Page 20 of 244

18
IN EEN
OOGO
P
S
LA
G
Snelheidsregelaar
Met de snelheidsregelaar kan de auto constant blijven rijden, met een door de
bestuurder ingestelde snelheid.
1.To ets "ON/OFF": snelheidsregelaar
inschakelen/uitschakelen.
2.To ets "COAST SET"
: snelheid
opslaan of kruissnelheid verlagen.
3.Toets "ACC RES"
: kruissnelheid
verhogen en terugkeren naar vooraf
ingestelde snelheid.
4.Toets "CANCEL"
: snelheidsregelaar uitschakelen.
Om een snelheid in te stellen, moet de snelheid van de auto hoger zijn dan
40 km/h en moet ten minste de tweede
versnelling zijn ingeschakeld.De parkeerhulp detecteert elk obstakel
dat zich achter de auto bevindt
(voet-ganger, auto, boom, hek, ...).
D
e auto is voorzien van vier sensoren:
D. twee zijsensoren.
E
. twee centrale sensoren.
Parkeerhulp met geluidssignaal
121
123
RIJDEN
Vierwielaandrijving
Afhankelijk van de omstandigheden
kan de bestuurder kiezen uit drie soor-
ten aandrijving:
A. Tweewielaandri
jving (2WD),
B. Vierwielaandrijving (4WD AUTO),
C. Vierwielaandrijving (4WD LOCK).
11 9
Plus...
U kunt de aandrijving wijzigen wan-neer de auto stilstaat of tijdens hetrijden als u langzamer dan 100 km/hrijdt.
Page 32 of 244

I
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
30
Preventieve waarschuwingsmeldingen
Waarschuwin
gsmeldingen (contact in stand "ON")
Functie
weergave
Status functie
Tweewielaandrijving
2WD
Knippert Tweewielaandrijving "2WD" ingeschakeld.
Vierwielaandrijving
4WD
Knippert Vierwielaandrijving "4WD" ingeschakeld.
Deze aandrijving is standaard ingeschakeld.
Vierwielaandrijving
4WD LOCK
Knippert Vierwielaandrijving "LOCK" ingeschakeld.
Buitentemperatuur
Continu Geeft de buitentemperatuur weer.
De weergegeven temperatuur kan afwijken van de werkelijke
buitentemperatuur wanneer de auto stilstaat of de snelheid lager is
dan 20 km/h.
Melding
Weergave
Oorzaak
Oplossing - actie
Opmerkingen
Onderhoudsindicator
Continu Geeft aan wanneer
de volgende
onderhoudsbeurt
moet plaatsvinden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde
werkplaats. Verschijnt gedurende enkele
seconden na aanzetten van het
contact.
Aanbevolen
rustpauze
Continu Waarschuwt de
bestuurder dat
het tijd is voor een
rustpauze. Wij raden u aan een
rustpauze te nemen. Verschijnt wanneer de vooraf
ingestelde rijtijd is verstreken.
Er klinkt 3 keer een
geluiddssignaal dat vervolgens
om de 5 minuten wordt
herhaald, tot de auto stopt.
Page 121 of 244

VII
RIJDEN
119
ELEKTRONISCH GESTUURDE
VIERWIELAANDRIJVING
4WD AUTO (stand 1)
Bij vierwielaandrijving wordt de auto
optimaal aangedreven, op elke onder-
grond.
Onder normale omstandigheden wordt
in deze positie het koppel automatisch
verdeeld over de voor- en achterwie-
len.
Het koppel wordt voornamelijk overge-
bracht op de voorwielen, de elektroni-
sche eenheid bepaalt aan de hand van
de grip op het wegdek hoeveel koppel
naar de achterwielen gaat. Hierdoor is
de wegligging altijd optimaal.
De bestuurder kan handmatig kiezen
uit drie aandrijvingen, afhankelijk van
de gewenste prestaties.
U kunt de aandrijving wijzigen wan-
neer de auto stilstaat, of wanneer de
auto rijdt met een snelheid lager dan
100 km/h
.
De aandrijving kan worden gewijzigd
door aan de knop A
te draaien.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het wijzigen van de aandrijving knip-
pert het bijbehorende pictogram op het
display van het instrumentenpaneel.
Type aandrijving selecteren
Als de omstandigheden het toelaten,
raden wij u aan deze aandrijving te
kiezen.
2WD (stand 3)
In deze stand heeft de auto voorwiel-
aandrijving
Deze aandrijving leent zich het best
voor rijden op asfaltwegen, of wanneer
de auto veel grip heeft (droog weg-
dek).
4WD LOCK (stand 2)
De auto kan ook op alle vier wielen wor-
den aangedreven.
Deze aandrijving is het meest geschikt
in situaties waar de auto weinig grip
heeft (zand, modder, hellingen, ...). Afhankelijk van de omstandigheden
kunt u met dit systeem een type aan-
drijving kiezen.
Page 122 of 244

VII
!
RIJDEN
120
Storingen
Wanneer het pictogram van de gese-
lecteerde aandrijving knippert, schakelt
de auto automatisch over op voorwiel-
aandrijving "2WD"
.
In dit geval is het niet meer mogelijk om
een andere aandrijving te selecteren
met de knop A
. Belast de auto zo min mogelijk tij-
dens het rijden.
Aangezien het motorkoppel op alle
vier wielen wordt overgebracht, heeft
de staat van de banden grote invloed
op de prestaties van de auto.
Controleer of de vier banden in goe-
de staat verkeren.
Vermijd zandgrond, modder en an-
dere plaatsen waar wielen kunnen
doorslippen.
Bij slippende wielen wordt veel
kracht uitgeoefend op de overbren-
ging, hetgeen ernstige storingen kan
veroorzaken.
Rijd nooit met de auto door diep wa-
ter.
Vermijd te geaccidenteerd terrein
(kans op beschadigen van de bo-
dem of vast blijven zitten op de top
van een helling).
Sleep de auto uitsluitend met
een autotransporter.
Bij het slepen van de auto mogen
de voor- of achterwielen nooit mee-
draaien, zelfs niet wanneer tweewiel-
aandrijving "2WD" is ingeschakeld.
Als de melding "SLOW DOWN" op het
instrumentenpaneel verschijnt, dient u
de aandrijving te laten afkoelen voordat
u verder rijdt.
Als de pictogrammen "4WD" en "LOCK"
afwisselend knipperen en de melding
"SERVICE REQUIRED" op het instru-
mentenpaneel verschijnt, is er een sto-
ring en treedt het veiligheidssysteem in
werking.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.