te gaan en te helpen de auto in de
juiste koers te houden.
De ESC gebruikt sensoren die zowel
het door de bestuurder gewenste tra-
ject als het werkelijke traject van de
auto detecteren. Als het werkelijke
traject niet overeenkomt met het ge-
wenste traject, remt het ESC-systeem
het juiste wiel af om onder- of over-
stuur tegen te gaan.
Overstuur: het voertuig draait meerdan correct is voor de positie van
het stuur
Onderstuur: het voertuig draait minder dan correct is voor de posi-
tie van het stuur.
WAARSCHUWING!
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) kan niet voorkomen dat de
auto onderhevig is aan de natuur-
kundige wetten en kan evenmin zor-
gen voor meer grip op het wegdek.
ESC kan geen ongelukken voorko-
men, ook niet de ongelukken die
worden veroorzaakt door te hoge
snelheden in bochten, het rijden op
een zeer glad wegoppervlak of aqua-
planing. Alleen een oplettende en
bekwame bestuurder met een veilige
rijstijl kan ongelukken voorkomen!
Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESC nooit op een roekeloze
of gevaarlijke wijze waardoor de vei-
ligheid van de bestuurder of anderen
in gevaar wordt gebracht.
Bedrijfsmodi van de ESC
Het ESC-systeem kent twee bedrijfs-modi. ESC aan
Dit is de normale instelling voor het
ESC. Als de auto wordt gestart, be-
vindt het ESC systeem zich in deze
modus. Deze instelling moet worden
gebruikt voor het merendeel van de
rijomstandigheden. Het ESC mag al-
leen om specifieke redenen worden
uitgeschakeld, zoals wordt beschre-
ven in de volgende gedeelten.
Partial Off (Gedeeltelijk uit)
De modus "Gedeeltelijk uit" is be-
stemd voor als men een meer dynami-
sche rijervaring wenst. Het is ook be-
doeld voor rijden in diepe sneeuw,
zand of grint. Bij deze modus wordt
het TCS-gedeelte van het ESC gede-
activeerd en wordt de drempel voor
ESC-activering naar boven verlegd
waardoor er meer wielspin wordt toe-
gelaten dan normaal het geval is bijESC.
De schakelaar"ESC Off" bevindt zich
op de rij schakelaars in het midden
van het instrumentenpaneel. Als u de
bedrijfsmodus "Partial Off" (gedeel-
telijk uit) wilt activeren, drukt u kort
op de toets "ESC OFF" (ESC uit),
waarna het controle-/storingslampje
206
WAARSCHUWING!
Met een geladen auto of als u een
aanhanger trekt, kunnen er zich op
lichte hellingen (d.w.z. minder dan
8%) situaties voordoen waarbij het
systeem niet wordt geactiveerd en de
auto een beetje achteruit kan rollen.
Dit kan een botsing met een andere
auto of voorwerp veroorzaken. Ver-
geet nooit dat de bestuurder verant-
woordelijk is voor het remmen van
de auto.
Trekken met HSA
HSA helpt u als u wegrijdt op een
helling terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
Als u een aanhangerremregelsys- teem gebruikt op uw aanhanger,
kunt u de remmen van uw aan-
hanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. In het laatste ge-
val is het mogelijk dat er niet ge-
noeg remdruk is als u het rempe-
daal loslaat om de auto en
aanhanger op een helling op hun
plaats te houden en dit kan een
botsing met een andere auto of
voorwerp achter u veroorzaken.
Om te voorkomen dat u op de
helling naar beneden rolt als u
weer gaat rijden, moet u de aan-
hangerrem handmatig inschake-
len voordat u het rempedaal los-
laat. Vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA is geen parkeerrem. Trek de
parkeerrem altijd helemaal aan
voordat u uitstapt. Zorg ook dat u
de versnellingsbak in PARK laat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het niet-naleven van deze waar-
schuwingen kan ertoe leiden dat
het voertuig van de helling rolt en
in botsing kan komen met een an-
der voertuig, persoon of object en
ernstig of dodelijk letsel kan ver-
oorzaken. Vergeet nooit de par-
keerrem te gebruiken tijdens het
parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA uitschakelen
U kunt het HSA-systeem uitschakelen
met de persoonlijk te programmeren
functies van het Uconnect Touch™
systeem. Raadpleeg "Uconnect
TOUCH™ INSTELLINGEN" in "Uw
instrumentenpaneel begrijpen" voor
meer informatie.
