DRIVE
Deze stand is bedoeld voor rijden in de
stad en op de grote weg. In deze stand
schakelt de versnellingsbak zeer soe-
pel en rijdt u het zuinigst. De trans-
missie schakelt automatisch op via de
eerste underdrive-versnelling, tweede
en derde versnelling, vierde prise-
directe-versnelling en de vijfde
overdrive-versnelling. De stand
DRIVE zorgt voor optimale rijeigen-
schappen onder alle normale omstan-digheden.
Bij veel schakelen (zoals wanneer de
auto zwaar beladen is, op heuvelach-
tig terrein, rijden met krachtige te-
genwind of als een zware aanhangwa-
gen wordt getrokken), moet u de
stand "AutoStick®" (raadpleeg
"AutoStick®" in dit hoofdstuk) ge-
bruiken om een lagere versnelling te
kiezen. Onder deze omstandigheden
presteert de auto beter in een lagere
versnelling en wordt de levensduur
van de transmissie verlengd omdat
het schakelen wordt beperkt en zich
minder hitte ontwikkelt.Noodloopmodus van detransmissie
De werking van de transmissie wordt
elektronisch gecontroleerd op abnor-
male situaties. Als een situatie wordt
gedetecteerd die schade aan de trans-
missie kan veroorzaken, wordt de
noodloopmodus van de transmissie
geactiveerd. In deze stand blijft de
transmissie in de huidige versnelling
totdat het voertuig tot stilstand is ge-
bracht. Nadat het voertuig tot stil-
stand is gebracht, blijft de transmissie
in de tweede versnelling, ongeacht
welke vooruitversnelling is gekozen.
PARK, REVERSE en NEUTRAAL
blijven wel werken. Het storings-
lampje is mogelijk aan. Dankzij de
noodloopmodus kan de auto voor re-
paratie naar een erkende dealer wor-
den gereden zonder dat de transmissie
beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de transmissie weer wor-
den ingesteld om alle voorwaartse
versnellingen terug te krijgen als de
volgende stappen worden uitgevoerd.
1. Stop de auto.2. Zet de transmissie in de stand
PARK.
3. Zet de motor af
4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem is verholpen,
hervat de transmissie de normale wer-king. OPMERKING:
Ook al kan de transmissie worden
gereset, we raden u toch aan zo
spoedig mogelijk naar uw erkende
dealer te gaan. Uw erkende dealer
kan met diagnoseapparatuur be-
palen of het probleem zich nog-
maals kan voordoen.
Als geen reset van de transmissie mo-
gelijk is, is onderhoud door de er-
kende dealer vereist.
Werking van de overdrive
De automatische transmissie is voor-
zien van een elektronisch geregelde
overdrive (vijfde versnelling). De
transmissie schakelt automatisch
197
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen.
Controleer of de handrem volledig
vrij staat voor u gaat rijden. Als u
dit niet doet, kan dit leiden tot het
uitvallen van de remmen, wat tot
een aanrijding kan leiden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
De handrem moet altijd goed wor-
den aangetrokken wanneer u de
auto verlaat. Anders kan de auto
wegrollen en schade of letsel ver-
oorzaken. Zorg ook dat u de ver-
snellingsbak in PARK laat. Als dit
wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en zo schade of letsel ver-oorzaken.LET OP!
Als het waarschuwingslampje van
het remsysteem aan blijft nadat de
handrem is losgelaten, duidt dit op
een defect van het remsysteem. Laat
de remmen onmiddellijk nakijken
door een erkende dealer.
ANTIBLOKKEERREM- SYSTEEM
Het antiblokkeersysteem (ABS) zorgt
voor extra voertuigstabiliteit en meer
remwerking als er geremd moet wor-
den. Het systeem gaat automatisch
pompend remmen in moeilijke remsi-
tuaties, om zo het blokkeren van de
wielen te voorkomen. De elektronische remkrachtverdeling
(EBD) zorgt voor verdeling van de
remdruk en meer controle over de
remkracht op de achterwielen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u
hoort u mogelijk ook een zacht klik-
kend geluid, samen met wat geluid uit
de motor. Deze geluiden horen bij een
zelftest die het systeem uitvoert om te
controleren of het ABS naar behoren
functioneert. Deze zelftest wordt
steeds uitgevoerd na het starten van
de motor, zodra de auto een snelheid
van 11 km/u bereikt.
ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde rijomstandigheden en remcon-
dities. ABS grijpt mogelijk in als de
auto over ijs, sneeuw, grint, kuilen,
spoorrails of losse rommel rijdt of
wanneer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
De ABS-pompmotor draait (deze
kan nog korte tijd aan blijven nadat
de auto al stilstaat),
De hydraulische magneetkleppen maken klikgeluiden,
203
Pulsering van het rempedaal en
het rempedaal daalt iets of kan ietsverder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale eigenschappen van
het ABS-systeem.WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavan- ceerde elektronica die onderhevig
is aan storingen van een onjuist
geïnstalleerde of krachtige radio-
zendinstallatie. Dergelijke storin-
gen kunnen zorgen dat de ABS-
werking geheel wegvalt.
Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmen-
sen worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u wilt remmen
of stoppen, trapt u gewoon stevig
het rempedaal in.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Met het ABS wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen
blijft aan de wetten der natuur. De
effectiviteit van de remmen wordt
door ABS niet verder verhoogd
dan de remmen, banden en tractie
van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk-
ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-planing.
