F0N0150mfig. 55
De extra verwarming verwarmt (in de winter) het interieur,
houdt het op temperatuur en laat gedurende een
vastgestelde tijd de koelvloeistof van de motor circuleren.
Bij het starten van de motor bent u zo verzekerd van een
optimale temperatuur van de motor en van het interieur.
De extra verwarming kan automatisch worden ingeschakeld
als het systeem geprogrammeerd is met de digitale timer, of
handmatig door op de toets “direct verwarmen” van de
timer te drukken.
Nadat de verwarming hetzij handmatig hetzij automatisch is
geactiveerd, schakelt de elektronische regeleenheid de
circulatiepomp in en wordt de brander ontstoken op een
vastgestelde en gecontroleerde manier.
De opbrengst van de circulatiepomp wordt ook
gecontroleerd door de elektronische regeleenheid, zodat de
opwarmperiode tot een minimum beperkt blijft.
62
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het systeem in werking is, schakelt de regeleenheid de
aanjager van het verwarmingssysteem in het interieur in op
de tweede snelheid.
Het vermogen van de brander wordt automatisch door de
elektronische regeleenheid geregeld op basis van de
koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De extra verwarming is uitgerust met een
thermische beveiliging die de brander uitschakelt bij
oververhitting door een te laag koelvloeistofniveau of
koelvloeistoflekkage. Als dit het geval is, moet na het
repareren van het defect in het koelsysteem en/of het
bijvullen van de koelvloeistof en voordat de verwarming weer
wordt ingeschakeld, de programma-keuzetoets worden
ingedrukt.
De verwarming kan spontaan uitgaan door gebrek aan
brandstof of als tijdens de werking de vlam dooft. Voer in dat
geval de procedure uit voor het uitschakelen en probeer de
verwarming weer in te schakelen; als de verwarming dan nog
niet werkt, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Extra verwarming inschakelen
Als de auto is uitgerust met automatische airconditioning,
stelt de regeleenheid de temperatuur en de luchtverdeling in
bij het inschakelen van de standverwarming. Bij handbediende
airconditioning/verwarming moet voor een maximale werking
van de verwarming gecontroleerd worden of de draaiknop
voor het regelen van de luchttemperatuur in het interieur in
de stand “warme lucht” staat.
Om het interieur voor te verwarmen, moet u de draaiknop
van de luchtverdeling in stand
©zetten.
67
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
U schakelt deze verwarming in door op de knop F-fig. 62 op
het schakelaarpaneel te drukken.
❒Als u de draaiknop D in stand “geheel koud” (draaiknop
in het blauwe gebied) zet, komt er lucht met de
buitentemperatuur uit de uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter (onder de stoelen van de 2
e/3erij bij
de Panorama-uitvoering en uit het rooster aan de zijde
van de linker wielkuip bij de Combi-uitvoeringen).
❒Als u de draaiknop D in stand “geheel warm” (draaiknop
in het rode gebied) zet, komt er warme lucht (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen voor de beenruimte
achter (onder de stoelen van de 2
e/3erij bij de
Panorama-uitvoering en uit het rooster aan de zijde van
de linker wielkuip bij de Combi-uitvoeringen).
F0N0500mfig. 62
EXTRA AIRCONDITIONING ACHTER
(Panorama- en Combi-uitvoeringen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De Panorama- en Combi-uitvoeringen beschikken over een
hoofdverwarming/airconditioning en een extra
airconditioning (optional), waarvan de bediening zich in de
hemelbekleding boven de tweede rij stoelen fig. 61 bevindt.
U schakelt deze airconditioning in door op de knop F-fig. 62
op het schakelaarpaneel te drukken. Deze airconditioning
werkt alleen als de hoofdairconditioning is ingeschakeld.
❒Als u de draaiknop D in stand “geheel koud” (draaiknop
in het blauwe gebied) zet, komt er koude lucht uit de
uitstroomopeningen op de hemelbekleding.
❒Als u de draaiknop D in stand “geheel warm” (draaiknop
in het rode gebied) zet, komt er warme lucht (bij warme
motor) uit de uitstroomopeningen voor de beenruimte
achter (onder de stoelen van de 2
e/3erij bij de
Panorama-uitvoering en uit het rooster aan de zijde van
de linker wielkuip bij de Combi-uitvoeringen).
❒Als u de draaiknop D in een tussenliggende stand zet,
wordt de lucht verdeeld over de uitstroomopeningen op
de hemelbekleding en de uitstroomopeningen voor de
beenruimte achter, en wijzigt de temperatuur.
BELANGRIJK Als de compressor van de hoofdairconditioning
wordt ingeschakeld (door knop E in te drukken), wordt
automatisch de 1
eaanjagersnelheid ingeschakeld, ook als de
aanjager van de extra airconditioning in stand 0 staat, om
ijsvorming en daarmee beschadiging van deze component te
voorkomen.
84
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0049mfig. 87
INTERIEURUITRUSTING
BOVENSTE DASHBOARDKASTJE –
KOEL/WARMHOUDVAK fig. 87
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Til voor het gebruik het deksel op zoals is afgebeeld.
Als de auto is uitgerust met airconditioning, kan het vak met
flessenhouder gekoeld/verwarmd worden via een
uitstroomopening die verbonden is met de airconditioning.DASHBOARDKASTJE fig. 88
Trek aan de handgreep A om het dashboardkastje te openen.
F0N0050mfig. 88
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of
voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste
versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een
snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere
snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden. Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-
/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor
sneller op.
149
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
266
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen
is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten volgens onderstaande procedure:
een stadsrit:opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; een testrit
buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto
buiten de stad wordt gesimuleerd. De snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h; gecombineerd brandstofverbruik:
hierbij telt de waarde van de stadsrit mee voor 37% en de waarde van de testrit buiten de stad voor 63%.
BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto,
uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aerodynamica
kunnen beïnvloeden, leveren een ander brandstofverbruik op dan hier vermeld.
6,0
6,1
6,1
6,4
5,4
5,7
5,7
5,6
5,9
5,9
5,6
5,9
5,9
5,5
6,0
6,46,4
6,7
6,7
6,6
6,9
6,9
6,6
6,9
6,9
7,0
7,6
8,0
7,0
7,1
7,1
8,08,6
8,7
8,7
10,7
8,0
8,3
8,3
8,3
8,5
8,5
8,3
8,5
8,5
9,5
10,3
10,7
30q-33q
30q-33q
30q-33q
30q-33q
30q
33q
35q
30q
33q
35q
30q
33q
35q
30q
33q
35q 150 Multijet 130 Multijet
180 Multijet Power
Volgens de geldende Europese normen (liter/100km)
Uitvoeringen Laadvermogen Verbruik
COMBI Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd
PANORAMA
115 Multijet
130 Multijet
150 Multijet
180 Multijet Power 115 Multijet