
54Instrumentenpaneel
55Verklikkerlampjes
64 Meters
68Regelknoppen
69 Klokje
70 Boordcomputer
74 Elektronische sleutel - afstandsbediening
82Achterklep
83Alarm
85Elektrisch bedienbare ruiten
87Cockpit roof
89 
Brandstoftank 
90 Vulpistoolrestrictie(diesel)
94 Voorstoelen
99Achterbank
102Spiegels
103 Stuurwielverstelling
104Voor zieningen interieur
108Voor zieningen van de 
bagageruimte
109Gevarendriehoek (opbergen)
110Verwarming en ventilatie
112 Automatische airconditioning met gescheiden regeling
116 Achterruitverwarming
28 Presentatie
31 Hybridesysteem inschakelen/uitschakelen
35 Controlelampje Ready
35 Hybrid4-keuzeschakelaar
38 Energiemeter
40Weergave van de energiestromen van hethybridesysteem
43 Eco off
44Eco-rijden
46 Verbruik
47200V-tractiebatterij
51 Slepen
001001002002003003COMFORT TOEGANG TOT 
DE AUTO CONTROLE TIJDENS 
HET RIJDEN HYBRIDESYSTEEM 

Het branden van een controlelampje geeft aan of de bijbehorende functie is in- of uitgeschakeld.
Schakelaars
   Openen van de brandstoftankklep. 
   
Openen van de achterklep.
89
83 Uitschakelen van het inbraakalarm.
82   
El
ektrisch bediende handrem geactiveerd. 
120
 
 
Keyless starten en afzetten van de motor. 
31, 35
 
 
Geforceerd starten van de dieselmotor.
43
 
 
Uitschakelen parkeerhulp.
142
   
Elektrische kinderbeveiliging.
175
 
 
Uitschakelen van het CDS/ASR-systeem. 
183
 
 Inschakelen van de Automatischeschakeling grootlicht/dimlicht. 
151
133
Inschakelen van het Lane Departure 
Warning System.
81    
Ver
grendelen/ontgrendelen van het 
interieur.  

14 .   Schakelaars ruiten / elektrisch bediendekindersloten / centrale vergrendeling.
15.   Bedieningspaneel van eMyWay.
16.Selectiehendel.
17.   Keuzeschakelaar Hybrid4-systeem. 
18
.   Bedieningspaneel ver warming/
airconditioning.
19.Autoradio. 
20.Alarmknipperlichten.21.   Display.
22.Middelste verstelbare en afsluitbareventilatieroosters.
23.Klokje.
24.Starten met START/STOP-knop. 
25.   Lezer van de elektronische sleutel.
26.   Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer. 
 
Cockpit 
1. 
 Hendel motorkapontgrendeling.2. 
 Koplampverstelling. 3. 
 Verstelbare en afsluitbarezijventilatieroosters. 4. 
 Ontwaseming van de voorportierruiten. 
5. 
 Ontwaseming voorste zijruiten. 
6.Head-up display.7.   Voorruitontwaseming.8.Airbag passagier.9. 
 Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag. 10.12V-aansluiting.11. 
 Bediening ruiten achter.12.Middenarmsteun met opbergvakken  
USB/Jack-aansluiting. 13.Elektrisch bediende handrem. 
27.   Bediening van de autoradio vanaf hetstuurwiel.28. 
 Airbag bestuurder.
 Claxon. 
29.   Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. 
30. 
 Schakelaarpaneel (zie vorige pagina). 31.Afstellen buitenspiegels.32. 
 Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers. 33. 
 Instrumentenpaneel.34.Controlelampjes veiligheidsgordels enairbags.35.Plafonnier.36.Bediening head-up display.37. 
 Bediening zonnescherm cockpit roof. 38.Oproep naar Citroën Urgence met
lokalisering - Oproep naar Citroën Assistance met lokalisering. 

Toegang tot de auto
Openen van de auto 
   
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Systeem "Keyless entry and start" 
 
 
Systeem waarmee de auto geopend, gesloten en gestar t kan worden zonder dat u deelektronische sleutel tevoorschijn hoeft te halen.Kan ook worden gebruikt als 
afstandsbediening; zie het hoofdstuk 
"A
fstandsbediening".  
 
 
Volledig ontgrendelen 
 ) 
  Als u de elektronische sleutel op zak hebt binnen de detectiezone A, kunt u de 
auto ontgrendelen door uw hand op de 
achterzijde van de por tiergreep te leggen. Trek ver volgens aan de por tiergreep om
het por tier te openen.
Ook uw passagiers kunnen de por tieren
openen als de elektronische sleutel zich in 
de detectiezone bevindt.  
 
