❒druk op
of
om de informatie te
selecteren die men op de hoofdpagina van de
display wil zien;
❒druk kortstondig op de knop
om terug te
keren naar het menuscherm of druk langdurig
op de knop om terug te keren naar het
standaardscherm zonder op te slaan.
Wanneer de sleutel op MAR wordt gedraaid, zal de
display na afronding van de checkfase de
informatie weergeven die werd geselecteerd op de
“Eerste pagina” van het menu.
Autoclose (automatische centrale
portiervergrendeling tijdens het rijden)
Bij inschakeling van deze functie (On), worden de
portieren automatisch vergrendeld wanneer sneller
dan 20 km/h wordt gereden.
Ga als volgt te werk om de functie in- en uit te
schakelen:
❒druk kortstondig op de knopom "On" of
"Off" op de display te doen knipperen in functie
van wat eerder is ingesteld;
❒druk op
of
om te selecteren;
❒druk kortstondig op de knop
om terug te
keren naar het menuscherm of druk langdurig
op de knop om terug te keren naar het
hoofdmenu zonder op te slaan.
❒druk nogmaals langdurig op de knop
om
terug te keren naar het standaardscherm of het
hoofdmenu in functie van waar men zich
bevindt.Meeteenheid (Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de eenheden worden
ingesteld via drie submenu’s: “Afstanden”,
“Verbruik” en “Temperatuur“.
Ga als volgt te werk om de meeteenheid in te
stellen:
❒druk kortstondig op
om de drie submenu's
weer te geven;
❒druk op de knopof
om de submenu's te
doorlopen;
❒druk na de submenu te hebben geselecteerd
kortstondig op de knop
;
❒wanneer het submenu “Afstanden” wordt
gekozen, druk kortstondig op de knop
om
“km” of “mi” op de display weer te geven,
in functie van wat eerder is ingesteld;
❒druk op
of
om te selecteren;
❒wanneer het submenu “Verbruik ” wordt
gekozen, druk kortstondig op de knop
om
“km/l”, “l/100km” of “mpg” op de display
weer te geven, in functie van wat eerder is
ingesteld;
Wanneer “km” is ingesteld, wordt het
brandstofverbruik in km/l of l/100km op de
display weergegeven. Wanneer “mi” is ingesteld,
wordt het brandstofverbruik in “mpg" op de
display weergegeven.
17WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of poetsproducten voor het
reinigen van de auto worden gebruikt.
Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen en
schone, zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak van de
achterruit voorzichtig met een doek af, en volg
hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de achterruitverwarming
niet te beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in water
met een specifiek autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische stoffen
(bijv. benzine) of ketonen (bijv. aceton) om de
plastic lampglazen van de koplampen te reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een drukreiniger
wordt gewassen, moet de straal op minstens 2 cm
van de koplampen worden gehouden.Motorruimte
Spuit de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uit: hierbij mag de waterstraal niet
rechtstreeks op de elektronische regeleenheden of
op de motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden uitvoeren door
een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in de stand
STOP staan en de motor koud zijn. Controleer na
het reinigen of de verschillende beschermingen
(bijv. rubberen doppen en kappen) niet verwijderd
of beschadigd zijn.
230WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER