123Rijden
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
6. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT. 7.Snelheidsbegrenzer geselecteerd.8.
Ingestelde snelheid. 9.Een eerder opgeslagen snelheid kiezen.
(zie "Snelheden opslaan")
Weergave op het display
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in achtnemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en verantwoord rijden. De functies van de snelheidsbe
grenzer worden
bediend met de toetsen op het stuur.
1.Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing.
5. Toets voor weergave van de opgeslagensnelheden. (zie "Snelheden opslaan")
Bediening op het stuur
Werkin
g
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de in
gestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar
de ingestelde maximumsnelheid.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over het head-up display.