 
 
Selectief ontgrendelen 
 U kunt dit instellen via hetconfiguratiemenu. 
 Standaard staat de auto ingesteld op
volledig ontgrendelen.
 ) Wanneer u de elektronische sleutel op zak 
hebt en u alleen het bestuurdersportier wiltontgrendelen, legt u uw hand achter de 
portiergreep van het bestuurdersportier en trektu aan de por tiergreep om het por tier te openen. )Wanneer u met de elektronische sleutel 
op zak de volledige auto wilt ontgrendelen, 
legt u uw hand achter de portiergreep vaneen passagierspor tier aan de zijde waar 
zich de elektronische sleutel bevindt en 
trekt u ver volgens aan de por tiergreep om het portier te openen.
   Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van derichtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden de buitenspiegelsuitgeklapt. 
Wanneer het alarm actief is, zal hetgeluidssignaal dat te horen is tijdenshet openen van een van de por tierenmet de sleutel geïntegreerd in de afstandsbediening stoppen, zodra de motor wordt gestart.  
  

OFF
83Toegang tot de auto
  Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en 
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
   
 
 
 
 
Alarm 
 
 
- Omtrekbeveiliging
 Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
  Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.  
 
 
 
 
- Interieurbeveiliging
 Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen. 
  Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen. 
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemandprobeert het alarm te saboteren.Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de knop of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaatsalvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen.  
Vergrendelen van de auto met 
volledig ingeschakeld alarm 
Inschakelen
 ) 
 Zet het contact af en verlaat de auto. 
 ) 
 Druk op de vergrendelknop 
van de a
fstandsbediening of 
vergrendel de auto met het
"Keyless entry and star t"-systeem.    Het alarmsysteem is geactiveerd: het 
controlelampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.
  Nadat de vergrendelknop van de
afstandsbediening is ingedrukt of nadat de 
auto met het "Keyless entry and star t"-systeem 
vergrendeld is, wordt de uitwendige beveiliging 
na 5 seconden, de interieurbeveiliging na45 seconden en de wegsleepbeveiliging na 
1 minuut en 30 seconden geactiveerd.
  Indien een por tier o
f de achterklep niet goed 
is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, 
maar wordt de uitwendige beveiliging na 
45 seconden wel ingeschakeld.
 )    Druk op de ontgrendelknop 
van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het"Keyless entry and star t"-systeem. 
   
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
 De interieurbeveiliging wordt uitgeschakeld; het controlelampje 
van de knop gaat uit.  
  

OFF
OFF
OFF
Vergrendelen van de auto 
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld 
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit 
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt 
ingeschakeld als bijvoorbeeld: 
-   een ruit op een kier blijft staan,
-   de auto wordt gewassen,
-   een wiel wordt ver wisseld, 
-  de auto wordt gesleept, 
-  de auto op een boot wordt ver voerd.  
Uitschakelen van de interieur- en 
wegsleepbeveiliging 
 )   Zet het contact af en druk binnen 
10 seconden op deze knop tot 
het controlelampje blijft branden.  )   Verlaat de auto.
 ) 
 Druk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entryand start"-systeem.  
 Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld;
het controlelampje van de knop zal één keer per 
seconde knipperen.De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke 
keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.  
 
 
Opnieuw inschakelen van deinterieur- en wegsleepbeveiliging
 
 
Afgaan van het alarm 
 
 
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werkingen knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden. 
  Als het alarm voor de 11 ekeer afgaat, worden 
de alarmsystemen uitgeschakeld.
 )    Druk op de ontgrendelknop van deafstandsbediening of ontgrendel
de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om de
omtrekbeveiliging uit te schakelen. 
 )Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening of vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem om alle alarmsystemen in te schakelen.  
Het controlelampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.
 
Als het controlelampje van de knop snel knipper t bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of 
met het "Keyless entry and start"-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid 
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als 
het contact wordt aangezet.  
 
 
 
Storing afstandsbediening
 Om de alarmsystemen uit te schakelen:
 )Ontgrendel de auto met de sleutel (in deafstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
 )Open het por tier; het alarm gaat af.  )Zet het contact aan, het alarm stopt. Hetcontrolelampje van de knop gaat uit.
   Vergrendelen van de auto zonder 
het alarm in te schakelen 
 )Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling 
in met de sleutel (in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.  
 
 
 
 
Storing
 
 Als bij het aanzetten van het contact hetcontrolelampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
  Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.  
   
*   
Volgens land van bestemming.
 
 
Automatisch inschakelen * 
 
Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatsteportier of de achterklep is gesloten, automatisch ingeschakeld. )Om het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep te 
voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop 
van de afstandsbediening worden gedrukt
of moet de auto ontgrendeld worden met het"Keyless entry and start"-systeem.