
159Zicht
Automatische ruitenwissers
vóór 
  De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld als de sensor achter de 
binnenspiegel regen detecteer t. De snelheid 
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. 
   
Inschakelen 
 
Duw de hendel één keer omlaag. 
 Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en 
er verschijnt een melding. 
Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlamp
je op het instrumentenpaneelgaat uit en er verschijnt een melding.  
Uitschakelen
 
 
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet ude automatische werking van deruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen. 

   Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat. 
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing 
In het geval van een storing in de automatische
wer
king van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. 
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de 
ruitenwissers voor 
 Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwisserslos te zetten van de voorruit.
  In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden 
ver vangen. In de winter kan deze stand tevens 
worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. 
   Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviseren wij u:  
 
 
-   voorzichtig met de ruitenwissers omte gaan, 
 
-   de ruitenwissers regelmatig tereinigen met zeepsop,  
 
-   de ruitenwissers niet te gebruikenom een stuk kar ton tegen devoorruit te houden,  
 
-   de ruitenwissers te ver vangenzodra ze tekenen van slijtage vertonen.  
 
 
 ) 
 Als de ruitenwisserschakelaar binnen een 
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, bewegen de ruitenwissers naar 
het midden van de voorruit.  )   Zet het contact aan en bedien de 
ruitenwisserschakelaar om de 
ruitenwissers na de werkzaamheden weer 
in de ruststand te zetten. 

   
 
 
 
 
 
 
 
Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Elk ventiel is voorzien van een sensor, die 
een waarschuwingssignaal uitzendt als de 
bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan
20 km/h). 
Het reservewiel is niet voorzien van een sensor. 
   
Alle reparaties aan een wiel dat met ditsysteem is uitgerust en het ver vangen van een band moeten worden 
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.  Wanneer bij het ver wisselen een wiel is gemonteerd dat niet door uw auto wordtgedetecteerd (voorbeeld: montage van winterbanden), dient het systeem door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats opnieuwgeïnitialiseerd te worden.
Deze melding wordt ook weergegevenals één van de wielen niet op de autoaanwezig is (bij reparatie) of als er één of meerdere wielen zonder sensor opde auto worden gemonteerd.
 
 
Het bandenspanningscontrolesysteem is nietmeer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid en verantwoordelijkheid vande bestuurder niet door het systeem kunnen worden vervangen.  
 
 
 Ondanks dit systeem moet debandenspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig worden gecontroleerd. De bandenspanningheeft een belangrijke invloed op hetweggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zware rijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden). De bandenspanning dient minimaal één keer per maand gecontroleerd te worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het
reservewiel te controleren.  
Het bandenspanningscontrolesysteemkan tijdelijk worden verstoorddoor radiogolven in hetzelfde frequentiegebied. Er wordt een meldin
g op het display van het instrumentenpaneel weergegeven, incombinatie met een geluidssignaal, om aan tegeven welke band(en) het betreft.
Te  l age bandenspanning 
 Dit verklikkerlampje en 
het verklikkerlampje 
STOP 
 gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een meldingop het display van het instrumentenpaneel die
aangeeft welke band(en) het betreft.  )   Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte 
manoeuvres met het stuur en de remmen. )   Ver vang de beschadigde band (lekke bandof veel te lage bandenspanning) en laat de
bandenspanning zo snel mogelijk controleren.
   
Lekke band 
 
Er wordt een melding op het display vanhet instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal, om aan te 
geven van welk(e) wiel(en) de bandenspanning 
niet meer gecontroleerd wordt of om aan tegeven dat er een storing in het systeem zit. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om de defecte 
sensor(en) te vervangen.
   
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
 )Controleer zo snel mogelijk de 
bandenspanning.  
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden. 

187
Veiligheid
  Airbags 
 
 
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden 
(uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te
verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werkingvan de veiligheidsgordels met spanbegrenzers(behalve bij de middelste passagier achter).
  De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:   
 
-   bij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijdingontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het 
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,   
-  bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat, 
treden de airba
gs niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming. 
De airbags werken alleen als hetcontact aan is.
  De airbags werken slechts eenmaal.Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen. 
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. 
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. 
 Impactzone vóór.B. 
 Impactzone opzij.  
Frontair bags 
 
 
Activering
 
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen, behalve 
als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, 
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A), in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde 
richting de achterzijde van de auto, die zich op een 
horizontale ondergrond moet bevinden.
  De 
frontairbag wordt opgeblazen tussen de 
bestuurder en het stuur of tussen de passagier 
v
oorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.     De frontairba
gs beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale 
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel 
te verkleinen. 
 De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje. 

   
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Wiel verwisselen In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure. 
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer. 
To egang tot het gereedschap 
   
Beschikbaar gereedschap
 
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, 
afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen.Gebruik het niet voor andere doeleinden.1.   Wielsleutel.  
 Hiermee kan de wieldop worden verwijderden kunnen de wielbouten worden losgedraaid.2.Krik met geïntegreerde slinger.  
  Hiermee kan de auto worden opgekrikt. 
3.Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen.   Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen desierdoppen van de wielbouten worden ver wijderd. 4. 
 Gereedschap voor het verwijderen van wieldoppen.   Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de
wieldoppen worden verwijderd. 
5.    Dop voor het ver wijderen van slotbouten(in het dashboardkastje).  Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd. 6.Wielblokken om wegrollen van de auto te
voorkomen. 
7.   Sleepoog.  
  Zie de paragraaf "Slepen van de auto".8.Verlengstuk van de wielsleutel.  
 Hiermee kunt u de moer van de lierkabel
los- of vastdraaien.9.    Noodontgrendeling van de elektronischbediende parkeerrem.  
 Zie paragraaf "Elektronisch bediendeparkeerrem" en vervolgens "Noodrem".  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Detectie te lage bandenspanning
 
Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor. Laat hetrepareren van de lekke band uitvoerendoor het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.  
 
Zet het contact altijd af (verklikkerlampje Ready 
 uit) als u werkzaamheden aande auto wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch starten van de motor te
voorkomen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zorg ervoor dat bij gebruik van
hefgereedschap (bijvoorbeeld eenkrik) altijd de steunpunten voor de krik worden gebruikt om te voorkomen dat de hoogspanningskabels beschadigd raken.