READY ALERT BRAKING
"Ready Alert Braking" (anticiperend
remsysteem) kan de tijd verkorten die
nodig is om in noodstopsituaties de
volle remkracht te bereiken. Het sys-
teem anticipeert op mogelijke nood-
stopsituaties door te registreren hoe
snel de bestuurder het gaspedaal los-
208
LET OP!(Vervolgd)
Plaats na het controleren of aan-
passen van de bandenspanning
altijd de ventieldop terug. Hier-
door voorkomt u dat de TPM-
sensor beschadigd raakt door bin-
nendringend vocht of vuil in hetventiel.
OPMERKING:
Het TPM-systeem is niet be- doeld als vervanging voor nor-
maal onderhoud en waarschuwt
niet bij andere problemen met
de band.
Het TPM-systeem mag niet wor- den gebruikt als bandenspan-
ningsmeter bij het aanpassen
van de bandenspanning.
Als u met een ruim onvoldoende opgepompte band rijdt, raakt de
band oververhit en kan een
klapband optreden. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook
het brandstofverbruik, vermin-
dert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van
de auto nadelig beïnvloeden. Het TPM-systeem is geen ver-
vanging voor het juiste banden-
onderhoud en de bestuurder is
ervoor verantwoordelijk om de
juiste bandenspanning te hand-
haven met gebruik van een
nauwkeurige bandenspan-
ningsmeter, zelfs wanneer de
bandenspanning nog niet laag
genoeg is om het TPM-
verklikkerlampje te activeren.
Het TPMS registreert altijd de werkelijke bandenspanning,
ook als die spanning onder in-
vloed van de verschillen in sei-
zoenstemperatuur verandert.
PREMIUMSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem (TPMS) maakt gebruik van
draadloze technologie met op de velg
gemonteerde elektronische sensors
die het spanningsniveau meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar deontvangstmodule. OPMERKING:
Het is uiterst belangrijk dat u de
spanning van alle banden van de
auto maandelijks controleert en
de banden zonodig op de juiste
spanning brengt.
De TPMS bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Ontvangstmodule
vier TPM-sensoren,
verschillende TPMS-berichten die
verschijnen op het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)en
TPM-lampje.
Waarschuwing voor lage
spanning van hetbandenspanningscontrolesysteem Als de spanning in een of meer
van de gebruikte wegbanden te
laag is, gaat het TPM-
verklikkerlampje voor lage banden-
spanning in het instrumentenpaneel
branden en klinkt er een geluidssig-
naal. Daarnaast verschijnt in het
EVIC het bericht "LOW TIRE" en
een grafiek waarop de bandenspan-218
Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
10 30 A roze — Bestuurdersportier
11 30 A roze — Passagiersportier
12 — 20 A geel Sigarettenaanstekers, instrumentenpaneel en aansluitcon-tact achterconsole
15 40 A groen — Verwarmings-/aircoventilator
16 — — Zekering — Reserve
17 — — Zekering — Reserve
18 — — Zekering — Reserve
19 — — Zekering — Reserve
20 — — Zekering — Reserve
21 — — Zekering — Reserve
22 — — Zekering — Reserve
23 — 10 A rood Brandstofklep/diagnosepoort
24 — 15 A blauw Radioscherm
25 — 10 A rood Bewaking bandenspanning
26 — — Zekering — Reserve
27 — 25 amp Blanco Versterker
31 — 25 amp Blanco Elektrisch verstelbare stoelen
32 — 15 A blauw HVAC-module/groep
33 — 15 A blauw Contactschakelaar/draadloze module
34 — 10 A rood Module stuurkolom/klok
35 — 10 A rood Sensor accu
36 — — Zekering — Reserve
37 — 15 A blauw Radio
38 — 20 A geel Aansluitcontact in armsteun
40 — — Zekering — Reserve
41 — — Zekering — Reserve
42 30 A roze — Ontwaseming achter
43 — 25 amp Blanco Verwarmde stoelen achter/stuurwiel
44 — 10 A rood Parkeerhulp/dode hoek/camera
45 — 15 A blauw Groep/achteruitkijkspiegel/kompas
285
Instelbare snelheidsregeling
(ACC) (Snelheidsregeling) . . . 100
Instelbare stuurkolom . . . . . 95,96Instructieboekje
(bedrijfshandboek) . . . . . . . . . . 6
Instructies voor het
opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . 247
Instrumentenpaneel . . . . . . . . 141
Instrumentenpaneel en
bedieningen . . . . . . . . . . . . . 140
Instrumentenpaneel reinigen . . 281