Gebruik de mogelijkheden van
een auto met ABS nooit op een
roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt. ELEKTRONISCH REMSYSTEEM
Uw voertuig is uitgerust met een ge-
avanceerd elektronisch remsysteem
dat de volgende onderdelen omvat: ABS (antiblokkeersysteem), TCS
(tractieregeling), BAS (remassistent)
en ESC (elektronisch stabiliteitspro-
gramma). Deze vier systemen werken
samen om in de verschillende rijom-
standigheden de stabiliteit en de con-
trole over de auto te optimaliseren.
Uw voertuig is ook uitgerust met Hill
Start Assist (wegrijhulp op hellingen,
HSA), Ready Alert Braking (anticipe-
rend remsysteem) en Rain Brake Sup-
port (remdroogfunctie bij nat weer). ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder de
auto onder controle te houden bij las-
tige remsituaties, door de hydrauli-
sche remdruk te regelen. Dit voor-
komt blokkeren van de wielen zodat
slippen bij een glad wegdek tijdens
het remmen wordt voorkomen. Raad-
pleeg "Antiblokkeersysteem" in
"Starten en rijden" voor meer infor-matie.
204
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij eennoodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ern-
stig letsel toebrengen. Berg de krik
en het reservewiel altijd op de
daartoe bestemde plaatsen op.
Laat de leeggelopen (lekke) band
onmiddellijk repareren of vervan-gen.
WIEL MONTEREN
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn. 3. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 150 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedu-
res. OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een ander snellaadapparaat met een
systeemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade aanbrengen aan
accu, startmotor, dynamo of het
elektrisch systeem.WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer
de accu bevroren is. De accu kan
hierdoor openscheuren of explode-
ren, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
250
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . 188Automatische transmissie . . 188
Schema, onderhoud . . . . . 294,297
Schone brandstof . . . . . . . . . . 222
Schoudergordel . . . . . . . . . . . . 29
Schouderriemverankering . . . . . 32
Schuifdak . . . . . . . . . . . . 122,125
Sentry-sleutel (immobilisator) . . 14
Side-airbag . . . . . . . . 40,42,44,45
Sleephaken . . . . . . . . . . . . . . 253
Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Aanhangwagen of caravan . . 236
Achter een grote camper . . . 236
Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . 230
Handleiding . . . . . . . . . . . . 230
Voertuig met pech . . . . . . . 256
Sleutel, programmering . . . . . . 15
Sleutel, vervanging . . . . . . . . . 14
Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Sloten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Automatisch ontgrendelen . . . 21
Elektrische portiersloten . . 20,21
Kinderbeveiliging . . . . . . . . . 21
Portier . . . . . . . . . . . . . . . . 20
SmartBeams . . . . . . . . . . . . . . 88
Smering, koetswerk . . . . . . . . 269
Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . 215
Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . 144 Snelheidsregeling (Cruise
Control) . . . . . . . . . . . . . . 98,100
Spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Automatisch dimmen . . . . . . 69
Buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Elektrisch bediend . . . . . . . . 70
Inklapbare buitenspiegels . . . 69
Make-up . . . . . . . . . . . . . . . 71
Verwarmde . . . . . . . . . . . . . 71
Sproeiers, koplamp . . . . . . . . . 95
Stallen van het voertuig . . 176,287
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 Automatische
versnellingsbak . . . . . . . . . 183
Motor start niet . . . . . . . . . 185
Vriestemperaturen . . . . . . . 185
Starten en rijden . . . . . . . . . . 183
Startkabels, gebruik . . . . . . . . 250
Startprocedures . . . . . . . . . . . 183
Steun, hoofdsteun . . . . . . . . . . 80
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Elektrisch . . . . . . . . . . . . . . 76
Geheugen . . . . . . . . . . . . . . 83
Hoofdsteun . . . . . . . . . . . . . 80
Hoogteregeling . . . . . . . . . . . 76
Instaphulp . . . . . . . . . . . . . . 85
Instellen . . . . . . . . . . . . . . . 76
Kantelen . . . . . . . . . . . . . . . 76
Neerklapbare achterzetel . . . . 82 Ontgrendeling rugleuning . . . 82
Stopcontacten . . . . . . . . . . . . 127Storingslampje
(motorcontrole) . . . . . . . . . . . 144
Strategie regenereren
interventies . . . . . . . . . . . . . . 270
Stroom Elektrisch bediende ruiten . . . 24
Elektrisch bediende stoelen . . 76
Elektrisch schuifdak . . . 122,125
Elektrische deursloten . . . . . . 20Elektrische
kofferdekselontgrendeling . . . 27
Elektrische spiegels . . . . . . . 70
Instelbare/telescopische
stuurkolom . . . . . . . . . . . . . 96Stopcontact
(hulpstopcontact) . . . . . . . . 127
Stuurbekrachtiging . . . . . . . 201
Verdeelkast
(zekeringen) . . . . . . . . 281,284
Sturen Bedieningshendels op de
stuurkolom . . . . . . . . . . . . . 90
Stuurbekrachtiging . . . . . . . 201
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . 95
Stuurwiel, instelbaar . . . . 95,96
Verstelbare stuurkolom . . 95,96
Verwarmd . . . . . . . . . . . . . . 96
313