... 240
– Fix&Go Automatic (kit) . 178– standaard banden........... 241
– winterbanden ................. 241
Banden - onderhoud ........... 223
Bedieningselementen ....... 64-76
Bougies (type)..................... 236
Brake Assist systeem ............ 90
Brake Assist (systeem).......... 90
Brandblusser ........................ 69
Brandstofbesparing ............. 148
Brandstofmeter .................... 8
Brandstofreserve ................. 249
Brandstoftoevoer................. 237
Buitenverlichting .................. 50
Carrosserie
– bescherming tegen
atmosferische invloeden.. 228
– carrosseriecodes.............. 235
– garantie .......................... 229
– onderhoud ...................... 229
Carrosserieversies ............... 235
CITY-functie ........................ 96
CO2-emissie ........................ 255
Contactslot ........................... 29
Cruise-control ...................... 58
299WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER