127
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
LAMPJES
EN BERICHTEN
ç
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog onge-
veer 7 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-
lampje knippert, dan is er een storing in het
systeem. Wendt u in dit geval tot het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem
defect of niet beschikbaar is. In dat geval
blijft het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van het
ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bij-
behorende melding op het display.
>“
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje
“brandt als de frontairbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan pas-
sagierszijde de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje
“ongeveer 4 se-
conden branden en vervolgens 4 seconden
knipperen. Hierna moet het lampje doven.
Het lampje
“geeft boven-
dien eventuele storingen van
het lampje
¬aan. Dit wordt aange-
geven door het langer knipperen van
het lampje
“dan de normale 4 se-
conden. In dat geval kan het lampje
¬geen storingen in de airbag-/gor-
delspannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact op
te nemen met het Fiat Servicenet-
werk om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE!
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDEL
(rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
continu branden als bij stilstaande auto de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet
goed is omgelegd. Als de auto rijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurdersstoel
is niet goed omgelegd, dan gaat het lampje
knipperen. Het akoestische signaal (zoe-
mer) van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) kan permanent worden uitge-
schakeld door het Fiat Servicenetwerk.
<
136
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE-
VALLEN
Het is nodig te weten dat:
❒de krik 1,76 kg weegt;
❒de krik geen afstelwerkzaamheden vereist;
❒de krik niet kan worden gerepareerd: bij
een defect moet de krik door een krik
van hetzelfde type worden vervangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander ge-
reedschap op de krik gemonteerd mag
worden.
Ga voor het verwisselen
van een wiel als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet in gevaar wordt gebracht
en in alle veiligheid het wiel kan worden
verwisseld. Zet de auto zo mogelijk op
een vlakke en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de ach-
teruit in;
❒trek het veiligheidshesje met reflecte-
rende strepen aan (wettelijk verplicht
in bepaalde landen) voordat u de auto
verlaat;
❒open de achterklep en til de bekleding
op of verwijder de Cargobox (indien
aanwezig);
❒draai de blokkeerschroef A-fig. 2los;
❒neem de gereedschaphouder C-fig. 2
uit en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒pak het reservewiel B-fig. 2;
fig. 2F0M0188m
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverd
is of voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het opkrik-
ken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werk-
zaamheden onder de auto. Als de krik
niet juist geplaatst wordt, kan de op-
gekrikte auto van de krik vallen. Op
een sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt.
ATTENTIE!
Door een verkeerde monta-
ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventiel
absoluut niet open. Plaats geen enkel
stuk gereedschap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het reservewiel
en houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
ATTENTIE!
144
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
NOODGE-
VALLEN
❒als een spanning van ten minste 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correc-
te bandenspanning (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem) en rijdt
verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling los en verbind
de koppeling direct met het ventiel van de
band fig. 13; op deze manier wordt de
spuitbus niet met de compressor verbon-
den en wordt de afdichtvloeistof niet in de
band gespoten. PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
❒maak de koppeling A-fig. 14los;
❒draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Aaan op de spuitbus
en plaats de doorzichtige vulbuis Bin
het daarvoor bestemde vak.
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de met de ban-
denreparatieset behandelde band
repareert.
ATTENTIE!
fig. 13F0M0365mfig. 14F0M0206m
175
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof. Gebruik voor het even-
tueel bijvullen vloeistof met
dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAF-
LU
UP-koelvloeistof kan niet worden
gemengd met welke andere koelvloei-
stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag
de motor absoluut niet worden gestart
en moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden ge-
bracht. Draai bij een warme motor de
dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!MOTORKOELVLOEISTOF fig. 5
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en moet tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50% PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTS langzaam via de vulopening A
van het expansiereservoir te gieten tot aan
het MAX-merkteken.
Een mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van −35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UPen 40% ge-
demineraliseerd water.
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk be-
schikt over de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-
tor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
F0M0424m
177
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
LUCHTFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
Het symbool πop het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen
moet absoluut worden vermeden, om-
dat de rubbers in het remsysteem door
deze vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met
gedestilleerd water.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen uit-
sluitend door gekwalificeerd personeel
worden uitgevoerd bij de kilometerstan-
den en op de wijze die beschreven staan
in dit instructieboekje. Het eventueel bij-
vullen mag uitsluitend worden uitgevoerd
door gespecialiseerd personeel van het
Fiat Servicenetwerk.
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “Gepro-
grammeerd Onderhoudsschema” staan
aangegeven.
Voor het onderhoud van de accu dient
u zich strikt te houden aan de aanwijzin-
gen van de fabrikant van de accu.
184
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage die ontstaat bij
een normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven
met kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en klittenbandslui-
tingen, moet echter absoluut worden
vermeden omdat hierdoor grote druk
ontstaat op een bepaalde plek op de
bekleding, waardoor deze plek kan slij-
ten en de bekleding beschadigd wordt. STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Voor een nog betere rei-
niging van de stoffen bekleding raden wij
u aan de borstel vochtig te maken.
