Inhoud
2. TECHNISCHE
GEGEVENS 58-674. ERGONOMIE en
COMFORT 95-112
Afmetingen 58
Motoren 64
Gewichten 66 Exterieur 4
Openen 5
Interieur 6
Cockpit 7
Laadruimte 8
Voorzieningen
achter 9
Comfort 10
Zicht 12
Ventilatie 13
Controle tijdens
het rijden 14
Veiligheid voor
de inzittenden 15
Rijden 16
Starten 18
Milieubewust
rijden 19
IN EEN OOGOPSLAG
4-20
Voorstoelen 95
Wegklapbare
passagiersstoel 97
Achterbank 98
Ontdooien en
ontwasemen 102
Airconditioning 103
Voorzieningen
voorin 106
Voorzieningen
laadruimte 108
Indeling
achtercompartiment 11 0
Interieurverlichting 112
3. TECHNOLOGIE aan
BOORD 68-94
Boordcomputer /
Confi guratie -
Persoonlijke
instellingen 68
Parkeerhulp achter 72
Autoradio 73
Stuurkolomschakelaars 74Bluetooth handsfree
systeem 77
1. VOORDAT u GAAT
RIJDEN 21-57
Instrumentenpanelen 21
Verklikkerlampjes 22
Brandstofniveaumeter 29Koelvloeistoftemperatuur 29Onderhoudsindicator en
waarschuwingslampje
motorolie
30Dimmer
dashboardverlichting 30
Afstandsbediening 31
Sleutel 33
Codekaart 34
Alarm 35
Openen 36
Sluiten 39
Lichtschakelaar 41
Ruitenwisserschakelaar 43
Snelheidsregelaar 44
Vaste
snelheidsbegrenzer 45
Spiegels 46
Ruitbediening 47
Stuurwiel verstellen 48
Handgeschakelde
versnellingsbak 48
Schakelindicator 49
Gestuurde
handgeschakelde
versnellingsbak 50
Hill holder 54
Stop &
Start-systeem 55
INHOU
D
Inhoud
5. VEILIGHEID
113-1306. ACCESSOIRES
131-134
Handrem 113Alarmknipperlichten 11 3
Claxon 114
Hulpsystemen bij
het remmen 114
Stabiliteitscontrole
systemen 115
Autogordels 118
Airbags 120
Kinderzitjes 124
ISOFIX-
bevestigingen 129Trekken van een
aanhanger,
een caravan... 131
Imperiaal en
allesdragers 133
Overige
accessoires 133
7. SNEL WEER OP
WEG
135-166
Accu 135
Wiel verwisselen 138
Noodreparatieset
voor banden 141
Lampen
vervangen 143
Ruitenwisserblad
vervangen 148
Zekeringen
vervangen 149
Slepen van
uw auto 154
Identifi catie 155
Brandstof
tanken 156
Motorkap
openen 159
Niveaus 162
Controles 164
8. WEGWIJZER
167-174
Exterieur 167
Interieur 169
Bestuurdersplaats
172
Technische
gegevens -
Onderhoud 174
6
In een oogopslag
INTERIEUR
Boordcomputer
Met behulp van de toets MENU kunt u
verschillende instellingen van de auto
controleren en wijzigen, zoals de uitschakeling
van de airbag aan passagierszijde, de
automatische portiervergrendeling, de taal...
68
Multifunctionele en wegklapbare
passagiersstoel
De passagiersstoel kan op drie manieren
worden gebruikt:
- als stoel voor een passagier,
- als tafeltje voor uw documenten, ...
- weggeklapt voor het vervoer van lange
voorwerpen.
97
Audiosysteem
Deze systemen kunnen zijn voorzien van
de nieuwste technologie: MP3-compatible
autoradio, Bluetooth® handsfree kit en
bediening bij het stuurwiel.
73
Snelheidsregelaar
Met behulp van deze voorziening kunt u met
een constante snelheid rijden afhankelijk van
de ingestelde snelheid.
44
Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak
Hiermee wordt een perfect rijcomfort
gegarandeerd door een combinatie van
automatisch en handmatig schakelen.
50
MILIEUBEWUST RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen van de
schakelindicator (indien aanwezig) die op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in
de stand Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk
van het type versnellingsbak) staan en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-
uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik
dan vanaf een snelheid van ongeveer
40 km/h de snelheidsregelaar (indien
aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
19
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto
aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
32
To egang tot de auto
Ruiten openen met de
afstandsbediening
Ruiten sluiten met de
afstandsbediening
Zorg er altijd voor dat er geen
obstakels zijn die het sluiten van
de ruiten kunnen verhinderen. De
antiklemvoorziening werkt tijdens deze
handelingen niet.
Als u de ruiten bij het verlaten van de auto
op een kier wilt laten staan, moet u de
interieurbeveiliging van de alarminstallatie
uitschakelen.
Als u deze knop meer dan drie
seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten geopend. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.
De ruiten kunnen ook gesloten worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien. De ruiten kunnen ook geopend worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien.
Als u deze knop meer dan
drie seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten gesloten. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.
34
To egang tot de auto
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Als de sleutel wordt herkend, gaat
dit verklikkerlampje uit en kan de
motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend,
kan de motor niet worden gestart. Start
de auto met een andere sleutel en laat
de defecte sleutel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- u in het bezit bent van een codekaart,
- uw sleutels door het PEUGEOT netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
35
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
To egang tot de auto
ALARM
Het alarm bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een interieurbeveiliging,
- een beveiliging tegen opkrikken en
wegslepen,
- een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging en de beveiliging
tegen opkrikken en wegslepen
Gebruiksvoorschrift
Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Signalering van inbraakpogingen
Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.
46
Spiegels en ruiten
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de
spiegel in 2 standen worden gezet.
In de dagstand
staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in
de nachtstand
(antiverblinding) te zetten.
Buitenspiegels
Het glas van de buitenspiegels is sferisch om
het gezichtsveld naast de auto te vergroten.
De weergegeven objecten in de spiegels aan
bestuurders- en passagierszijde lijken verder
af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet
rekening worden gehouden om de afstand
ten opzichte van achteropkomend verkeer
goed in te schatten.
Elektrisch bedienbare buitenspiegels
De schakelaar van de elektrisch bedienbare
buitenspiegels bevindt zich links in het
interieur ter hoogte van de buitenspiegel.
SPIEGELS EN RUITEN
Druk op de toets van de
achterruitverwarming om de
buitenspiegels te ontdooien. Draai de knop naar links of rechts om de
te verstellen buitenspiegel te selecteren en
beweeg de knop in de gewenste richting om
de spiegel te verstellen.
Handbediening
De hendels voor het handmatig verstellen
van de buitenspiegels bevinden zich in het
interieur ter hoogte van de voet van elke
buitenspiegel.
Beweeg de hendel in de gewenste richting
om de spiegel te verstellen.