73
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en kan niet
worden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje
áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een be-
richt op het multifunctionele display (in-
dien aanwezig) (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”). Bovendien gaat ook het
lampje in de knop ASR OFF branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt
bij het wegrijden op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒omhoog: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en ver-
snellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld.
❒omlaag: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en als de achteruit
is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-
torkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd
heeft om uw rechter voet van het rem-
pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-
den, schakelt het systeem automatisch uit
en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid
horen. Dit geluid betekent dat de auto ie-
der moment in beweging kan komen.Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje *bij een digitaal display en
het lampje
ábij een multifunctioneel dis-
play (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de auto
zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnel-
ling in te schakelen.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in per-
fecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 73
75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en on-
verantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
Voor de juiste werking van het ASR-sys-
teem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte
conditie zijn en de voorgeschreven afme-
tingen hebben.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
gaat het lampje
áop het instrumenten-
paneel continu branden. Bovendien ver-
schijnt een bericht op het multifunctione-
le display (indien aanwezig) (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”). Wendt u in
dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
TRACTION PLUS-
SYSTEEM
(indien aanwezig)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rij-
den en optrekken op wegen met weinig
grip (sneeuw, ijs, modder, enz.). Met dit
systeem kan de trekkracht goed over de
as worden verdeeld, als beide wielen slip-
pen.
Traction Plus remt de wielen die grip ver-
liezen (of meer slippen dan de anderen),
waardoor de trekkracht op de wielen met
de beste grip op het terrein wordt over-
gebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld
worden met de knop T+ op het dash-
board (fig. 94) en is actief onder de grens
van 30 km/h. Als deze snelheid wordt
overschreden, wordt de functie automa-
tisch uitgeschakeld (de led op de knop
blijft branden) om weer te worden inge-
schakeld zodra de snelheid onder de grens
van 30 km/h daalt.Werking van Traction Plus
Tijdens de start is het systeem uitge-
schakeld. Druk op de knop T+ (fig. 94)
om het Traction Plus-systeem in te
schakelen: de led op de knop gaat bran-
den.
Bij inschakeling van het Traction Plus-sy-
steem worden de volgende functies inge-
schakeld:
❒uitschakeling van de ASR-functie om
het motorkoppel volledig te kunnen
benutten;
❒effect differentieelblokkering op de
vooras via het remsysteem om de
trekkracht op een ongelijke onder-
grond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-sy-
steem gaat het controlelampje
áop het
instrumentenpaneel vast branden.
fig. 102F0T0311m
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 75
76
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 103F0T0330m
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die com-
ponenten op de auto die van invloed zijn
op de emissie. Bovendien meldt het sys-
teem, door het branden van het lampje U
op het instrumentenpaneel (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display) (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”) dat de betreffende com-
ponenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem controle-
ren;
❒signaleren wanneer door een storing de
emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een
diagnosestekker die het mogelijk maakt, na
het aansluiten van speciale apparatuur, de
door de regeleenheid opgeslagen storings-
codes en de specifieke parameters voor de
diagnose en werking van de motor te lezen.
Deze controle kan ook worden uitge-
voerd door de verkeerspolitie.BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk voor
een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo no-
dig, een proefrit maken die eventueel een
langere afstand kan omvatten.
SPEED BLOCK
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een snelheids-
begrenzer die op verzoek van de gebrui-
ker kan worden ingesteld op een van de
volgende 4 waarden: 90, 100, 110, 130
km/h.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
deze functie te laten in-/uitschakelen.
Na de instelling zal er op de voorruit een
sticker (fig. 103) worden aangebracht
waarop de ingestelde maximum snelheid
staat aangegeven.
ATTENTIE De snelheidsmeter kan van-
wege wettelijke voorschriften, een hoge-
re dan de werkelijke maximum snelheid,
die door de dealer is ingesteld, aangege-
ven.
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden (er verschijnt bij bepaalde uit-
voeringen ook een melding op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. De wer-
king van het lampje Ukan worden
gecontroleerd met behulp van spe-
ciale apparatuur van de verkeerspo-
litie. Houdt u aan de wetgeving van
het land waarin u rijdt.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 76
82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzi-
nemotoren zijn:
❒driewegkatalysator (katalysator);
❒lambdasondes;
❒benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met losgenomen bou-
giekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF) (indien aanwezig).