Intensiteit overdag,
interieurverlichting . . . . . . . . . 92
Intensiteit, interieurlicht . . . . . . 91
Interieur, verzorging en
onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 280
Interieur, zekeringen . . . . . . . 281
Interieurverlichting . . . . . . . . . 91
Intervalstand ruitenwissers
(intervalschakeling van de
ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . . 93
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . . . . . 273,291
Keuze van de olie . . . . . . . . . . 265
Keyless Enter-N-Go . . . . . . 22,183
Kilometerteller . . . . . . . . . . . 142
Kinderbeveiliging . . . . . . . . 48,51
Kinderen beveiligen . . 48,51,53,55Kinderstoeltje . . . . . . . . . . . . . 49Kinderzitje,
gordelverankering . . . . . . . . . . 53
Klimaatregeling, airco . . . . . . 170
Klokje . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Klokje instellen . . . . . . . . . . . 168
Kniebescherming . . . . . . . . . . . 38Knipperlichten
Richtingaanwijzers . . 60,90,141
Waarschuwingsknipperlich-
ten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Knipperlichten,
richtingaanwijzers . . . . 60,90,141
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . 268
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . 272 Belangrijke punten . . . . . . . 275
Controle . . . . . . . . . . . . . . 274Inhoud
koelvloeistofreservoir . . . . . 290
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . 273,290,291
Koelvloeistof bijvullen
(antivries) . . . . . . . . . . . . . 273
Koelvloeistofpeil . . . . . 272,274
Oude koelvloeistof
verwijderen . . . . . . . . . . . . 274
Radiatordop . . . . . . . . . . . . 274
Vloeistof laten aflopen en
nieuw bijvullen . . . . . . . . . 272 Vuldop expansievat . . . . . . . 274
Koelvloeistof (antivries)
toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . 273Koelvloeistofdop
(Radiatorvuldop) . . . . . . . . . . 274
Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . 27
Kofferdeksel, elektrische
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . 27
Kofferdeksel,
noodontgrendeling . . . . . . . . . . 27
Kofferdekselslot
Ontgrendeling, Noodgevallen . . 27Koolstofmonoxide,
waarschuwing . . . . . . . . . . . . . 58
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . 288
Automatisch . . . . . . . . . . . . 87
Grootlichtschakelaar/dimmerschakelaar
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Inschakelen met
ruitenwissers . . . . . . . . . . 87,94
Inschakelvertraging . . . . . . . 87
Lampen vervangen . . . . . . . 288
Passeersignaal . . . . . . . . . . . 90
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . 280
Schakelaar . . . . . . . . . . . . . 86
Sproeiers . . . . . . . . . . . . 95,270
Uitschakelvertraging . . . . . . . 87
Waarschuwingssignaal
ingeschakelde lichten . . . . . . 89
309
Krik, gebruik . . . . . . . . . . . . 247
Krik, locatie . . . . . . . . . . . . . 246
Laden van het voertuig . . 225,226 Lage
bandenspanningsysteem . . . . . 216
Lampje Check Engine
(storingslampje) . . . . . . . . . . 144
Lampjes . . . . . . . . . . . . . . . 60,86ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Airbag . . . . . . 43,44,47,58,144
Alarm . . . . . . . . . . . . . . . . 146Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . 146
Automatische koplampen . . . 87
Bandenspanningscontrole . . 142, 216
Buitenverlichting . . . . . . . . . 60Diefstalalarm
(beveiliging) . . . . . . . . . . . 146Dimmer
instrumentenpaneel . . . . . . . 91
Dimschakelaar, koplamp . . . . 90
Elektronisch
Stabiliteitsprogramma
(ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Gevaarknipperlichten . . . . . 239
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . 90
Grootlicht/dimmer . . . . . . . . 90 Indicatielampje grootlicht . . 142
Instapverlichting . . . . . . . . . 17
Instrumentenpaneel . . . . . . . 86
Interieur . . . . . . . . . . . . . . . 91
Kaartleeslampjes . . . . . . 90,122
Knipperlichten . . . . . . . . . . . 90
Koplampen . . . . . . . . . . 86,288
Koplampen aan met
ruitenwisser . . . . . . . . . . 87,94