Reinig de zittingen met een vochtige spons
en een oplossing van neutrale zeep.Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen van
de interieurdelen van de auto. De
elektrostatische lading die tijdens het
reinigen door het wrijven ontstaat,
kan brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Bewaar nooit spuitbussen in
de auto: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet worden
blootgesteld aan temperaturen boven
50 °C. In de zomer kan de tempera-
tuur in het interieur ver boven deze
waarde oplopen.
ATTENTIE!
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de vloer-
bedekking geen water is blijven staan
(dooiwater van sneeuwresten aan schoe-
nen, lekkende paraplu’s enz.), waardoor
roestvorming op de bodem veroorzaakt
zou kunnen worden.schoonmaakmiddelen zonder oplosmid-
delen worden gebruikt, die geschikt zijn
voor het reinigen van kunststof en die het
visuele effect en de kleur van de compo-
nenten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of
benzine om het glas van het instrumen-
tenpaneel schoon te maken.
LEREN STUURWIEL/POOKKNOP
Reinig deze componenten uitsluitend met
water en neutrale zeep.
Gebruik nooit alcohol of producten op ba-
sis van alcohol.
Voordat u speciale producten gebruikt
voor het reinigen van de interieurdelen,
moet u eerst de aanwijzingen op het eti-
ket van het product lezen en controleren
of het geen alcohol en/of substanties op
basis van alcohol bevat.
Als tijdens het reinigen van de voorruit met
speciaal daarvoor bestemde producten,
per ongeluk druppels op het leer van het
stuurwiel of de pookknop terechtkomen,
moeten deze onmiddellijk worden verwij-
derd en het betreffende gebied met wa-
ter en neutrale zeep worden afgenomen.
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bij
het gebruik van mechanische diefstalbe-
veiligingen op het stuurwiel om beschadi-
ging van de leren bekleding te voorkomen. KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof interi-
eurdelen op de normale manier te reini-
gen met een doek bevochtigd met water
en een neutrale zeep zonder schuurmid-
del. Voor het verwijderen van vet- of
hardnekkige vlekken moeten speciale
207
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENINGArmsteun............................................... 57
Asbak ...................................................... 59
ASR ........................................................ 75
– inschakeling/uitschakeling............. 75
ASR-systeem ........................................ 75
Autoradio ............................................. 79
Bagageruimte ..................................... 65
– noodopening van de achterklep 65
– opening en sluiting van de
achterklep ....................................... 65
– uitbreiding ...................................... 66
Banden
– bandenspanning ............................. 195
– onderhoud ..................................... 179
– standaard ........................................ 194
– verklaring van de codering
op de band ..................................... 192
– vervanging ...................................... 135
Bandenspanning ................................... 194
Bedieningsknoppen ............................ 53
Bekerhouder - blikjeshouder ........... 58
Bescherming van het milieu .............. 89
Bij stilstand ........................................... 113
Bijgeleverde gereedschappen ........... 136Boordinstrumenten ............................ 14
Bougies
– type ................................................. 189
Brandblusser......................................... 59
Brandstof
– brandstofblokkeersysteem ......... 55
– niveaumeter ................................... 15
Brandstofblokkeersysteem................ 55
Brandstofklepje ................................... 89
Brandstofmeter ................................... 15
Brandstofverbruik
– brandstof......................................... 202
– motorolie ....................................... 174
Buitenverlichting ................................. 47
Carrosserie
– codes versies ................................. 188
– onderhoud ..................................... 182
Chassis (nummer) .............................. 186
CO
2-emissies ...................................... 203
Code Card ........................................... 8
Dashboard .......................................... 5
Dashboard en bedieningen ............... 4
Dead lock (systeem) .......................... 61
ABS ...................................................... 72
Aansteker ............................................. 58
ABS-systeem ........................................ 72
Accu
– controle laadstatus ....................... 177
– opladen van de accu .................... 161
– starten met hulpaccu ................... 134
– vervanging ...................................... 177
Achterklep bagageruimte .................. 65
Achterruitsproeier
– bediening ........................................ 50
Achterruitverwarming ............40-45-54
Achterruitwisser
– bediening ........................................ 50
– sproeiers ........................................ 182
– wisserbladen .................................. 181
Achteruitkijkspiegels
– binnen ............................................. 35
– buiten .............................................. 36
Achteruitrijlicht ................................... 150
Afmetingen ........................................... 196
Afstelling stuurwiel ............................. 35
Alarm .................................................... 10
Alarmknipperlichten .......................... 53
A A
L L
F F
A A
B B
E E
T T
I I
S S
C C
H H
R R
E E
G G
I I
S S
T T
E E
R R