ROETFILTER DPF
(Diesel Particulate Filter)
(indien aanwezig)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Fil-
ter) is een mechanisch filter in het uitlaat-
systeem dat de partikels in het uitlaatgas
van dieselmotoren opvangt. Kom niet dicht bij de vulope-
ning met open vuur of een
brandende sigaret: brandge-
vaar. Houd uw hoofd ook niet
dicht bij de vulopening om te voorko-
men dat u schadelijke dampen in-
ademt. Sluiten
1) Plaats de dop (compleet met de sleu-
tel) en draai de dop rechtsom, totdat u
een of meer klikken hoort.
2) Draai de sleutel rechtsom, verwijder de
sleutel en sluit het klepje.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend ge-
luid hoort.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen. Tijdens het normale
gebruik van de auto registreert de in-
spuitregeleenheid een aantal gegevens met
betrekking tot het gebruik (gebruiksduur,
type traject, bereikte temperatuur enz.)
en berekent de hoeveelheid verzameld
roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verza-
melt, moet het periodiek worden gere-
genereerd (schoongemaakt) door de roet-
deeltjes te verbranden. De regeneratie-
procedure wordt geregeld door de rege-
leenheid van de motor op basis van de
hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en
de bedrijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende
worden waargenomen: een beperkte toe-
rentalverhoging, inschakeling van de elek-
troventilateur, een beperkte toename van
de rook uit de uitlaat en een hogere tem-
peratuur bij de uitlaat. Dit zijn geen sto-
ringen en deze situatie heeft geen invloed
op het milieu of het gedrag van de auto.
Als het betreffende bericht op het display
verschijnt, zie dan de paragraaf “Lampjes
en berichten”.
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 82
De veiligheidsgordels achter moeten wor-
den omgelegd zoals is aangegeven in het
afgebeelde schema fig. 2-fig. 2a.
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is
vergrendeld, dan is de “rode band”
B-fig. 3op de hendels Aniet meer zicht-
baar. Als de “rode band” zichtbaar is, is de
rugleuning niet goed vergrendeld. BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels
op de juiste wijze terug als de achterbank
weer in de normale gebruiksstand wordt
gezet, zodat ze altijd direct klaar voor ge-
bruik zijn.
fig. 2F0T0193mfig. 3 versioni Combi
AB
F0T0064m
Controleer of de rugleuning
aan beide zijden goed ver-
grendeld is (rode band B niet zicht-
baar) om te voorkomen dat in geval
van bruusk remmen, de rugleuning
naar voren kan klappen en de pas-
sagiers kan verwonden.
ATTENTIE!
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem
(Seat Belt Reminder), dat de bestuurder
en de passagier voor op de volgende wij-
ze waarschuwt als de veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
❒de eerste 6 seconden gaat lampje
❒de daaropvolgende 90 seconden gaat
lampje
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem permanent te laten uitscha-
kelen.
Het SBR-systeem kan ook via het setup-
menu van het display weer worden geac-
tiveerd.
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
85
VEILIGHEID
fig. 2a - Uitvoeringen 4
zitplaatsen gemengd vervoerF0T0342m
083-100 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:40 Pagina 85
97
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 14
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuurwiel is geplaatst.
fig. 14F0T0052m
fig. 15F0T0033m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE fig. 15
(indien aanwezig)
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan be-
stuurderszijde. Het kussen is in een daar-
voor bestemde ruimte in het dashboard
geplaatst.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje achterstevoren op de
passagiersstoel voor als de
frontairbag aan passagierszij-
de is ingeschakeld. Als bij een
ongeval de airbag wordt geactiveerd,
kan het kind hierdoor dodelijke ver-
wondingen oplopen. Als er geen ande-
re mogelijkheid is, moet in ieder geval
de airbag aan passagierszijde uitge-
schakeld worden als het kinderzitje op
de passagiersstoel voor wordt geplaatst.