Koplampschakelaar . . . . . . . 86Langzaam-rijdenfunctie(instrumentenverlichting
overdag) . . . . . . . . . . . . . . . 92
Licentie . . . . . . . . . . . . . . . 289
Make-upspiegeltje . . . . . . . . 71
Mistlampen . . . . . . . . . . . . 142
Onderhoud . . . . . . . . . 287,288
Richtingaanwijzer . . . . . . 60,90
Service Engine Soon
(storingslampje) . . . . . . . . . 144
SmartBeams . . . . . . . . . . . . 88Storingslampje
(motorcontrole) . . . . . . . . . 144
Tractiecontrole . . . . . . . . . . 209
Vervangen . . . . . . . . . . 287,288
Waarschuwing (Beschrijving
instrumentenpaneel) . . . . . . 141
Waarschuwing aan
koplampen . . . . . . . . . . . . . 89Waarschuwing
brandstofniveau . . . . . . . . . 151
Waarschuwing lichten aan . . . 89
Waarschuwing
rembekrachtiging . . . . . . . . 209
Waarschuwing remmen . . . . 145
Waarschuwing
veiligheidsgordel . . . . . . . . 147
Wachten om te starten . . . . 151
Lampjes vervangen . . . . . 287,288
Lampjes, vervanging . . . . . 60,287
Lane Change Assist . . . . . . . . . 90
Lastverdelingssysteem . . . . . . 135
LATCH-systeem (Onderste
bevestigingspunten en -banden
voor kinderzitjes) . . . . . . . . . . . 53
Lekke band vervangen . . . . . . 246
Lekken, vloeistof . . . . . . . . . . . 60
Levensduur van de banden . . . 214
Luchtfilter, motor
(luchtreinigingsfilter motor) . . 266
Make-upspiegeltjes . . . . . . . . . 71 Maximaal
voertuiggewicht . . . . . . . . 226,227
Maximale asbelasting . . . . 226,227Meters Brandstof . . . . . . . . . . . . . 144
Snelheidsmeter . . . . . . . . . . 144
310
Vloeistof voor
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . 292
Vloeistof, rem . . . . . . . . . . . . 292
Vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . 291
Vloeistoffen, smeermiddelen en
originele onderdelen . . . . . . . . 291Vloeistoffen,
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . 290
Vloeistoflekkage . . . . . . . . . . . 60
Vloeistofpeil controlerenHandgeschakelde
transmissie . . . . . . . . . . . . 277
Motorkoeling . . . . . . . . . . . 272
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . 265
Remmen . . . . . . . . . . . . . . 276
Voertuig beladen . . . . . . . 225,226 Laadcapaciteit . . . . . . . . . . 226
Voertuig Identificatie Nummer
(VIN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Voertuig slepen achter een
grote camper . . . . . . . . . . . . . 236
Voertuig stallen . . . . . . . . . . . 287
Voertuig wijzigingen/
veranderingen . . . . . . . . . . . . . . 8 Voorbereidingen voor
opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . 247
Voorruitontdooiing . . . . . . 59,174
Vuldoppen
Radiator (koelsysteem) . . . . 274
Vulhoeveelheden vloeistoffen . . 290
Vulopening brandstof . . . . . . . 144
Waarschuwingen en
voorzichtig . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Waarschuwingen voor
gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Waarschuwingsknipperlicht . . 239
Waarschuwingslampje
onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 144
Waarschuwingslampje wachten
op starten . . . . . . . . . . . . . . . 151
Waarschuwingslampje,
veiligheidsgordel . . . . . . . . . . . 36
Waarschuwingslampjes(Beschrijving
instrumentenpaneel) . . . . . . . 141
Waarschuwingssignaal
contactsleutel . . . . . . . . . . . . . 13 Waarschuwingssignaal lichten
aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Wassen van de auto . . . . . . . . 279
Wassen van de wagen,
wasstraat . . . . . . . . . . . . . . . 279
Water
Rijden door . . . . . . . . . . . . 199
Wielen en wieldeksels . . . . . . . 279
Wijzigingen/veranderingen,
voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . 281
Zender programmeren(afstandsbediening
portiervergrendeling) . . . . . . . . 17
Zender, afstandsbediening
portiervergrendeling . . . . . . . . . 17
Zetel met geheugenfunctie . . . . 83
Zijdelingse buitenspiegels . . . . . 69
Zijspiegels instellen . . . . . . . . . 69
Zo zuinig mogelijk rijden . . . . 154
Zwangere vrouwen en
veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 37
315