Citroën beschikt wereldwijd over
een uitgebreid gamma modellen.
Modellen die worden gekenmerkt door
een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante
innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering
van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen
u veel plezier met uw auto.
Uw auto is, afhankelijk van het
uitrustingsniveau, de uitvoering en despecifieke kenmerken voor het land waarvoor
uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien.
Het monteren van elektrische uitrustin
gen of accessoires die niet onder een artikelnummer
in het assortiment van Citroën voorkomen,
kan storingen in het elektronisch systeem
van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken uhier rekening mee te houden en contact op te nemen met een ver tegenwoordiger van hetmerk Citroën om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires
voorzien van een artikelnummer.
Achter het stuur van uw nieuwe auto
geniet u optimaal
als u elke uitrusting,
elke schakelaar
en elke instelling kent.
Goede Reis.
Wij maken u attent op het volgende:
005005006006007007008008VEILIGHEID
PR AKTISCHE
INFORMATIE VEILIG VERVOEREN
VAN KINDEREN ZICHT
132 Lichtschakelaar
135Ver lichting overdag
136Automatische verlichting
137Automatische schakelinggrootlicht/dimlicht
140Koplampen verstellen
141Meedraaiende koplampen
143 Ruitenwisserschakelaar
145Automatische ruitenwissers
147 Plafonniers
148Sfeerverlichting
152 Kinderzitjes
158 ISOFIX-kinderzitjes
161Kinderbeveiliging
164 Richtingaanwijzers
165Urgence-oproep of Assistance-oproep
165Claxon
166Bandenspanningscontrolesysteem
167 ESP
170 Veiligheidsgordels
173 Airbags
180 Bandenreparatieset
186Wiel verwisselen
193Een lamp vervangen
201 Zekeringen vervangen
20412V-accu
207 Eco-mode
208Wisserbladen vervangen
209Slepen van uw auto
210 Trekken van een aanhanger
212Allesdragers monteren
213 Accessoires
37
Controle tijdens het rijden
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbags
tijdelijk.Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact
wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk o
f een gekwalificeerde werkplaats.
Bochtverlichting
knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Autogordel(s)
niet vastgemaakt of weerlosgemaakt
permanent
of knippert in combinatie met een geluidssignaal. Een van de auto
gordels is niet
vast
gemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de
gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
DIESEL
65
Toegang tot de auto
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnenprobleemloos rijden op biobrandstoffen van het
type E10 en E24 (deze bevatten resp.
10% en 24% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn
EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos
rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voor waarde dat
de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Uitschakelen
Om te kunnen tanken bij tankstations met
dieselvulpistolen die niet van het juiste
t
ype zijn (aanwezig in sommige landen), is er gereedschap waarmee u tijdelijk de
tankbeveiliging kunt uitschakelen.
Gebruik
)Steek het gereedschap in de tank tot dehandgreep tegen de aanslag stoot. )Ver wijder het gereedschap volledig. )Vul de tank.
De tankbeveiliging treedt automatisch weer in werking zodra wordt getankt met een vulpistool dat aan de normen voldoet.
Spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de
auto. De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Buitenspiegels
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt metbehulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld.
Het automatisch in- en uitklappen vande buitenspiegels met behulp van de elektronische sleutel kan wordengedeactiveerd door het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Klap de buitenspiegels in als u uw auto in een automatische autowasstraat laatwassen.
De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening wordengehouden om de afstand ten opzichtevan achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Ontwaseming - ontdooiing
Verstellen
)
Draai de knop Anaar links of rechts om dedesbetreffende spiegel te selecteren. )
Duw de knop A
in de 4 richtingen om despiegel af te stellen. )
Zet de knop A
weer in het midden.
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met behulp van de elektronische sleutel.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met deelektronische sleutel.
-
Handmatig: draai bij aangezet contact de schakelaar A
naar beneden.
- Handmati
g: draai bij aangezet contact de schakelaar A
naar boven.
D
eze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de
toets van de achterruitver warming
te drukken
(zie paragraaf
"Ontwaseming - Ontdooiing achterruit").
153Veilig vervoeren van kinderen
Kinderzitje op de passagiersstoel voor
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het
ver voeren met de rug in de rijrichting opde passagiersstoel voor wordt geplaatst, rmoet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voorwordt geplaatst, moet de stoel in de achterste
stand van de voor-/achter waartse verstellingworden gezet, in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop en mag de airbag aanpassagierszijde niet worden uitgeschakeld.
Passagiersstoel in de hoogste stand en zo ver mogelijk naar achteren.
Let erop dat de veiligheidsgordel goedaansgespannen is.
157
Veilig vervoeren van kinderen
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bijeen aanrijding.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling tenopzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van hetkinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen hetkinderzitje is gespannen en dat de gordel hetkinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestigingvan het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van hetzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geenbelemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen.
Adviezen voor kinderzitjes
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomendat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de por tierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet
met het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijndoor andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder vanhet kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over debovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzienvan een gordelgeleider ter hoogte van deschouder.
167
Veiligheid
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
vol
gende systemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (EBD),
- de noodremassistentie (AFU),
- de antislipregeling (ASR),
- de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) enelektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in bochten,
vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop. De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat
de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als hetrempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmenwordt vergroot.
Antislipregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aan
gedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
De CDS houdt de vier wielen in de gaten engrijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.