Bovendien moet de passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn ge-
schoven om te voorkomen dat het kin-
derzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard. Ook als het niet
wettelijk verplicht is, raden wij u aan,
voor een optimale bescherming van de
volwassenen, de airbag onmiddellijk
weer in te schakelen zodra er geen kin-
deren meer vervoerd worden.
ATTENTIE!
FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG
(sidebag) AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
(indien aanwezig)
Als het absoluut noodzakelijk is een kind
op de passagiersstoel voor te vervoeren,
moeten de frontairbag en de zij-airbag
(sidebag) (indien aanwezig) aan passa-
gierszijde worden uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje
“op het dash-
board blijft continu branden totdat de
frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-
dien aanwezig) aan passagierszijde op-
nieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het hand-
matig uitschakelen van de frontairbag en
zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan
passagierszijde, de paragrafen “Digitaal dis-
play” en “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
083-100 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:40 Pagina 97
Als het lampje ¬niet gaat
branden als u de contactsleu-
tel in stand MAR draait of blijft bran-
den tijdens het rijden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display), dan is er mogelijk een sto-
ring in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of gordel-
spanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste wij-
ze geactiveerd worden. Voordat u ver-
der rijdt, dient u contact op te nemen
met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
De geldigheidsduur van de
pyrotechnische lading en van
het spiraalmechanisme zijn vermeld
op het betreffende plaatje in het
dashboardkastje. Laat ze voor het
verstrijken van deze termijn door het
Fiat Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood enz.
in de mond. Bij een ongeval waarbij
de airbag in werking treedt, kan dit
ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!
ALGEMENE OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zij-airbags (indien
aanwezig) kunnen ook worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de onder-
zijde van de carrosserie, bijvoorbeeld bij
zware botsingen tegen drempels of stoep-
randen of obstakels op het wegdek of als
de auto terecht komt in grote gaten of
verzakkingen in het wegdek.
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt
een beetje rook. Deze rook is niet schade-
lijk en duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen kussen
en het interieur van de auto bedekt zijn
met een laagje poeder: dit poeder kan de
huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in
aanraking bent gekomen, moet u zich met
neutrale zeep en water wassen.
Na een ongeval waarbij een of meerdere
veiligheidssystemen zijn geactiveerd, dient
u contact op te nemen met het Fiat Ser-
vicenetwerk om de geactiveerde systemen
te laten vervangen en de werking van het
systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties
en de vervanging van de airbag moeten
door het Fiat Servicenetwerk worden uit-
gevoerd.Aan het einde van de lange levensduur van
uw auto, moet u contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk om het systeem bui-
ten werking te laten stellen. Bovendien
moet bij verkoop van de auto de nieuwe
eigenaar op de hoogte gesteld worden van
het gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
Het in werking treden van de gordel-
spanners, de frontairbags en de zij-airbags
voor wordt door de elektronische rege-
leenheid bepaald, afhankelijk van het type
ongeval. Als een van deze onderdelen niet
in werking treedt, dan duidt dat niet op
een storing in het systeem.
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALFABETISCH
REGISTER
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONDERHOUD
EN ZORG
NOODGEVALLEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
99
VEILIGHEID
083-100 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:40 Pagina 99
112
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er
bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbe-
horende melding op het instrumentenpa-
neel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg
en moeten als een aanvulling worden ge-
zien en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij raden u
daarom aan dit instructieboekje goed door
te lezen. Houdt u bij een storing altijd
aan de aanwijzingen die in dit hoofd-
stuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die
op het display verschijnen, zijn onderver-
deeld in twee categorieën: ernstigesto-
ringen en minder ernstige storingen.
De ernstigestoringen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.
De minder ernstigestoringen worden
gedurende een kortere tijd “cyclisch” her-
haald.
U kunt de weergavecyclus van beide ca-
tegorieën onderbreken door op de knop
MENU ESCte drukken. Het lampje (of
het symbool op het display) op het ins-
trumentenpaneel blijft branden totdat de
storing is verholpen.TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU
(rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder het
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij en-
kele uitvoeringen ook een akoestisch sig-
naal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
x
Als het lampje xtijdens het
rijden gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), stop dan on-
middellijk en wendt u tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
ATTENTIE!
111-122 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:41 Pagina 112